Pathologie van het zenuwstelsel.
Zenuwstelsel=
Een geheel van zenuwcellen die een functie hebben om organen, klieren en spieren
aan te sturen. De arts die dit behandelt noemt men een neuroloog/ neurologie.
Problemen in de functies krijg je afhankelijk op welke plek deze uitvallen.
Je hebt vier soorten:
1. Motorische stoornissen bewegingszenuwcellen opdrachten vanuit de
hersenen naar de klieren en spieren.
2. Sensorische stoornissen gevoelszenuwen opdrachten vanuit de
hersenen naar de klieren en spieren.
3. Stoornissen in de aansturing van de organen.
4. Stoornissen in het bewust zijn (bewusteloos/coma) en psychische functies
(dementie)
Motorische stoornissen
Verlammingen: door een verstoorde werking van de motorische zenuwbanen of
zenuwcellen.
Totale verlamming het gehele lichaamsdeel niet bewegen= paralyse of plegie.
Gedeeltelijke verlamming krachtsvermindering, spier niet meer goed aansturen=
parese
Vaak gebruikt in een combinatie woorden:
Monoplegie of monoparese= verlamming aan 1 lichaamsdeel (mono=1)
Hemiplegie of hemiparese= verlamming aan 1 lichaamshelft (hemi=half) CVA.
Tetraplegie of tetraparese= verlamming aan beide armen en benen (tetra= 4).
Paraplegie of paraparese= verlamming van beide benen (para = beide zijde).
Paralytische verlamming slappe verlamming verlaagde spierspanning (hangt
er slap bij).
Oorzaak beschadiging van een zenuw, of beschadiging van motorische
voorhoorncellen in het ruggenmerg.
Spastische verlamming stijve verlamming verhoogde spierspanning
(verkramping) hypertonie = verhoogde spanning.
Oorzaak in de hersenen of hoog in het ruggenmerg.
Sensorische stoornissen:
Zenuwstelsel=
Een geheel van zenuwcellen die een functie hebben om organen, klieren en spieren
aan te sturen. De arts die dit behandelt noemt men een neuroloog/ neurologie.
Problemen in de functies krijg je afhankelijk op welke plek deze uitvallen.
Je hebt vier soorten:
1. Motorische stoornissen bewegingszenuwcellen opdrachten vanuit de
hersenen naar de klieren en spieren.
2. Sensorische stoornissen gevoelszenuwen opdrachten vanuit de
hersenen naar de klieren en spieren.
3. Stoornissen in de aansturing van de organen.
4. Stoornissen in het bewust zijn (bewusteloos/coma) en psychische functies
(dementie)
Motorische stoornissen
Verlammingen: door een verstoorde werking van de motorische zenuwbanen of
zenuwcellen.
Totale verlamming het gehele lichaamsdeel niet bewegen= paralyse of plegie.
Gedeeltelijke verlamming krachtsvermindering, spier niet meer goed aansturen=
parese
Vaak gebruikt in een combinatie woorden:
Monoplegie of monoparese= verlamming aan 1 lichaamsdeel (mono=1)
Hemiplegie of hemiparese= verlamming aan 1 lichaamshelft (hemi=half) CVA.
Tetraplegie of tetraparese= verlamming aan beide armen en benen (tetra= 4).
Paraplegie of paraparese= verlamming van beide benen (para = beide zijde).
Paralytische verlamming slappe verlamming verlaagde spierspanning (hangt
er slap bij).
Oorzaak beschadiging van een zenuw, of beschadiging van motorische
voorhoorncellen in het ruggenmerg.
Spastische verlamming stijve verlamming verhoogde spierspanning
(verkramping) hypertonie = verhoogde spanning.
Oorzaak in de hersenen of hoog in het ruggenmerg.
Sensorische stoornissen: