Methoden van het wetenschappelijk onderzoek deel 1
1. METHODEN
1.1 DE NIET WETENSCHAPPELIJKE METHODE
1. Vasthoudendheid ( tenacity ) (niet kritisch)
● kennis vergaan omdat het altijd al zo is geweest
● gewoonte of bijgeloof
● cliches bv: ‘ opposite attrackt’
● MAAR: correct niet te onderscheiden van foutief
2. Intuïtie (niet kritisch)
● buikgevoel / ‘juist aanvoelt ‘
● snelle manier vragen beantwoorden
● gebruiken als over geen info beschikt
● oplossen van ethische vraagstukken of morele dilemma's
● MAAR: correct niet te onderscheiden van foutief
3. Methode van autoriteit (niet kritisch)
● accepteren info als waar omdat afkomstig is van experts rond dat ond.
● Gebaseerd op vertrouwen
● Vb: mensen met autoriteit vragen / opzoeken op google
● Snel info krijgen
● MAAR: omslaan in methode van geloof
○ kennis die wordt opgedaan niet in vraag stellen —> gwn vertrouwen
○ levert niet altijd accurate informatie
■ expert kunnen bias hebben
■ subjectieve informatie
4. Methode van het rationalisme ( kritisch)
● antwoord geven door logisch te redeneren ( logica )
● voordelen: als premisse waar is en redeneren logisch = conclusie correct
● !: start pas na de premisse ( feiten die we krijgen = gegevens )
○ niets met premisse doen —> vanuit gaan dat is juist
● valkuilen:
○ permisse =/= correct = conlcusie =/= correct
○ juistheid van het logisch redeneren
● MAAR: alles valt of staat bij de juistheid van het log. redeneren en premissen
5. Empirie ( kritisch)
● kennis verworven door zintuigen
○ observeren, meten, onderzoeken, directe observatie, directe sens erv.
● MAAR
○ waarneming =/= altijd correct —> sensorische ervaring kan misleiden
○ Wat waarnemen is gekleurd door ons zijn →(voorkennis, verwachting,…)
○ Misinterpreteren van sensorische ervaring
○ kost tijd: bij een probleem verschillende oplossingen uitproberen
○ kan gevaarlijk zijn ( paddestoelen giftig )
1
,Methoden van het wetenschappelijk onderzoek deel 1
1.2 DE WETENSCHAPPELIJKE METHODE
● manier kennis te vergaren waarbij er vragen zijn en naar antw wordt gezocht
● wil de beperkingen van individuele methoden te vermijden
● Doel = zo accuraat mogelijke antwoorden bekomen
STAP 1: observatie van gedrag of andere fenomenen
● trekt je aandacht roept vragen op
● vaak informeel, niet gepland, niet sys.
● direct of indirect
● vb: vloeken als pijn ervaren
● inductie → conclusie obv observatie
STAP 2: hypothese vormen
● Identificatie van variabelen die geassocieerd zijn met observatie
● Variabelen:
○ karakteristieken /condities die variëren
■ ( leeftijd, gezondheidstoestand,...)
○ kunnen observaties beïnvloeden
● Vb: geobserveerde relatie tss pijn en vloeken = beïnvloed door andere varia.
○ (acute versus chronische pijn, alleen of in aanwezigheid van anderen)
STAP 3: predicties vormen
● hypothese toepassen op specifieke observeerbare situ
○ kan aanleiding geven tot verschillende predicties
■ elke predictie verwijst naar specif situ
■ predicties moeten toetsbaar zijn → je moet ze kunnen weerleggen
● Predicties vormen obv deductie
○ obv alg stelling bereiken concl. specif voorbeelden
● Inductie en deductie
○ inductie: vertrekken losse voorbeelden tot conclusie
○ deductie: starten van alg stelling tot specif voorbeelden
STAP 4: onderzoek uitvoeren
● meten / observeren —> empirische methode
● doel: niet gebiased test van hypothese
○ door observeren of predicties al dan niet uitkomen
● Los van subjectieve interpretatie en verwachtingen
STAP 5: interpretatie
● hypothese ondersteunen weerleggen of her specifiëren
● Vergelijk observaties met predicties gebaseerd op hypothese
○ terug naar stap 2: hypothesevorming
= circulair proces
2
,Methoden van het wetenschappelijk onderzoek deel 1
3 belangrijke principes wetenschappelijke methoden
1. Empirisch
○ observ= gestructureerd en bieden ondersteuning vd hypothese
○ observ= systematisch→ uitgevoerd in set van condities → vraag beantw.
2. wetenschap is openbaar
○ observ = beschikbaar voor evaluatie van anderen
■ anderen moeten exact stap voor stap proc. kunnen herhalen
= REPLICATIE
■ verzekert verifieerbaarheid van observatie
■ bv: wet tijdschrift, online,...
