Histologie en histopathologie
1
,2
,3
,4
,5
, Circulatiestelsel
ALGEMEEN BOUWPLAN VAN BLOEDVATEN
In het algemeen bouwplan van de bloedvaten herkennen we drie lagen:
1. Tunica intima of intima:
Deze laag wordt voornamelijk gekarakteriseerd door een aaneengesloten laag endotheelcellen. Het
subendotheliale bindweefsel is losmazig en vrij beperkt aanwezig. Soms kunnen er enkele gladde spiercellen in
teruggevonden worden. Bij arteriën wordt de media van de intima gescheiden door de lamina elastica interna. Dit
elastisch membraan ontstaat door versmelting van hoofdzakelijk longitudinaal georiënteerde elastische vezels.
2. Tunica media of media:
Deze laag bestaat uit circulair gerangschikte gladde spiercellen. Tussen deze cellen bevinden zich wisselende
hoeveelheid elastische en collagene vezels, die eveneens circulair lopen. Deze bindweefselvezels worden
geproduceerd door de gladde spiercellen, dus er zullen geen fibroblasten waarneembaar zijn hier.
Op de grens tussen media en adventitia ligt de lamina elastica externa. Dit membraan is meer vezelig en vaak
minder scherp afgelijnd.
3. Tunica adventitia of adventitia:
Dit gebied bevat hoofdzakelijk bindweefsel, met veel longitudinaal gericht collageen en soms enkele gladde
spiervezels, eveneens longitudinaal georiënteerd. Bij grotere vaten vinden we hier vasa vasorum ('vaten van de
(bloed)vaten'), vasa lymphatica vasorum en zenuwen terug.
De adventitia gaat zonder scherpe grens over in het omliggende bindweefsel rond het bloedvat.
• - Deze vaten worden gekarakteriseerd door een hoog gehalte aan elastine in de media.
• - De intima is duidelijk zichtbaar door een dikke subendotheliale laag, bestaande uit longitudinale
bindweefselvezels. Elastische vezels zijn aanwezig in de intima. Aan de luminale kant wordt de intima
bekleed door endotheelcellen die een hoge metabole en synthetische activiteit vertonen.
• - De media bestaat uit een serie concentrische elastische membranen met openingen. Tussen deze
membranen lopen schuine, korte gladde spiercellen die de membranen samenhouden. Bij contractie van
deze spieren wordt de wand minder elastisch. Verder bevinden er zich dunne collagene vezels en een
amorfe tussenstof.
• - De adventitia bevat geen elastische membranen zoals de media, er zijn echter wel veel longitudinaal
verlopende elastische en collagene vezels waartussen kernen van fibroblasten en gladde spieren zichtbaar
zijn. De adventitia vertoont ook vasa vasorum.
6
,MUSCULEUZE ARTERIËN
• - De elastische arteriën gaan over in musculeuze arteriën. Deze worden gekenmerkt door een
toegenomen concentratie gladde spiercellen en een verminderde hoeveelheid elastine.
• - Tegen het lumen van het bloedvat zijn de kernen van de endotheelcellen van de tunica intima duidelijk
zichtbaar. Subendotheliaal bindweefsel is zeer spaarzaam aanwezig. De grens tussen intima en media is
sterk uitgesproken door een lamina elastica interna. Dit membraan heeft meestal een golvend, geplooid
uitzicht.
• - De spierlaag van de media is meestal erg dik (kan tot 40 spiervezels dik zijn). Tussen deze circulaire
spiervezels liggen collagene en onregelmatig verspreide elastische vezels. We vinden geen kernen van BW
cellen terug.
• - De lamina elastica externa vormt een duidelijke grens tussen media en adventitia.
• - De adventitia bestaat voornamelijk uit longitudinale vezels en bundels. Elastische vezels zijn op
doorsnede duidelijk waarneembaar. Let ook op de aanwezigheid van zenuwbundeltjes.
VENEN (Vb: Vena portae en vena hepatica):
• - Over het algemeen is de wand van venen dunner dan die van arteriën van hetzelfde kaliber.
• - De tunica intima bevat endotheelcellen en een dunne laag subendotheliaal bindweefsel. Geen
membrana elastica interna aanwezig, enkel een eerste membraan zichtbaar maar deze is opgebouwd
uit collageen vezels.
