7.1 Ontstaan van de mens
Creationisme= Het geloof in een natuurlijke schepper (god).
Evolutie= De ontwikkeling van het leven door veranderingen en het ontstaan van nieuwe soorten
Cuvier, grondlegger van paleontogie= Wetenschap die fossielen bestudeert.
Fossielen= Restanten van vroeger levende organismen.
Fossielen kwamen niet overeen met scheppingsverhaal, dus bedacht hij de catastrofetheorie
Catstrofetheorie= Door een grote natuurramp waren alle levende organismen in dat gebied gestorven.
De Lamarck, Franse natuuronderzoeken/patheoloog.
Evolutietheorie= Verklaarde hoe soorten veranderden + nieuwe ontstaan.
Organismen geeft aanpassingen aan omgeving die hij ontwikkelt door aan nakomeling.
Charles Darwin, Engelse natuuronderzoeker (Alfred Russel Wallace)
‘The struggle for life’= De strijd die organismen dagelijks voeren om te blijven leven.
Selectieruk= Invloed die omgeving uitoefent op overlevingskansen van individuen
‘The survival of the fittest’= Indivuduen beter aangepast omgeving leven langer + meer nakomelingen.
Mendel erfelijkheidswetten/ontdekking DNA/Mutaties
geeft moleculaire onderbouwing variatie erfelijke eigenschappen ontstaat, Neodarwintische theorie
Theorieën over de evolutie van de mens:
- Informatie door vergelijken van schedels eerste mens (hersenvolume/leefwijze/voedsel).
- Door fossiele vondsten, wisten we over gereedschappen.
- Later bipedie, lopen op 2 benen, om te jagen/voedsel vast houden/verder kijken/minder energie.
Out Africa Hypothese= De moderne mens ontstond 200 000 jaar geleden in Afrika.
- Wel nog steeds onduidelijk hoe we zijn gekoloniseerd.
- Wetenschappers vergeleken DNA verschillende bevolkingsgroepen + leidde migratiepatronen af.
- Mensen worden ingedeeld in haplogroepen= Groepen met overeenkomst in haplotype.
- Via DNA op Y-chromosoom leiden ze herkomst van gemeenschappelijk mannelijk voorouder af.
o Ook wel de Y-chromosomale Adam
- Via DNA op mitochondriën leiden ze herkomst van gemeenschappelijk vrouwelijk voorouder af.
o Ook wel mitochondriale Eva
o Door bepalen hoeveel mutaties er zijn geweest via migratiepatroon kwam Eva uit Afrika.
o Via rekenen met mutatie snelheid weten we dat dat ongeveer 200 000 jaar geleden was.
, 7.2 Het ontstaan van nieuwe soorten
Variatie in eigenschappen is een belangrijke voorwaarde bij natuurlijke selectie.
Selectiedruk veranderd Eigenschappen eerst gunstig nemen af + andere eigenschappen nu voordeel.
Door mutaties in DNA + recombinatie erfelijk materiaal door voortplanting variatie in eigenschapen.
Co-evolutie= Evolutie waarbij soorten zich aan elkaar aanpassen en gezamenlijk evolueren.
Populatiesamenstelling soort 1 wijzigt selectiedruk soort 2 wat weer selectiedruk oplevert voor soort 1.
Gesplitste populaties ontstaan door:
Allopathrische soortvorming= Evolutie van nieuwe soorten door splitsen van populatie door barrière.
Bij opheffen barrière kunnen eigenschappen verschillend zijn individuen herkennen elkaar niet meer
als soortgenoten + kunnen geen vruchtbare nakomelingen meer krijgen.
Sympatrische soortvorming= Evolutie van nieuwe soorten doordat individuen binnen hetzelfde
gebied zich uitsluitend voortplanten binnen een kleine deelgroep.
Seksuele selectie= Selectie die plaatsvindt bij het uitkiezen/selecteren van een sekspartner binnen de
eigen soort. Selectie heeft daardoor invloed op de allelenmix van nakomelingen.
Domesticeren= Mensen kweken in het wild gegroeide planten + fokken wilde dieren om een nuttige
functie te vervullen.
Klassieke veredeling= Het creëren van nieuwe ecosystemen. Door te fokken en een selectie van
gunstige eigenschappen te doen.
Kunstmatige selectie= Selectie waarbij mensen een rol spelen.
Natuurlijke selectie= Selectie die plaatsvind door invloed van biotische/abiotische factoren.