■ vergt gedetailleerde beschrijving methode
3. wetenschap is objectief
○ Biases mogen geen invloed hebben op resultaten
○ geloof in bep theo —> verwachtingen over resultaat
○ blinde procedures gebruiken —>
wetenschap en pseudowetenschap
● Pseudowetenschap
○ geen empirische evidentie
○ geen toetsbare weerlegbare hypo
○ gebaseerd op subject bewijs
○ blijft onveranderd door jaren
○ niet gegrond in vorig onderzoek
● wetenschap
○ empirische evidentie
○ weerlegbare hypo
○ is veranderlijk
○ is gegrond in vorig onderzoek
3
, Methoden van het wetenschappelijk onderzoek deel 1
1.3 DE EMPIRISCHE CYCLUS
● = de tool die we gebruiken om wet.methode toe te passen = onderzoeksproces
● STAP 1: Interessante vraag ontwikkelen
○ selecteren alg thema
○ Review wet. Literatuur —> info op doen
○ Vertrek van intrinsieke interesse
○ specifieke onderzoeksvraag
○ kennis krijgen over variabelen binnen thema
● STAP 2: vormen hypothese
○ Voorlopig antwoord op onderzoeksvraag
○ = obv onderzoeksvraag
● STAP 3: variabelen
○ Definiëren
○ beslissen hoe meten
○ kan gebaseerd zijn op literatuur
○ eens gedefinieerd = hypo vertalen in predictie(s)
● STAP 4: identificeer participanten
○ Wie / hoe krijg ik ze / waarom die groep / hoeveel ?
○ Ethisch omgaan met participanten
○ na deze stap = onderzoek gecreëerd waarmee je hypothese kan testen
en specificeert welke variabelen je zal defi en meten
● STAP 5: onderzoeksstrategie
○ Alg aanpak om hypothese te evalueren
○ Experiment, survey, case study, …
○ bepaald door
■ type vraag:
● verschillende vragen vergen verschillende strategieën
■ ethiek en andere beperkingen
● vb: beschikbare apparatuur
● STAP 6: onderzoeksdesigns
○ Specifieke methodes en procedures
■ welke condities nodig?
■ Observeer 1 moment of herhalend?
● STAP 7: dataverzameling
○ groep of individu?
○ welke omgeving ?
○ Context en testomgeving
● STAP 8: evalueer data
○ obv statistische methodes
4
1. METHODEN
1.1 DE NIET WETENSCHAPPELIJKE METHODE
1. Vasthoudendheid ( tenacity ) (niet kritisch)
● kennis vergaan omdat het altijd al zo is geweest
● gewoonte of bijgeloof
● cliches bv: ‘ opposite attrackt’
● MAAR: correct niet te onderscheiden van foutief
2. Intuïtie (niet kritisch)
● buikgevoel / ‘juist aanvoelt ‘
● snelle manier vragen beantwoorden
● gebruiken als over geen info beschikt
● oplossen van ethische vraagstukken of morele dilemma's
● MAAR: correct niet te onderscheiden van foutief
3. Methode van autoriteit (niet kritisch)
● accepteren info als waar omdat afkomstig is van experts rond dat ond.
● Gebaseerd op vertrouwen
● Vb: mensen met autoriteit vragen / opzoeken op google
● Snel info krijgen
● MAAR: omslaan in methode van geloof
○ kennis die wordt opgedaan niet in vraag stellen —> gwn vertrouwen
○ levert niet altijd accurate informatie
■ expert kunnen bias hebben
■ subjectieve informatie
4. Methode van het rationalisme ( kritisch)
● antwoord geven door logisch te redeneren ( logica )
● voordelen: als premisse waar is en redeneren logisch = conclusie correct
● !: start pas na de premisse ( feiten die we krijgen = gegevens )
○ niets met premisse doen —> vanuit gaan dat is juist
● valkuilen:
○ permisse =/= correct = conlcusie =/= correct
○ juistheid van het logisch redeneren
● MAAR: alles valt of staat bij de juistheid van het log. redeneren en premissen
5. Empirie ( kritisch)
● kennis verworven door zintuigen
○ observeren, meten, onderzoeken, directe observatie, directe sens erv.
● MAAR
○ waarneming =/= altijd correct —> sensorische ervaring kan misleiden
○ Wat waarnemen is gekleurd door ons zijn →(voorkennis, verwachting,…)
○ Misinterpreteren van sensorische ervaring
○ kost tijd: bij een probleem verschillende oplossingen uitproberen
○ kan gevaarlijk zijn ( paddestoelen giftig )
1
,Methoden van het wetenschappelijk onderzoek deel 1
1.2 DE WETENSCHAPPELIJKE METHODE
● manier kennis te vergaren waarbij er vragen zijn en naar antw wordt gezocht
● wil de beperkingen van individuele methoden te vermijden
● Doel = zo accuraat mogelijke antwoorden bekomen
STAP 1: observatie van gedrag of andere fenomenen
● trekt je aandacht roept vragen op
● vaak informeel, niet gepland, niet sys.
● direct of indirect
● vb: vloeken als pijn ervaren
● inductie → conclusie obv observatie
STAP 2: hypothese vormen
● Identificatie van variabelen die geassocieerd zijn met observatie
● Variabelen:
○ karakteristieken /condities die variëren
■ ( leeftijd, gezondheidstoestand,...)
○ kunnen observaties beïnvloeden
● Vb: geobserveerde relatie tss pijn en vloeken = beïnvloed door andere varia.
○ (acute versus chronische pijn, alleen of in aanwezigheid van anderen)
STAP 3: predicties vormen
● hypothese toepassen op specifieke observeerbare situ
○ kan aanleiding geven tot verschillende predicties
■ elke predictie verwijst naar specif situ
■ predicties moeten toetsbaar zijn → je moet ze kunnen weerleggen
● Predicties vormen obv deductie
○ obv alg stelling bereiken concl. specif voorbeelden
● Inductie en deductie
○ inductie: vertrekken losse voorbeelden tot conclusie
○ deductie: starten van alg stelling tot specif voorbeelden
STAP 4: onderzoek uitvoeren
● meten / observeren —> empirische methode
● doel: niet gebiased test van hypothese
○ door observeren of predicties al dan niet uitkomen
● Los van subjectieve interpretatie en verwachtingen
STAP 5: interpretatie
● hypothese ondersteunen weerleggen of her specifiëren
● Vergelijk observaties met predicties gebaseerd op hypothese
○ terug naar stap 2: hypothesevorming
= circulair proces
2
,Methoden van het wetenschappelijk onderzoek deel 1
3 belangrijke principes wetenschappelijke methoden
1. Empirisch
○ observ= gestructureerd en bieden ondersteuning vd hypothese
○ observ= systematisch→ uitgevoerd in set van condities → vraag beantw.
2. wetenschap is openbaar
○ observ = beschikbaar voor evaluatie van anderen
■ anderen moeten exact stap voor stap proc. kunnen herhalen
= REPLICATIE
■ verzekert verifieerbaarheid van observatie
■ bv: wet tijdschrift, online,...
■ vergt gedetailleerde beschrijving methode
3. wetenschap is objectief
○ Biases mogen geen invloed hebben op resultaten
○ geloof in bep theo —> verwachtingen over resultaat
○ blinde procedures gebruiken —>
wetenschap en pseudowetenschap
● Pseudowetenschap
○ geen empirische evidentie
○ geen toetsbare weerlegbare hypo
○ gebaseerd op subject bewijs
○ blijft onveranderd door jaren
○ niet gegrond in vorig onderzoek
● wetenschap
○ empirische evidentie
○ weerlegbare hypo
○ is veranderlijk
○ is gegrond in vorig onderzoek
3
, Methoden van het wetenschappelijk onderzoek deel 1
1.3 DE EMPIRISCHE CYCLUS
● = de tool die we gebruiken om wet.methode toe te passen = onderzoeksproces
● STAP 1: Interessante vraag ontwikkelen
○ selecteren alg thema
○ Review wet. Literatuur —> info op doen
○ Vertrek van intrinsieke interesse
○ specifieke onderzoeksvraag
○ kennis krijgen over variabelen binnen thema
● STAP 2: vormen hypothese
○ Voorlopig antwoord op onderzoeksvraag
○ = obv onderzoeksvraag
● STAP 3: variabelen
○ Definiëren
○ beslissen hoe meten
○ kan gebaseerd zijn op literatuur
○ eens gedefinieerd = hypo vertalen in predictie(s)
● STAP 4: identificeer participanten
○ Wie / hoe krijg ik ze / waarom die groep / hoeveel ?
○ Ethisch omgaan met participanten
○ na deze stap = onderzoek gecreëerd waarmee je hypothese kan testen
en specificeert welke variabelen je zal defi en meten
● STAP 5: onderzoeksstrategie
○ Alg aanpak om hypothese te evalueren
○ Experiment, survey, case study, …
○ bepaald door
■ type vraag:
● verschillende vragen vergen verschillende strategieën
■ ethiek en andere beperkingen
● vb: beschikbare apparatuur
● STAP 6: onderzoeksdesigns
○ Specifieke methodes en procedures
■ welke condities nodig?
■ Observeer 1 moment of herhalend?
● STAP 7: dataverzameling
○ groep of individu?
○ welke omgeving ?
○ Context en testomgeving
● STAP 8: evalueer data
○ obv statistische methodes
4