• - Ook de media is minder ontwikkeld. Bij de vena porta zien we slechts enkele lagen glad spierweefsel,
collageen en weinig opvallend elastische bindweefselvezels (minder druk op deze bloedvaten). Geen
membrana elastica externa aanwezig.
• - De adventitia vormt het belangrijkste deel van de wand. Deze laag bevat vooral longitudinaal gerichte
collagene vezels. Bij de vena hepatica (vb van een grote vene) treffen we in de adventitia bundels van
gladde spiervezels aan die longitudinaal verlopen. Deze laag bevat ook zenuwbundels en vasa vasorum.
Er is ook meer bloed nog aanwezig bij deze venen (bij de preparaat name), valt op doordat er cellen
aanwezig zijn zonder kern = RBC.
7
,Arteria Femoralis (musculeuze arterie).
De a. femoralis bevindt zich verder weg van het hart en heeft een belangrijke rol in het regelen van de
bloedtoevoer naar de onderste ledematen. Omdat deze arteriën meer betrokken zijn bij de verdeling van bloed
naar specifieke delen van het lichaam, hebben ze een dikkere spierlaag (glad spierweefsel) en zijn ze minder
elastisch, wat kenmerkend is voor musculeuze arteriën.
Preparaat I3/9
Preparaat I4/3
8
,Vena Femoralis (grote vene)
De vena femoralis (dijbeenader) behoort tot de grote venen. Het is een belangrijke vene die bloed uit
het been terugvoert naar het hart. Deze venen zijn groot van formaat en hebben een belangrijke rol in
de veneuze terugkeer van bloed uit de onderste ledematen naar het hart. Grote venen, zoals de vena
femoralis, hebben vaak goed ontwikkelde kleppen die helpen om de bloedstroom richting het hart te
sturen, vooral omdat ze tegen de zwaartekracht in werken in de benen.
Vaak zichtbaar aan de practicumpreparaten door het dicht geklapte lumen. Zoeken naar een vene waar
er geen bloed tegen de wand zit, anders zijn de verschillende lagen niet goed zichtbaar.
Preparaat I3/9
Capillair Kleinste arteriole
Preparaat F2/9
9
, Kleine arteriole Grotere arteriole
Preparaat E12/3
Venen
10
1
,2
,3
,4
,5
, Circulatiestelsel
ALGEMEEN BOUWPLAN VAN BLOEDVATEN
In het algemeen bouwplan van de bloedvaten herkennen we drie lagen:
1. Tunica intima of intima:
Deze laag wordt voornamelijk gekarakteriseerd door een aaneengesloten laag endotheelcellen. Het
subendotheliale bindweefsel is losmazig en vrij beperkt aanwezig. Soms kunnen er enkele gladde spiercellen in
teruggevonden worden. Bij arteriën wordt de media van de intima gescheiden door de lamina elastica interna. Dit
elastisch membraan ontstaat door versmelting van hoofdzakelijk longitudinaal georiënteerde elastische vezels.
2. Tunica media of media:
Deze laag bestaat uit circulair gerangschikte gladde spiercellen. Tussen deze cellen bevinden zich wisselende
hoeveelheid elastische en collagene vezels, die eveneens circulair lopen. Deze bindweefselvezels worden
geproduceerd door de gladde spiercellen, dus er zullen geen fibroblasten waarneembaar zijn hier.
Op de grens tussen media en adventitia ligt de lamina elastica externa. Dit membraan is meer vezelig en vaak
minder scherp afgelijnd.
3. Tunica adventitia of adventitia:
Dit gebied bevat hoofdzakelijk bindweefsel, met veel longitudinaal gericht collageen en soms enkele gladde
spiervezels, eveneens longitudinaal georiënteerd. Bij grotere vaten vinden we hier vasa vasorum ('vaten van de
(bloed)vaten'), vasa lymphatica vasorum en zenuwen terug.
De adventitia gaat zonder scherpe grens over in het omliggende bindweefsel rond het bloedvat.
• - Deze vaten worden gekarakteriseerd door een hoog gehalte aan elastine in de media.
• - De intima is duidelijk zichtbaar door een dikke subendotheliale laag, bestaande uit longitudinale
bindweefselvezels. Elastische vezels zijn aanwezig in de intima. Aan de luminale kant wordt de intima
bekleed door endotheelcellen die een hoge metabole en synthetische activiteit vertonen.
