Verschil middeleeuwen en renaissance:
Middeleeuwen: vooral gericht op god, geloof en het hiernamaals. De mens is
onderschikt aan de kerk. Veel anonieme kunst/literatuur waarin vaak beschreven wordt
wat goed of fout is (didactisch). Theocentrisch wereldbeeld (God in het middelpunt).
Renaissance (wedergeboorte klassieke cultuur): Vooral gericht op mens zelf en het
aardse leven. Humanisme komt aan bod, houdt in dat mens wordt gezien als zelfstandig
denkend wezen met talenten. Er is veel inspiratie vanuit de klassieke cultuur.
Antropocentrisch wereldbeeld (mens staat centraal). Kunst/literatuur meer gericht op
schoonheid, kennis en realisme.
Kenmerken van de renaissance:
Tijdens de renaissance kwam er weer waardering en inspiratie van de klassieke oudheid
(bijvoorbeeld vorm, thema’s en filosofie). Ook groeide het humanisme, mensen worden
gezien als zelfstandig denkende wezens met talenten. Niet god maar de mens staat
centraal. Ook ontstaat er wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Mensen gaan rationeel
nadenken, en onderzoek doen met observaties en experimenten. Veel mensen
beginnen ook persoonlijke roem belangrijk te vinden en blijven niet langer anoniem. Er is
ook sprake van individualisme, de mens mag zichzelf ontplooien en ontwikkelen.
Kenmerken van de renaissance die specifiek in de literatuur voorkomen:
Ze maken gebruik van realistische personages, met menselijke zwaktes, verlangens,
fouten en emoties. Hierin maken ze ook gebruik van humor en satire om menselijk
gedrag te tonen. Klassieke genres en regels worden ook weer nagevolgd, bijvoorbeeld:
tijd, plaats en handeling in toneel. Een verhaal speelt zich af op één dag, op één plek en
er is een centrale verhaallijn zonder zijpaden. Klassieke komedies (waarin vooral
gelachen wordt om menselijke zwakheid) en tragedies, waarin het meestal slecht
afloopt met de hoofdpersoon uit de klassieke cultuur komen ook weer terug. Het was
ook didactisch (wat is goed/fout), maar wel op een werelds/maatschappelijk niveau. Ze
wilden mensen dus wel iets leren maar niet over god maar over menselijk gedrag in het
dagelijks leven. Bijvoorbeeld dat domheid en ijdelheid wordt bestraft en gierigheid je
belachelijk en ongelukkig maakt.
Klassieke cultuur verwerken:
Kunstenaars en schrijvers gingen tijdens de renaissance opnieuw kijken naar de
klassieke oudheid, ze wilden hun werkwijze imiteren/nadoen (imitatio), overtreffen
(aemulatio) en vernieuwen (translatio). Dit werd vooral toegepast door schrijvers uit de
Gouden eeuw (periode van welvaart) zoals P.C Hooft en Joost van den Vondel.