Biologie samenvatting
Basisstof 1 Het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel bestaat uit:
- Centrale zenuwstelsel
- Zenuwen
Het centrale zenuwstelsel:
- Grote hersenen
- Kleine hersenen
- Hersenstam
- Ruggenmerg
De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen, zoals
ogen en spieren.
Je ziet een stukje sinaasappel liggen. Een prikkel is een invloed uit het milieu op
een organisme. Door invloed van prikkels ontstaan in zintuigcellen impulsen.
Impulsen zijn elektrische signalen die door zenuwen kunnen worden voortgeleid.
Door zenuwen worden de impulsen naar je hersenen geleid. Je hersenen geven
nieuwe impulsen af. Deze impulsen worden door zenuwen naar speekselklieren en
spieren in je arm geleid. Je speekselklieren reageren op de impulsen door
speeksel af te scheiden. Je gaat watertanden. Je armspieren reageren op
impulsen en je spieren trekken daardoor samen. Daardoor pakje een stukje
sinaasappel.
Basisstof 2 Zenuwcellen en zenuwen
Het versturen van impulsen in het zenuwstelsel gaat via zenuwcellen. Elke
zenuwcel is opgebouwd uit een cellichaam en uitlopers. In het cellichaam zit de
celkern. Door uitlopers worden de impulsen voortgeleid. Uitlopers kunnen heel
lang zijn.
Typen zenuwcellen:
- Gevoelszenuwcellen
- Beweginszenuwcellen
- Schakelcellen
, Gevoelszenuwcellen:
- Geleiden impulsen van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel
- Cellichamen liggen vlak bij het centrale zenuwstelsel
- Heeft 1 lange uitloper die impulsen naar het cellichaam toe geleidt
- De andere uitlopers geleiden impulsen van het cellichaam naar het centrale
zenuwstelsel
Bewegingszenuwcel:
- Geleiden impulsen van centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren
- Cellichamen liggen in het centrale zenuwstelsel.
- Heeft 1 lange uitloper die impulsen van het cellichaam af geleidt
Schakelcellen:
- Geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel.
- Verbinden elkaar onderling, maar ook de uitlopers van gevoelszenuwcellen
met de uitlopers van bewegingszenuwcellen.
- Schakelcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel
Impulsen worden via duizenden uitlopers tegelijk voortgeleid. De uitlopers liggen
bij elkaar in een zenuw. Elke uitloper in een zenuw is omgeven door een dun
laagje. Dat laagje isoleert de uitlopers van elkaar. Om een zenuw heen ligt
bindweefsel. Het bindweefsel is een stevige laag die zorgt voor bescherming van
de zenuw.
3 typen zenuwen:
- Gevoelszenuwen
- Bewegingszenuwen
- Gemengde zenuwen
Gevoelszenuwen:
- Alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen
- Voorbeeld: oogzenuw
- Deze zenuw geleid impulsen van zintuigcellen in je ogen naar hersenen
Bewegingszenuw:
- Alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen
Gemengde zenuw:
- Uitlopers van gevoelszenuwcellen en bewegingszenuwcellen
Basisstof 1 Het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel bestaat uit:
- Centrale zenuwstelsel
- Zenuwen
Het centrale zenuwstelsel:
- Grote hersenen
- Kleine hersenen
- Hersenstam
- Ruggenmerg
De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen, zoals
ogen en spieren.
Je ziet een stukje sinaasappel liggen. Een prikkel is een invloed uit het milieu op
een organisme. Door invloed van prikkels ontstaan in zintuigcellen impulsen.
Impulsen zijn elektrische signalen die door zenuwen kunnen worden voortgeleid.
Door zenuwen worden de impulsen naar je hersenen geleid. Je hersenen geven
nieuwe impulsen af. Deze impulsen worden door zenuwen naar speekselklieren en
spieren in je arm geleid. Je speekselklieren reageren op de impulsen door
speeksel af te scheiden. Je gaat watertanden. Je armspieren reageren op
impulsen en je spieren trekken daardoor samen. Daardoor pakje een stukje
sinaasappel.
Basisstof 2 Zenuwcellen en zenuwen
Het versturen van impulsen in het zenuwstelsel gaat via zenuwcellen. Elke
zenuwcel is opgebouwd uit een cellichaam en uitlopers. In het cellichaam zit de
celkern. Door uitlopers worden de impulsen voortgeleid. Uitlopers kunnen heel
lang zijn.
Typen zenuwcellen:
- Gevoelszenuwcellen
- Beweginszenuwcellen
- Schakelcellen
, Gevoelszenuwcellen:
- Geleiden impulsen van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel
- Cellichamen liggen vlak bij het centrale zenuwstelsel
- Heeft 1 lange uitloper die impulsen naar het cellichaam toe geleidt
- De andere uitlopers geleiden impulsen van het cellichaam naar het centrale
zenuwstelsel
Bewegingszenuwcel:
- Geleiden impulsen van centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren
- Cellichamen liggen in het centrale zenuwstelsel.
- Heeft 1 lange uitloper die impulsen van het cellichaam af geleidt
Schakelcellen:
- Geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel.
- Verbinden elkaar onderling, maar ook de uitlopers van gevoelszenuwcellen
met de uitlopers van bewegingszenuwcellen.
- Schakelcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel
Impulsen worden via duizenden uitlopers tegelijk voortgeleid. De uitlopers liggen
bij elkaar in een zenuw. Elke uitloper in een zenuw is omgeven door een dun
laagje. Dat laagje isoleert de uitlopers van elkaar. Om een zenuw heen ligt
bindweefsel. Het bindweefsel is een stevige laag die zorgt voor bescherming van
de zenuw.
3 typen zenuwen:
- Gevoelszenuwen
- Bewegingszenuwen
- Gemengde zenuwen
Gevoelszenuwen:
- Alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen
- Voorbeeld: oogzenuw
- Deze zenuw geleid impulsen van zintuigcellen in je ogen naar hersenen
Bewegingszenuw:
- Alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen
Gemengde zenuw:
- Uitlopers van gevoelszenuwcellen en bewegingszenuwcellen