• - De media bestaat uit een serie concentrische elastische membranen met openingen. Tussen deze
membranen lopen schuine, korte gladde spiercellen die de membranen samenhouden. Bij contractie van
deze spieren wordt de wand minder elastisch. Verder bevinden er zich dunne collagene vezels en een
amorfe tussenstof.
• - De adventitia bevat geen elastische membranen zoals de media, er zijn echter wel veel longitudinaal
verlopende elastische en collagene vezels waartussen kernen van fibroblasten en gladde spieren zichtbaar
zijn. De adventitia vertoont ook vasa vasorum.
6
,MUSCULEUZE ARTERIËN
• - De elastische arteriën gaan over in musculeuze arteriën. Deze worden gekenmerkt door een
toegenomen concentratie gladde spiercellen en een verminderde hoeveelheid elastine.
• - Tegen het lumen van het bloedvat zijn de kernen van de endotheelcellen van de tunica intima duidelijk
zichtbaar. Subendotheliaal bindweefsel is zeer spaarzaam aanwezig. De grens tussen intima en media is
sterk uitgesproken door een lamina elastica interna. Dit membraan heeft meestal een golvend, geplooid
uitzicht.
• - De spierlaag van de media is meestal erg dik (kan tot 40 spiervezels dik zijn). Tussen deze circulaire
spiervezels liggen collagene en onregelmatig verspreide elastische vezels. We vinden geen kernen van BW
cellen terug.
• - De lamina elastica externa vormt een duidelijke grens tussen media en adventitia.
• - De adventitia bestaat voornamelijk uit longitudinale vezels en bundels. Elastische vezels zijn op
doorsnede duidelijk waarneembaar. Let ook op de aanwezigheid van zenuwbundeltjes.
VENEN (Vb: Vena portae en vena hepatica):
• - Over het algemeen is de wand van venen dunner dan die van arteriën van hetzelfde kaliber.
• - De tunica intima bevat endotheelcellen en een dunne laag subendotheliaal bindweefsel. Geen
membrana elastica interna aanwezig, enkel een eerste membraan zichtbaar maar deze is opgebouwd
uit collageen vezels.
• - Ook de media is minder ontwikkeld. Bij de vena porta zien we slechts enkele lagen glad spierweefsel,
collageen en weinig opvallend elastische bindweefselvezels (minder druk op deze bloedvaten). Geen
membrana elastica externa aanwezig.
• - De adventitia vormt het belangrijkste deel van de wand. Deze laag bevat vooral longitudinaal gerichte
collagene vezels. Bij de vena hepatica (vb van een grote vene) treffen we in de adventitia bundels van
gladde spiervezels aan die longitudinaal verlopen. Deze laag bevat ook zenuwbundels en vasa vasorum.
Er is ook meer bloed nog aanwezig bij deze venen (bij de preparaat name), valt op doordat er cellen
aanwezig zijn zonder kern = RBC.
7
,Arteria Femoralis (musculeuze arterie).
De a. femoralis bevindt zich verder weg van het hart en heeft een belangrijke rol in het regelen van de
bloedtoevoer naar de onderste ledematen. Omdat deze arteriën meer betrokken zijn bij de verdeling van bloed
naar specifieke delen van het lichaam, hebben ze een dikkere spierlaag (glad spierweefsel) en zijn ze minder
elastisch, wat kenmerkend is voor musculeuze arteriën.
Preparaat I3/9
Preparaat I4/3
8
,Vena Femoralis (grote vene)
De vena femoralis (dijbeenader) behoort tot de grote venen. Het is een belangrijke vene die bloed uit
het been terugvoert naar het hart. Deze venen zijn groot van formaat en hebben een belangrijke rol in
de veneuze terugkeer van bloed uit de onderste ledematen naar het hart. Grote venen, zoals de vena
femoralis, hebben vaak goed ontwikkelde kleppen die helpen om de bloedstroom richting het hart te
sturen, vooral omdat ze tegen de zwaartekracht in werken in de benen.
Vaak zichtbaar aan de practicumpreparaten door het dicht geklapte lumen. Zoeken naar een vene waar
er geen bloed tegen de wand zit, anders zijn de verschillende lagen niet goed zichtbaar.
Preparaat I3/9
Capillair Kleinste arteriole
Preparaat F2/9
9
, Kleine arteriole Grotere arteriole
Preparaat E12/3
Venen
10