Straling en Veiligheid Examen
1
,Hoodfstuk 2 ioniserende straling
1. Wat is straling?
• Straling = overdracht van energie vanuit een bron naar de omgeving.
• Gebeurt zonder medium → kan ook in vacuüm plaatsvinden.
• Altijd een bron nodig → kan niet spontaan ontstaan.
• Energie beweegt van bron naar omgeving, maar er verplaatst zich geen materie.
• Verschil met mechanische trillingen:
o Geluid of echografie hebben een medium nodig (lucht, weefsel …).
o Straling niet → dat maakt ze uniek.
• Twee vormen van energie-overdracht:
o Golven → elektromagnetische straling.
o Deeltjes → deeltjesstraling.
• Cursus-aanvulling:
o Straling is een manier waarop energie zich door de ruimte verspreidt
zonder dat deeltjes verplaatst worden.
o Voorbeelden: zonnestraling, microgolfoven, radiogolven, röntgenfoto.
2. Soorten straling
• Niet-ioniserende straling:
o Onvoldoende energie om elektronen uit atomen te verwijderen.
• Ioniserende straling:
o Heeft voldoende energie om elektronen los te maken (≥10 eV).
2
,3. Elektromagnetisme en EM-spectrum
Elektromagnetisme
• Wisselend elektrisch veld wekt een magnetisch veld op.
• Samen vormen ze een elektromagnetisch veld dat zich kan voortplanten.
• Deze velden houden elkaar in stand zolang de trilling aanhoudt.
• Elektromagnetische golven kunnen zich voortplanten in vacuüm → geen
medium nodig.
• Cursus-aanvulling:
o EM-straling is een trilling van elektrische en magnetische velden
loodrecht op elkaar én op de voortplantingsrichting.
o Voorbeelden: licht, radiogolven, microgolven, röntgen, gamma.
Harmonische trilling
• EM-golf heeft een:
• frequentie (f) = aantal trillingen per seconde (Hz).
• Golflengte (λ) = afstand tussen twee opeenvolgende toppen of dalen.
• Periode (T) = tijd van één trilling → T = 1/f.
• Lichtsnelheid (c) = f × λ ≈ 3×10⁸ m/s (in vacuüm).
• Λ (lambda) = symbool voor golflengte.
• C = snelheid van licht.
• T = tijd voor één trilling.
• Opmerking uit PowerPoint: “Formules niet van buiten kennen.”
• Cursus-aanvulling:
o Begrijpen dat hoe kleiner de golflengte, hoe hoger de energie.
o De kleur van zichtbaar licht hangt ook af van de frequentie (rood = laag,
violet = hoog).
Het elektromagnetisch spectrum
• Naarmate frequentie stijgt, golflengte daalt.
• Vanaf röntgenstraling spreken we van ioniserende straling.
• Niet-ioniserend: radiogolven, microgolven, infrarood, zichtbaar licht.
• Deel ioniserend: UV (vooral harde UV).
• Ioniserend: röntgen (X) en gamma (γ).
• Cursus-aanvulling:
o Grens tussen niet-ioniserend en ioniserend ligt rond 10 eV fotonenergie.
o Ioniserende straling kan atomen ioniseren → maakt elektronen los.
3
, 4. Energie van elektromagnetische straling
• Straling kan beschouwd worden als pakketjes energie (fotonen) →
deeltjeskarakter van EM-straling.
• Energie van een foton:
o E=h×f
o h = Planckconstante = 6,63×10⁻³⁴ J·s
o f = frequentie
• Deeltjes zonder massa, maar met energie.
• Energie per foton
o Frequentie, golflengte
• Aantal fotonen per seconde
o Amplitude = hoe hoog dat de boog op en neer gaat
• Hoe hoger de frequentie, hoe groter de energie.
• Energie-eenheden:
o SI-eenheid: Joule (J).
o Praktisch: Elektronvolt (eV).
o 1 eV = 1,6 × 10⁻¹⁹ J.
o Generatorspanning × elektronlading = maximale fotonenergie.
o Voorbeeld: 70 kV → 70 keV.
o eV wordt gebruikt om energie van fotonen te beschrijven.
• Cursus-aanvulling:
o In medische beeldvorming gebruikt men meestal kilo-elektronvolt (keV)
of mega-elektronvolt (MeV).
o 1 keV = 1000 eV; 1 MeV = 1 000 000 eV.
o Hoe meer energie → hoe groter het vermogen om te ioniseren.
5. Deeltjeskarakter van straling (dia 15–18 + cursus)
Straling als golf of als deeltje?
• Grootheid met lengte: radioantennes, licht.
• Grootheid met frequentie: radiozenders, elektronica.
• Grootheid met energie: radiotherapie.
• Straling kan dus zowel golf- als deeltje-eigenschappen vertonen.
Deeltjesstraling
• Bestaat uit deeltjes met massa en snelheid.
• Energie wordt overgedragen als kinetische energie:
o Ekin = ½ m v²
• Kan atomen:
o Exciteren: elektronen naar hogere energietoestand.
o Ioniseren: elektronen losmaken.
o Opwarmen: energie in thermische vorm afgeven.
• Energie van deeltje hangt af van massa en snelheid.
