Inhoudsopgave
Hoofdstuk 3 Cultuur ..................................................................................................................... 1
Hoofdstuk 5 interculturele theorieën ............................................................................................. 8
Hoofdstuk 5 medische antropologie: over gezondheid, ziekte, leven en dood .................................13
Hoofdstuk 14 migratie en etnische diversiteit ...............................................................................15
Hoofdstuk 4 diagnose, het politieke lichaam en het overgangsritueel van Arnold van Gennep .........18
Hoofdstuk 10 verborgen betekenis in culturele communicatie .......................................................18
Hoofdstuk 2 de basisconcepten van Hall ......................................................................................21
Hoofdstuk 4 diversiteitsensitieve communicatie en het TOPOI-model ...........................................23
Hoofdstuk 4.6 antropologische blik op migratie als transitieproces ...............................................26
Hoofdstuk 9 levenslang leren: een interculturele persoonlijkheid ontwikkelen ...............................28
Hoofdstuk 3 Cultuur
Cultuur: de wijzen van denken, de wijzen van handelen, de symbolen en de materiele
objecten die in combinatie de levenswijze van een volk of groep vormen.
Immateriële cultuur: door de leden van een samenleving ontwikkelde ideeën, denk aan
kunstuitingen en spiritualiteit.
Materiele cultuur: materiele objecten gecreëerd door de leden van een samenleving,
denk aan bankstellen, ritssluitingen en (merk)petjes.
Cultuur en samenleving is verschillend. Cultuur is de manier van leven van mensen. Dit
omvat normen, waarden, gewoonten, tradities en dergelijken van een populatie of
samenleving. De samenleving is het totaal van alle verschillende sociale groepen en hun
interacties. Die sociale groepen hebben iets gemeen maar het zijn bijvoorbeeld niet
alleen maar mensen met een gedeelde etnische achtergrond.
,Cultuurschok: een gevoel van desoriëntatie als we met een onbekende levenswijze
geconfronteerd worden.
Natiestaat: een politieke eenheid met een eigen afgebakend grondgebied.
Samenleving: mensen die in een bepaald gebied leven en een bepaalde cultuur
gemeenschappelijk hebben.
Symbool: een verschijnsel dat een bepaalde betekenis heeft die door mensen met
dezelfde culturele achtergrond herkend wordt. Denk aan het geluid van een fluitje, een
rookworst en wijzen.
Een knipoog kan bijvoorbeeld meerdere betekenissen hebben, bijvoorbeeld
belangstelling tonen, begrip of minachting.
Taal: een systeem van symbolen dat mensen in staat stelt om met elkaar te
communiceren.
In de westerse wereld schrijven mensen van links naar rechts, in het noorden van Afrika
en het westen van Azië van rechts naar links en in het oosten van Azië van boven naar
beneden. De drie belangrijkste wereldtalen zijn Engels, chinees en Spaans.
Cultuuroverdracht: het proces waarmee een generatie cultuurelementen doorgeeft aan
de volgende generatie of aan mensen elders.
Sapir-Whorfthese: houdt in dat mensen de wereld zien en begrijpen door het culturele
perspectief van de taal. Voorbeeld: Nederlands: Er is één woord voor de kleur blauw.
Russisch: Er zijn aparte woorden voor lichtblauw en donkerblauw. Invloed: Russische
sprekers kunnen sneller onderscheid maken tussen deze tinten en zien ze als meer
fundamenteel verschillend.
Waarden: cultureel gedefinieerde standaarden waarmee mensen bepalen wat
wenselijk, goed en mooi is, en die als algemene richtlijnen voor het maatschappelijk
leven fungeren.
Overtuigingen: specifieke uitspraken die mensen als waar aannemen.
Dus waarden zijn abstracte maatstaven voor wat goed is en wat niet, en overtuigingen
zijn zaken die mensen voor waar of nietwaar aannemen. Bijvoorbeeld de mensen in de
westerse wereld delen de waarde ‘gelijke kansen voor iedereen’ en hebben de
overtuiging dat een vrouw premier van een land als Nederland kan zijn.
