De 7 periodes van het courante westerse historisch
referentiekader.
De prehistorie (vanaf eerste mens)
Het oude nabije oosten (Ca. 3300 v.C) ontstaan eerste schrift
Klassieke oudheid (ca. 800v.C) ontstaan van Griekse poleis
Middeleeuwen (476) val West-Romeinse Rijk
Vroeg moderne tijd (1492) de ontdekking van Amerika
Moderne tijd (ca. 1750) begin industrialisatie
Moderne tijd (1789) Franse revolutie
Hedendaagse tijd (1945) einde 2de wereldoorlog
3500 v.C 800 v.C 500 1450 1750 1945 Nu
. . . . .
Oosten
Oude Nabije
Klassieke
Prehistorie
Middeleeuwen
Oudheid
Hedendaagse Tijd
Vroegmoderne
Moderne Tijd
Tijd
1
, Rekenen met eeuwen:
EEUW: 401 – 500 = 5e eeuw
1601 – 1700 = 17e eeuw
JAAR: 1643 = 16 + 1 = 17e eeuw
1200 = 12 + 0 = 12e eeuw
Beperkingen Westerse
periodisering:
Ruimte Eurocentrisch, dus
vooral toepassing West-Europa.
Andere delen van wereld: China,
Afrika,.. vonden andere
gebeurtenissen plaats die daar
veel belangrijker zijn.
Tijd Periode veranderd
symbolisch bij belangrijke veranderingen, maar niet iedereen merkt dat
verschil.
Maatschappelijk domein Meestal is periodisering vanuit politiek-
militaire gebeurtenissen, niet vanuit sociaal, economisch of cultureel
perspectief.
Bv: Industriële revolutie was Ca. 1750, maar de sociale gevolgen waren
veel later.
De principes van periodisering zijn:
• Afbakening op basis van een selectie van kenmerken en van
gebeurtenissen.
• Afbakening met een symbolische begin- en einddatum.
Westerse en niet-westerse periodisering:
Westerse periodisering
In het Westen verdelen we de geschiedenis in 7 periodes
(prehistorie, oude nabije oosten, klassieke oudheid, middeleeuwen,
vroegmoderne tijd, moderne tijd, hedendaagse tijd).
Dit doen we meestal op basis van grote gebeurtenissen, zoals:
o Val van het West-Romeinse Rijk (476) → begin middeleeuwen.
o Val van Constantinopel (1453) of ontdekking van Amerika
(1492) → begin vroegmoderne tijd.
2
, o Franse Revolutie (1789) → begin moderne tijd.
Er worden symbolische data gebruikt (niet altijd exact het moment
waarop alles veranderde).
De nadruk ligt vaak op politiek en economie: bv. rijken die vallen,
nieuwe samenlevingen, industrialisatie.
Chinese periodisering
In China wordt de geschiedenis vooral verdeeld volgens dynastieën
(families die lang regeerden, bv. Qin-dynastie of Ming-dynastie).
Belangrijke kenmerken zijn politieke stabiliteit, cultuur, filosofie
(Confucius), technologie.
Symbolische data: bv. 221 v.Chr. (Qin → eerste eenmaking China).
Hier ligt de nadruk dus op dynastieën en cultuur, minder op
economie of industrie.
Islamitische periodisering
In de islamitische wereld draait de periodisering rond Mohammed en
de kalifaten.
Belangrijk: de Hedjra (622) = begin islamitische jaartelling.
Ook hier gaat het vooral om religieuze en politieke gebeurtenissen,
niet om industrialisatie of moderniteit.
Indiase periodisering
In India kijken ze vaak naar dynastieën (Maurya, Gupta) en religie
(opkomst hindoeïsme, boeddhisme, islam).
Symbolische data: bv. 321 v.Chr. (Maurya-rijk) of 12e eeuw (islam in
India).
Hier dus vooral focus op religie en dynastieën, niet op economische
veranderingen.
Gelijkenissen
Elke cultuur kiest belangrijke gebeurtenissen om een periode te
beginnen of te eindigen (bv. val van een rijk, nieuwe religie).
Er zijn altijd symbolische data die als startpunt dienen (bv. Hedjra in
islam, 1453 in Westen).
Verschillen
Westen: nadruk op politiek en economie (vallen van rijken,
ontdekkingen, industrialisatie).
3
, China en India: nadruk op dynastieën en religie.
Islamitisch: nadruk op religie en politieke machtswissels (kalifaten).
Conclusie: De manier waarop we de geschiedenis indelen, hangt af van
welke gebeurtenissen of kenmerken een cultuur het belangrijkst vindt.
Scharnierpunten:
De Middeleeuwen
1. Val van het West-Romeinse Rijk
Tijd: 476 na Chr.
Ruimte: West-Europa (Rome, Italië)
Domein: Politiek (einde centraal gezag, start feodaliteit)
2. Kerstening van Europa
Tijd: ca. 5e – 10e eeuw
Ruimte: Geheel Europa (vooral West- en Noord-Europa)
Domein: Cultureel / Sociaal (verspreiding christendom, Kerk als
machtsfactor)
3. Karolingische renaissance
Tijd: 8e – 9e eeuw (hoogtepunt onder Karel de Grote, ca. 800)
Ruimte: Het Frankische Rijk (West-Europa)
Domein: Cultureel (onderwijs, kunst, literatuur)
4. Het Grote Schisma
Tijd: 1054
Ruimte: West-Europa (Rome) & Oost-Europa (Constantinopel)
Domein: Cultureel / Religieus (splitsing christendom in katholiek en
orthodox)
5. Kruistochten
Tijd: 1096 – 1271
Ruimte: Europa ↔ Midden-Oosten (Jeruzalem, Levant)
Domein: Politiek / Sociaal / Cultureel (religieuze oorlogen, handel,
contacten)
6. Opkomst van steden en handel
4