4
1
,Hoodfstuk 2 ioniserende straling
1. Wat is straling?
• Straling = overdracht van energie vanuit een bron naar de omgeving.
• Gebeurt zonder medium → kan ook in vacuüm plaatsvinden.
• Altijd een bron nodig → kan niet spontaan ontstaan.
• Energie beweegt van bron naar omgeving, maar er verplaatst zich geen materie.
• Verschil met mechanische trillingen:
o Geluid of echografie hebben een medium nodig (lucht, weefsel …).
o Straling niet → dat maakt ze uniek.
• Twee vormen van energie-overdracht:
o Golven → elektromagnetische straling.
o Deeltjes → deeltjesstraling.
• Cursus-aanvulling:
o Straling is een manier waarop energie zich door de ruimte verspreidt
zonder dat deeltjes verplaatst worden.
o Voorbeelden: zonnestraling, microgolfoven, radiogolven, röntgenfoto.
2. Soorten straling
• Niet-ioniserende straling:
o Onvoldoende energie om elektronen uit atomen te verwijderen.
• Ioniserende straling:
o Heeft voldoende energie om elektronen los te maken (≥10 eV).
2
,3. Elektromagnetisme en EM-spectrum
Elektromagnetisme
• Wisselend elektrisch veld wekt een magnetisch veld op.
• Samen vormen ze een elektromagnetisch veld dat zich kan voortplanten.
• Deze velden houden elkaar in stand zolang de trilling aanhoudt.
• Elektromagnetische golven kunnen zich voortplanten in vacuüm → geen
medium nodig.
• Cursus-aanvulling:
o EM-straling is een trilling van elektrische en magnetische velden
loodrecht op elkaar én op de voortplantingsrichting.
o Voorbeelden: licht, radiogolven, microgolven, röntgen, gamma.
Harmonische trilling
• EM-golf heeft een:
• frequentie (f) = aantal trillingen per seconde (Hz).
• Golflengte (λ) = afstand tussen twee opeenvolgende toppen of dalen.
• Periode (T) = tijd van één trilling → T = 1/f.
• Lichtsnelheid (c) = f × λ ≈ 3×10⁸ m/s (in vacuüm).
• Λ (lambda) = symbool voor golflengte.
• C = snelheid van licht.
• T = tijd voor één trilling.
• Opmerking uit PowerPoint: “Formules niet van buiten kennen.”
• Cursus-aanvulling:
o Begrijpen dat hoe kleiner de golflengte, hoe hoger de energie.
o De kleur van zichtbaar licht hangt ook af van de frequentie (rood = laag,
violet = hoog).
Het elektromagnetisch spectrum
• Naarmate frequentie stijgt, golflengte daalt.
• Vanaf röntgenstraling spreken we van ioniserende straling.
• Niet-ioniserend: radiogolven, microgolven, infrarood, zichtbaar licht.
• Deel ioniserend: UV (vooral harde UV).
• Ioniserend: röntgen (X) en gamma (γ).
• Cursus-aanvulling:
o Grens tussen niet-ioniserend en ioniserend ligt rond 10 eV fotonenergie.
o Ioniserende straling kan atomen ioniseren → maakt elektronen los.
3
, 4. Energie van elektromagnetische straling
• Straling kan beschouwd worden als pakketjes energie (fotonen) →
deeltjeskarakter van EM-straling.
• Energie van een foton:
o E=h×f
o h = Planckconstante = 6,63×10⁻³⁴ J·s
o f = frequentie
• Deeltjes zonder massa, maar met energie.
• Energie per foton
o Frequentie, golflengte
• Aantal fotonen per seconde
o Amplitude = hoe hoog dat de boog op en neer gaat
• Hoe hoger de frequentie, hoe groter de energie.
• Energie-eenheden:
o SI-eenheid: Joule (J).
o Praktisch: Elektronvolt (eV).
o 1 eV = 1,6 × 10⁻¹⁹ J.
o Generatorspanning × elektronlading = maximale fotonenergie.
o Voorbeeld: 70 kV → 70 keV.
o eV wordt gebruikt om energie van fotonen te beschrijven.
• Cursus-aanvulling:
o In medische beeldvorming gebruikt men meestal kilo-elektronvolt (keV)
of mega-elektronvolt (MeV).
o 1 keV = 1000 eV; 1 MeV = 1 000 000 eV.
o Hoe meer energie → hoe groter het vermogen om te ioniseren.
5. Deeltjeskarakter van straling (dia 15–18 + cursus)
Straling als golf of als deeltje?
• Grootheid met lengte: radioantennes, licht.
• Grootheid met frequentie: radiozenders, elektronica.
• Grootheid met energie: radiotherapie.
• Straling kan dus zowel golf- als deeltje-eigenschappen vertonen.
Deeltjesstraling
• Bestaat uit deeltjes met massa en snelheid.
• Energie wordt overgedragen als kinetische energie:
o Ekin = ½ m v²
• Kan atomen:
o Exciteren: elektronen naar hogere energietoestand.
o Ioniseren: elektronen losmaken.
o Opwarmen: energie in thermische vorm afgeven.
• Energie van deeltje hangt af van massa en snelheid.
4