10 kernwaarden in de westerse wereld:
1. Gelijke kansen
2. Individuele prestaties en persoonlijke successen
3. Materiele welstand
4. Activiteit en werk
, 5. Praktisch en efficiënt zijn
6. Vooruitgang
7. Wetenschap
8. Individuele rechten
9. Vrijheid
10. Superioriteitsgevoelens
Waarden sluiten in veel opzichten bij elkaar aan. Bijvoorbeeld: we hechten waarde aan
activiteit en werk omdat we verwachten dat onze inspanningen ergens toe leiden en
succes opleveren, wat weer de waarde materiele welstand tot gevolg heeft.
Kernwaardes kunnen ook in tegenspraak zijn met een andere kernwaarde. Bijvoorbeeld:
mensen die in gelijke kansen geloven maar tegelijkertijd neerkijken op anderen vanwege
hun sekse of huidskleur.
Belangenconflict: een conflict waarbij twee strijdende partijen er beide belang bij
hebben om eruit te komen, bijvoorbeeld omdat ze elkaar later weer nodig hebben.
Zero sum game: een situatie waarin de winst van de een gelijk is aan het verlies van de
ander.
Waardenconflict: een conflict over diepgewortelde opvattingen, die wegens hun aard
moeilijk met elkaar te verenigen zijn en waarvoor moeilijk een gemeenschappelijke taal
te vinden is. Bijvoorbeeld: vaccinaties, euthanasie of abortus.
Normen: regels en verwachtingen waarmee een samenleving het gedrag van haar leden
reguleert. Ook op sociale media zijn er bepaalde normen binnen groepen gebruikers.
Normen zijn concreter bijvoorbeeld dat je op tijd moet komen voor afspraken.
Mores: normen die we in veel situaties kunnen waarnemen en die een grote morele
betekenis hebben. Bijvoorbeeld dat volwassenen geen seksuele contacten met
kinderen mogen hebben.
Traditionele gebruiken: normen voor routinematige of vluchtige interacties.
Bijvoorbeeld normen met betrekking tot het begroeten van mensen en gepaste kleding.
Hoofdstuk 3 Cultuur ..................................................................................................................... 1
Hoofdstuk 5 interculturele theorieën ............................................................................................. 8
Hoofdstuk 5 medische antropologie: over gezondheid, ziekte, leven en dood .................................13
Hoofdstuk 14 migratie en etnische diversiteit ...............................................................................15
Hoofdstuk 4 diagnose, het politieke lichaam en het overgangsritueel van Arnold van Gennep .........18
Hoofdstuk 10 verborgen betekenis in culturele communicatie .......................................................18
Hoofdstuk 2 de basisconcepten van Hall ......................................................................................21
Hoofdstuk 4 diversiteitsensitieve communicatie en het TOPOI-model ...........................................23
Hoofdstuk 4.6 antropologische blik op migratie als transitieproces ...............................................26
Hoofdstuk 9 levenslang leren: een interculturele persoonlijkheid ontwikkelen ...............................28
Hoofdstuk 3 Cultuur
Cultuur: de wijzen van denken, de wijzen van handelen, de symbolen en de materiele
objecten die in combinatie de levenswijze van een volk of groep vormen.
Immateriële cultuur: door de leden van een samenleving ontwikkelde ideeën, denk aan
kunstuitingen en spiritualiteit.
Materiele cultuur: materiele objecten gecreëerd door de leden van een samenleving,
denk aan bankstellen, ritssluitingen en (merk)petjes.
Cultuur en samenleving is verschillend. Cultuur is de manier van leven van mensen. Dit
omvat normen, waarden, gewoonten, tradities en dergelijken van een populatie of
samenleving. De samenleving is het totaal van alle verschillende sociale groepen en hun
interacties. Die sociale groepen hebben iets gemeen maar het zijn bijvoorbeeld niet
alleen maar mensen met een gedeelde etnische achtergrond.
,Cultuurschok: een gevoel van desoriëntatie als we met een onbekende levenswijze
geconfronteerd worden.
Natiestaat: een politieke eenheid met een eigen afgebakend grondgebied.
