§1: Je lichaam en je voedsel
Naar schatting heb je 500-1000 verschillende soorten darmbacteriën in je
darmkanaal: je darmflora. Dit is belangrijk voor een goede vertering, stimuleert de
ontlasting en speelt een rol bij de afweer.
Met je voedsel krijg je nuttige, maar ook schadelijke bacteriën binnen. Nuttige
bacteriën bevorderen je gezondheid, het zijn probiotica. Voedingsmiddelen waarmee
je de groei van deze bacteriën stimuleert heten prebiotica, onverteerbare
plantendelen waar de nuttige bacteriën van leven. Schadelijke bacteriën gaan meestal
dood in je maagzuur. Een goede hygiëne verkleint de kans dat je te veel van deze
micro-organismen (bacteriën) binnenkrijgt.
Verschillende voedingsstoffen zijn:
- Koolhydraten
o Dienen als brandstof, ze leveren energie in de vorm van ATP
o Worden ook gebruikt als bouwstof, bijvoorbeeld als onderdeel van
receptoreiwitten.
o Voedingsvezels: onverteerbare plantaardige koolhydraatmoleculen
Stimuleren van de darmperistaltiek en goede doorstroming
Nemen veel water op zodat ontlasting soep blijft en darminhoud
toeneemt
- Vetten
o Brandstof
o Bouwstof voor membranen en hormonen
o Warmte-isolatie, je lichaam slaat vetten o.a. op onder je huid
- Eiwitten
o Bouwstof voor o.a. spiereiwitten, hemoglobine en antistoffen
o Brandstof. Je lichaam kan ze niet opslaan
- Water
o Bouwstof voor je cellen
o Transportmiddel (bloedplasma)
o Warmtebuffer, het houdt de lichaamswarmte vast
- Mineralen
o Bouwstof
o Spelen een rol bij verschillende processen in je lichaam
o Spoorelementen: mineralen waarvan je maar weinig nodig hebt
- Vitaminen
o Essentiele voedingsstoffen die het lichaam in kleine hoeveelheden
gebruikt (mg)
o Bij een tekort ontstaan gebreksziekten
De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid ADH is hoeveel en welke voedingsstoffen je
per dag nodig hebt. DNA, allelen, je eetritme, je beweging etc. zijn allemaal factoren
die je omvang beïnvloeden.
Een voedingsmiddel bestaat niet alleen uit voedingsstoffen. Er zitten vaak ook nog
conserveringsmiddelen en geur-, kleur- en smaakstoffen vermeld. Het zijn
additieven: stoffen die zijn toegevoegd om het voedingsmiddel aantrekkelijker of
langer houdbaar te maken. Ze hebben een E-nummer. Je lichaam heeft deze meestal
niet nodig en ze kunnen schadelijk zijn. Je ADI is de aanvaardbare dagelijkse inname,
de maximale hoeveelheid om problemen te voorkomen.
, Een voedselallergie is een heftige reactie op een normale voedingsstof. Hun
immuunsysteem reageert heel heftig daarop. Als zijn deze voedingsmiddelen eten,
dan komt in hun lichaam de stof histamine vrij. Slijmvliezen zetten op en bloedvaten
verwijden dan.
§2: Verteringsstelsel
Uit een schepje ontlasting kun je veel informatie halen. Het heeft namelijk een 8.5 m
lange reis van je voedsel door verschillende organen van je verteringsstelsel gemaakt.
De afbraak van moleculen uit het voedsel door enzymen heet vertering.
Verteringsstelsel:
1. Mondholte
Het begint in de mond. Je eet, kauwt en maalt en deze mechanische verkleining
maakt de vertering van het voedsel gemakkelijker. Enzymen uit het speeksel kunnen
namelijk alleen bij de oppervlakte van je voedsel en door kleine stukken te maken
kunnen ze dus bij een groter oppervlakte en kunnen ze de voedingsstoffen beter
bereiken. Er zijn 6 grote speekselklieren (en heel veel kleinere) die samen meer dan
1L speeksel per dag maken. Speeksel bevat onder andere:
- Amylase , het enzym dat zetmeelmoleculen in het brood afbreekt;
- Slijm waardoor je voedselbrokken makkelijker kunt doorslikken;
- Eiwitten met een mondbacterie- en schimmeldodende werking. Lang niet alle
bacteriën gaan dood.
2. Slokdarm
Bij de slikreflex duwt de tong het voedsel naar achteren. De huig sluit de neusholte af
en het strotklepje sluit de luchtpijp. Het voedsel gaat de slokdarm in. De spieren in je
slokdarm duwen de voedselbrokken naar beneden. Dat gebeurt met peristaltische
bewegingen. Bij deze bewegingen trekken lengtespieren vóór de voedselbrok
samen, waardoor er ruimte ontstaat. Daarna trekken kringspieren achter het voedsel
samen. Dit gebeurt totdat het voedsel in de maag komt. In de slokdarm zelf blijft het
voedsel maar korte tijd. De reis door maag, dunne darm, dikke darm en endeldarm
duurt langer: ongeveer een dag.
3. Maag
Het eten komt uit de slokdarm in de maag, aan de bovenkant sluit een kringspier de
maag af zodat het niet terugstroomt in de slokdarm. Aan de onderkant gebeurt de
afsluiting door de kringspier van de maagportier zodat het niet ongehinderd de
twaalfvingerige darm instroomt. Met sterke spieren kneedt de maag de
voedselbrokken en vermengt ze met maagsap, afkomstig uit de talloze
maagsapklieren in de maagwand. Per dag maken deze klieren zo’n 2,5 L maagsap.
Dit bestaat uit 3 klierproducten:
- Zoutzuur (HCL), afgescheiden uit dieper gelegen cellen van de
maagsapklieren. De pH van maagsap is laag, heel zuur (1.5-3.5).
o Laat enzymen opzwellen zodat enzymen er beter bij kunnen.
o Speelt een rol bij het activeren van eiwitsplitsende enzymen
o Speelt een rol bij het doden van veel bacteriën (door de zure omgeving).
- Pepsinogeen. Een inactief pro-enzym, ook gemaakt onder dieper gelegen
cellen van de maagsapklieren.
o Onder invloed van zoutzuur ontstaat hieruit het actieve peptase dat
eiwitten afbreekt tot polypeptiden.
- Slijm, gemaakt door cellen dichtbij de uitgang van de maagsapklieren.