Inhoudsopgave
5.1 Investeringsprojecten en cashflow...............................................................................................2
5.2 Beoordeling op basis van periodewinst........................................................................................3
5.3 Beoordeling op basis van cashflow...............................................................................................3
5.4 Beoordeling op basis van cashflow met inachtneming van tijdvoorkeur......................................3
5.5 Leasing.........................................................................................................................................4
6.3 Liquiditeitsbeheer.........................................................................................................................4
9.1 Ratioanalyse.................................................................................................................................5
9.2 Rentabiliteitskengetallen..............................................................................................................5
9.3 Solvabiliteitskengetallen...............................................................................................................6
9.4 Liquiditeitskengetallen.................................................................................................................7
Hoofdstuk 11. Kostenstructuur..........................................................................................................7
11.1 Vaste en variabele kosten...........................................................................................................7
11.2 Break-evenanalyse.....................................................................................................................8
11.3 De hefboomwerking van de kostenstructuur..............................................................................8
Hoofdstuk 12. Kostencalculaties........................................................................................................9
12.1 Integrale kostprijs en normale bezetting....................................................................................9
12.2 Direct costing..............................................................................................................................9
12.3 Direct costing als grondslag voor beslissingen.........................................................................10
12.4 Economische levensduur en vervanging van duurzame productiemiddelen.............................10
Hoofdstuk 13. Indirecte kosten........................................................................................................11
13.1 Gevaren van onjuiste kostentoerekening.................................................................................11
13.2 Deelcalculatie en equivalentiecijfermethode............................................................................11
13.3 Opslagmethoden......................................................................................................................11
13.4 Kostenplaatsenmethode...........................................................................................................12
13.5 Activity based costing..............................................................................................................12
Hoofdstuk 14. Budgettering en verschillenanalyse..........................................................................12
14.1 Budgettering als beheersingsinstrument..................................................................................12
14.2 Masterbudget...........................................................................................................................13
14.3 Verschillenanalyse....................................................................................................................13
16.1 Balans.......................................................................................................................................14
16.2 Resultatenrekening...................................................................................................................15
1
,5.1 Investeringsprojecten en cashflow
Investeren het vastleggen van vermogen in activa (zowel duurzame als vlottende activa).
Investeringen dienen om de levensvatbaarheid van de onderneming te behouden of te
vergroten. Deze worden verdeeld in:
Vervangingsinvesteringen ( om de productiecapaciteit in stand te houden)
Uitbreidingsinvesteringen ( die de productiecapaciteit vergroten)
Om te kunnen beoordelen of een bepaalde investering in een duurzaam activa zinvol is,
moet ook rekening gehouden worden met alle daar nog bij komende investeringen in ermee
samenhangende activa. Dit gezamenlijk wordt het investeringsproject genoemd.
Cashflow het verschil tussen bruto-ontvangsten uit hoofde van de verkoop van producten
en de uitgaven in verband met de aanschaf en aanwending van productiemiddelen in een
bepaalde periode.
Bij voorkeur moet de cashflow zo snel mogelijk worden ontvangen. Aan een bedrag dat nu
wordt ontvangen, wordt namelijk een hogere waarde toegekend dan aan hetzelfde bedrag
dat pas in een latere periode wordt ontvangen ( tijdvoorkeur). Opportunity costs zijn
bedragen die pas later worden ontvangen, waardoor opbrengsten worden gemist. Als de
rentabiliteit van een investering gelijk is aan de gemiddelde vermogenskostenvoet, levert de
investering precies genoeg op om aan de eisen van de vermogensverschaffers te kunnen
voldoen in vorm van dividend- en interestbetalingen.
Periodewinst = opbrengsten - kosten
Cashflow = periodewinst + afschrijvingen
Bij de start van een investeringsproject is de cashflow anders. De cashflow is hier altijd
negatief.
Cashflow = - investeringen
Ook in het laatste jaar van de investering is er sprake van een andere cashflow. Deze ziet er
als volgt uit:
Cashflow = periodewinst + afschrijvingen + desinvesteringen
Voordat we de cashflows van een project bepalen, moet eerst de periodewinst na
vennootschapsbelasting bepaald worden:
Omzet
Exploitatiekosten
Afschrijvingen
(Totale kosten = exploitatiekosten + afschrijvingen) -
Winst voor belasting +
Vennootschapsbelasting -
Winst na belasting
2
, Nu kunnen de cashflows berekend worden. Dit gaat als volgt:
Winst na belasting
Afschrijvingen +
Investeringen -
Desinvesteringen +
Cashflow
5.2 Beoordeling op basis van periodewinst
Rentabiliteit de verhouding tussen winst en het vermogen dat deze winst heeft verdiend.
Winst
Rentabiliteit =
Gemiddeld geïnvesteerd vermogen
Om de rentabiliteit van de gehele periode te berekenen moeten alle gemiddelde jaarwinsten
relateren aan het gemiddeld gedurende de looptijd geïnvesteerde vermogen.
gemiddelde winst +restwaarde
Gemiddeld geïnvesteerd vermogen=
2
Als je de cashflows weet, kun je eenvoudig de winst berekenen door de afschrijvingen van de
cashflows af te trekken. Een belangrijk bezwaar tegen gebruik van de gemiddelde
boekhoudkundige rentabiliteit als beoordelingscriterium is dat er geen rekening wordt
gehouden met tijdvoorkeur.
5.3 Beoordeling op basis van cashflow
Terugverdienperiode de periode die verstrijkt tot het oorspronkelijke investeringsbedrag
geheel is terugontvangen uit de cashflows na aanvang van het project.
Er kan aangenomen worden dat de cashflows geleidelijk aan gedurende het jaar worden
ontvangen, zo is de terugverdienperiode specifieker.
5.4 Beoordeling op basis van cashflow met inachtneming van
tijdvoorkeur
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen enkelvoudige en samengestelde interest:
Enkelvoudige interest ( interest wordt steeds berekend over het oorspronkelijke
bedrag)
10.000 + 2 x 6% = 10.000 + 2 x 600 = 11.200 euro. In totaal 1.200 euro interest dus.
Samengestelde interest ( interest over de interest van het oorspronkelijke
bedrag)
10.000 + 6% = 10.600
10.600 + 6% = 11.236, dus in totaal 1.236 euro aan interest.
Samengestelde interest kan ook berekend worden als:
eindwaarde = 1000 x (1,054 +1,05 3+1,05 2+1,05 ¿
3
5.1 Investeringsprojecten en cashflow...............................................................................................2
5.2 Beoordeling op basis van periodewinst........................................................................................3
5.3 Beoordeling op basis van cashflow...............................................................................................3
5.4 Beoordeling op basis van cashflow met inachtneming van tijdvoorkeur......................................3
5.5 Leasing.........................................................................................................................................4
6.3 Liquiditeitsbeheer.........................................................................................................................4
9.1 Ratioanalyse.................................................................................................................................5
9.2 Rentabiliteitskengetallen..............................................................................................................5
9.3 Solvabiliteitskengetallen...............................................................................................................6
9.4 Liquiditeitskengetallen.................................................................................................................7
Hoofdstuk 11. Kostenstructuur..........................................................................................................7
11.1 Vaste en variabele kosten...........................................................................................................7
11.2 Break-evenanalyse.....................................................................................................................8
11.3 De hefboomwerking van de kostenstructuur..............................................................................8
Hoofdstuk 12. Kostencalculaties........................................................................................................9
12.1 Integrale kostprijs en normale bezetting....................................................................................9
12.2 Direct costing..............................................................................................................................9
12.3 Direct costing als grondslag voor beslissingen.........................................................................10
12.4 Economische levensduur en vervanging van duurzame productiemiddelen.............................10
Hoofdstuk 13. Indirecte kosten........................................................................................................11
13.1 Gevaren van onjuiste kostentoerekening.................................................................................11
13.2 Deelcalculatie en equivalentiecijfermethode............................................................................11
13.3 Opslagmethoden......................................................................................................................11
13.4 Kostenplaatsenmethode...........................................................................................................12
13.5 Activity based costing..............................................................................................................12
Hoofdstuk 14. Budgettering en verschillenanalyse..........................................................................12
14.1 Budgettering als beheersingsinstrument..................................................................................12
14.2 Masterbudget...........................................................................................................................13
14.3 Verschillenanalyse....................................................................................................................13
16.1 Balans.......................................................................................................................................14
16.2 Resultatenrekening...................................................................................................................15
1
,5.1 Investeringsprojecten en cashflow
Investeren het vastleggen van vermogen in activa (zowel duurzame als vlottende activa).
Investeringen dienen om de levensvatbaarheid van de onderneming te behouden of te
vergroten. Deze worden verdeeld in:
Vervangingsinvesteringen ( om de productiecapaciteit in stand te houden)
Uitbreidingsinvesteringen ( die de productiecapaciteit vergroten)
Om te kunnen beoordelen of een bepaalde investering in een duurzaam activa zinvol is,
moet ook rekening gehouden worden met alle daar nog bij komende investeringen in ermee
samenhangende activa. Dit gezamenlijk wordt het investeringsproject genoemd.
Cashflow het verschil tussen bruto-ontvangsten uit hoofde van de verkoop van producten
en de uitgaven in verband met de aanschaf en aanwending van productiemiddelen in een
bepaalde periode.
Bij voorkeur moet de cashflow zo snel mogelijk worden ontvangen. Aan een bedrag dat nu
wordt ontvangen, wordt namelijk een hogere waarde toegekend dan aan hetzelfde bedrag
dat pas in een latere periode wordt ontvangen ( tijdvoorkeur). Opportunity costs zijn
bedragen die pas later worden ontvangen, waardoor opbrengsten worden gemist. Als de
rentabiliteit van een investering gelijk is aan de gemiddelde vermogenskostenvoet, levert de
investering precies genoeg op om aan de eisen van de vermogensverschaffers te kunnen
voldoen in vorm van dividend- en interestbetalingen.
Periodewinst = opbrengsten - kosten
Cashflow = periodewinst + afschrijvingen
Bij de start van een investeringsproject is de cashflow anders. De cashflow is hier altijd
negatief.
Cashflow = - investeringen
Ook in het laatste jaar van de investering is er sprake van een andere cashflow. Deze ziet er
als volgt uit:
Cashflow = periodewinst + afschrijvingen + desinvesteringen
Voordat we de cashflows van een project bepalen, moet eerst de periodewinst na
vennootschapsbelasting bepaald worden:
Omzet
Exploitatiekosten
Afschrijvingen
(Totale kosten = exploitatiekosten + afschrijvingen) -
Winst voor belasting +
Vennootschapsbelasting -
Winst na belasting
2
, Nu kunnen de cashflows berekend worden. Dit gaat als volgt:
Winst na belasting
Afschrijvingen +
Investeringen -
Desinvesteringen +
Cashflow
5.2 Beoordeling op basis van periodewinst
Rentabiliteit de verhouding tussen winst en het vermogen dat deze winst heeft verdiend.
Winst
Rentabiliteit =
Gemiddeld geïnvesteerd vermogen
Om de rentabiliteit van de gehele periode te berekenen moeten alle gemiddelde jaarwinsten
relateren aan het gemiddeld gedurende de looptijd geïnvesteerde vermogen.
gemiddelde winst +restwaarde
Gemiddeld geïnvesteerd vermogen=
2
Als je de cashflows weet, kun je eenvoudig de winst berekenen door de afschrijvingen van de
cashflows af te trekken. Een belangrijk bezwaar tegen gebruik van de gemiddelde
boekhoudkundige rentabiliteit als beoordelingscriterium is dat er geen rekening wordt
gehouden met tijdvoorkeur.
5.3 Beoordeling op basis van cashflow
Terugverdienperiode de periode die verstrijkt tot het oorspronkelijke investeringsbedrag
geheel is terugontvangen uit de cashflows na aanvang van het project.
Er kan aangenomen worden dat de cashflows geleidelijk aan gedurende het jaar worden
ontvangen, zo is de terugverdienperiode specifieker.
5.4 Beoordeling op basis van cashflow met inachtneming van
tijdvoorkeur
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen enkelvoudige en samengestelde interest:
Enkelvoudige interest ( interest wordt steeds berekend over het oorspronkelijke
bedrag)
10.000 + 2 x 6% = 10.000 + 2 x 600 = 11.200 euro. In totaal 1.200 euro interest dus.
Samengestelde interest ( interest over de interest van het oorspronkelijke
bedrag)
10.000 + 6% = 10.600
10.600 + 6% = 11.236, dus in totaal 1.236 euro aan interest.
Samengestelde interest kan ook berekend worden als:
eindwaarde = 1000 x (1,054 +1,05 3+1,05 2+1,05 ¿
3