Samenleving: mensen die in een bepaald gebied leven en een bepaalde cultuur
gemeenschappelijk hebben.
Symbool: een verschijnsel dat een bepaalde betekenis heeft die door mensen met
dezelfde culturele achtergrond herkend wordt. Denk aan het geluid van een fluitje, een
rookworst en wijzen.
Een knipoog kan bijvoorbeeld meerdere betekenissen hebben, bijvoorbeeld
belangstelling tonen, begrip of minachting.
Taal: een systeem van symbolen dat mensen in staat stelt om met elkaar te
communiceren.
In de westerse wereld schrijven mensen van links naar rechts, in het noorden van Afrika
en het westen van Azië van rechts naar links en in het oosten van Azië van boven naar
beneden. De drie belangrijkste wereldtalen zijn Engels, chinees en Spaans.
Cultuuroverdracht: het proces waarmee een generatie cultuurelementen doorgeeft aan
de volgende generatie of aan mensen elders.
Sapir-Whorfthese: houdt in dat mensen de wereld zien en begrijpen door het culturele
perspectief van de taal. Voorbeeld: Nederlands: Er is één woord voor de kleur blauw.
Russisch: Er zijn aparte woorden voor lichtblauw en donkerblauw. Invloed: Russische
sprekers kunnen sneller onderscheid maken tussen deze tinten en zien ze als meer
fundamenteel verschillend.
Waarden: cultureel gedefinieerde standaarden waarmee mensen bepalen wat
wenselijk, goed en mooi is, en die als algemene richtlijnen voor het maatschappelijk
leven fungeren.
Overtuigingen: specifieke uitspraken die mensen als waar aannemen.
Dus waarden zijn abstracte maatstaven voor wat goed is en wat niet, en overtuigingen
zijn zaken die mensen voor waar of nietwaar aannemen. Bijvoorbeeld de mensen in de
westerse wereld delen de waarde ‘gelijke kansen voor iedereen’ en hebben de
overtuiging dat een vrouw premier van een land als Nederland kan zijn.
10 kernwaarden in de westerse wereld:
1. Gelijke kansen
2. Individuele prestaties en persoonlijke successen
3. Materiele welstand
4. Activiteit en werk
, 5. Praktisch en efficiënt zijn
6. Vooruitgang
7. Wetenschap
8. Individuele rechten
9. Vrijheid
10. Superioriteitsgevoelens
Waarden sluiten in veel opzichten bij elkaar aan. Bijvoorbeeld: we hechten waarde aan
activiteit en werk omdat we verwachten dat onze inspanningen ergens toe leiden en
succes opleveren, wat weer de waarde materiele welstand tot gevolg heeft.
Kernwaardes kunnen ook in tegenspraak zijn met een andere kernwaarde. Bijvoorbeeld:
mensen die in gelijke kansen geloven maar tegelijkertijd neerkijken op anderen vanwege
hun sekse of huidskleur.
Belangenconflict: een conflict waarbij twee strijdende partijen er beide belang bij
hebben om eruit te komen, bijvoorbeeld omdat ze elkaar later weer nodig hebben.
Zero sum game: een situatie waarin de winst van de een gelijk is aan het verlies van de
ander.
Waardenconflict: een conflict over diepgewortelde opvattingen, die wegens hun aard
moeilijk met elkaar te verenigen zijn en waarvoor moeilijk een gemeenschappelijke taal
te vinden is. Bijvoorbeeld: vaccinaties, euthanasie of abortus.
Normen: regels en verwachtingen waarmee een samenleving het gedrag van haar leden
reguleert. Ook op sociale media zijn er bepaalde normen binnen groepen gebruikers.
Normen zijn concreter bijvoorbeeld dat je op tijd moet komen voor afspraken.
Mores: normen die we in veel situaties kunnen waarnemen en die een grote morele
betekenis hebben. Bijvoorbeeld dat volwassenen geen seksuele contacten met
kinderen mogen hebben.
Traditionele gebruiken: normen voor routinematige of vluchtige interacties.
Bijvoorbeeld normen met betrekking tot het begroeten van mensen en gepaste kleding.