Samenvatting Functioneren bij neurologische aandoeningen

NEURALE CONTROLEMECHANISMEN VAN DE GANG
CENTRALE PATROON GENERATOREN

STUREN VAN BEWEGINGEN

Hoe?

 Willekeurige en bewuste bewegingen  corticospinale baan
o Motorische cortex  motorisch signaal  ruggenmerg  perifere zenuwen




DE GANG

Armen + benen cyclisch bewegen

 Gekruiste coördinatie
o 1 arm beweging + 1 been bewegingen
 Linkerbeen + rechter arm
 Rechterbeen + linkerarm


NEURALE CONTROLE GANG
Dieren (kip)  lopen zonder hoofd (= zonder motorische cortex)

 Meer caudale gebieden zenuwstelsel  automatische ritme gang

Dieren

 Neuronale netwerken ruggenmerg  ritmische bewegingen ledematen
o Deze netwerken = centrale patroon generatoren (CPG’S)
 Functie: genereren alternerende activiteit  flexoren en extensoren
ledematen
  zo onbewuste sturing wandelen

, CPG’S

 Output (bewegingen) genereren  zonder sensorische feedback ledematen
o Afferente invloeden  centraal gegenereerde patroon sterk beïnvloeden

 Afferente input lidmaat  switch ene fase gang naar volgende

Afhankelijk sectie  hoe goed dier wandelen

 Meer caudaal = moeilijker wandelen




 Sectie lijn A  kat spontaan wandelen
 Sectie lijn B,C of lager  training nodig of stimulatie bepaalde hersenregio’s (bv.
Hersenstam)

 Hoe meer motorische regio’s hersenstam in connectie staan  CPG’S
o Meer kwaliteitsvol gang patroon

Belangrijkste regio’s  locomotie

 Subthalamische locomotorische regio’s = SMR
 Mecencephalische locomotorische regio = MLR
o Stimulatie bij katten  sterkste effect
 Cerebellaire locomotorische regio = CLR

 Geeft aan
o Mecencephalische en subthalamiche regio’s
 Voor andere soorten locomotie instaan

o SMR  trage verkennende locomotie
o MLR  pure locomotie en initiatie vluchtgedrag