Hoofdstuk 1 Jagers en boeren
Paragraaf 1: De agrarische revolutie
Tussen 9000 en 6000 v. chr. Ontstonden in het Midden-Oosten landbouwsamenlevingen, rond de
halve maan. Rond 7000 v. chr. Verspreidde de landbouw zich naar Noord-Afrika en rond 6000 v. chr.
Naar Europa.
De eerste mensen
Tot de opkomst van de landbouw waren mensen jagers en verzamelaars. Rond 140.000 v. chr.
Ontstond in Afrika de homo sapiens. Rond 40.000 v. chr. Kwam hij naar Europa. Op dat moment was
er een ijstijd, Europa bestond grote deels uit steppen.
Een nomadisch bestaan
Jagers en verzamelaars waren nomaden = trokken verder als er niet genoeg voedsel meer was. De
sociale verschillen waren niet groot. De groepen dreven onderling handel, door dingen te ruilen. De
homo sapiens maakten meer specialiseert gereedschap en lieten zelfs tekeningen achter, de makers
van de tekeningen leefden in de prehistorie, want ze kenden het schrift nog niet.
De eerste boeren
rond 12.000 v. chr. Begon de landbouw in het Midden-Oosten, de ijstijd stopte -> meer regen en
vruchtbaar gebied. Klimaatverandering speelde ook een rol, want er groeide minder voedsel, maar
men was nu gewend om in een nederzetting te wonen, daarom gingen ze zelf produceren. Volgens
een andere theorie was het juist de bevolkingsgroei die de natuur uitputte.
Een wereldwijd verschijnsel
Behalve in het Midden-Oosten vormden dorpen zich pas vele jaren later dan de landbouw was
begonnen. Blijkbaar trokken de meeste jagers en verzamelaars weer weg naar de oogst.
Een nieuwe leefwijze
De uitvinding van de landbouw zorgde ervoor dat mensen op dezelfde plek bleven, dit was zo
ingrijpende dat we het de agrarische revolutie noemen. Mensen zetten dieren naar hun hand, bossen
werden akkers en er verschenen dorpen.
De revolutie had belangrijke gevolgen:
- Er ontstond een snelle bevolkingsgroei , door genoeg voedsel
- Het sedentaire bestaan bevorderde de veeteelt (7500 v. chr.)
- De nieuwe levenswijze stimuleerde uitvindingen en nieuwe technieken.
Het neolithicum (‘nieuwe steentijd’) dankt zijn naam aan de nieuwe stenen gereedschappen. Toen
werden er metalen gebruikt. Vanaf 3000 v. chr. Was de bronstijd in het Midden-Oosten. Vanaf 1200
v. chr. begon de ijzertijd.
Voorruitgang?
Er waren veel nadelen: ondervoeding, infectieziekten en misvorming (door zware arbeid). De
achteruitgang van gezondheid had verschillende oorzaken:
- Ten eerste, verbouwden de boeren vaak maar 1 soort gewas -> eenzijdig voedsel
- Als de oogst mislukte, was er hongersnood
- het volk leefde dicht op elkaar en ook met dieren -> meer infecties
Er kwam ook meer sociale ongelijkheid, want sommige boeren werden succesvoller -> kregen meer
rijkdom, macht en hiërarchie.
,Paragraaf 2: het ontstaan van steden
Vruchtbare grond
Het ontstaan van steden in Mesopotamië heeft te maken met de overstromingen van de Tigris en de
Eufraat -> vruchtbare grond. Maar door de droogte moesten de boeren irrigeren. Maar ze maakten
ook dijken voor de overstromingen. Door goede oogsten groeide de bevolking.
Arbeidsverdeling en hiërarchie
Er ontstond een stedelijke gemeenschap. Doordat er genoeg voedsel was, ontstonden er andere
beroepen -> er kwam handelswaar -> het (welvarende) beroep koopman ontstond. Ook kwamen er
priesters met veel aanzien. Er ontstond dus niet alleen een arbeidsverdeling, maar ook een hiërarchie
= verschillende sociale lagen, die verschilden in macht en rijkdom. De Soemerische stadbestuurders
moesten de orde handhaven en de irrigatie onderhouden, later werden er koningen gekroond en
werd de positie erfelijk. Koningen stuurden ambtenaars aan tijdens bijv. administratie en wetten
opstellen.
Steden buiten Soemerië
Later ontstonden er ook steden in Egypte, bij de Nijl. Tussen 2700 en 300 v. chr. Verschenen ook in
andere gebieden in de wereld stedelijke gemeenschappen.
De ontwikkeling van het schrift
Rond 3300 v. chr. Werd in Soemerië het schrift ontdekt. Dat ging hand in hand met het ontstaan van
steden, want het besturen daarvan is moeilijk als je niets kan noteren. Koningen gebruikte het bijv.
om loon bij te houden en priesters gebruikten het om de complexe administratie van de steeds
machtigere geworden tempels, die bestonden uit veel land en personeel.
Symbolen als geheugensteuntjes
Vanaf 8000 v. chr. Gebruikten de agrarische gemeenschappen kleine voorwerpen van klei om dingen
te noteren. De Soemeriërs maakten veel gebruik van rebussen: een pictogram met bepaalde
betekenis gebruikten ze ook voor een woord dat dezelfde klank had, maar een andere betekenis. De
weergave van klanken was een enorme vooruitgang -> de taal kon werpen uitgesproken!
Abstracte tekens
Geleidelijk werden de tekeningen abstracter. Ze leken op spijkers -> spijkerschrift. De Soemeriërs
verlieten als eerste de prehistorie. Rond 3100 v. chr. Volgden de Egyptenaren.
Nieuwe vormen van schriftgebruik
Rond 2600 v. chr. Was het spijkerschrift in Soemerië zo goed ontwikkeld dat het voor steeds meer
dingen werd gebruikt (brieven, verslagen etc.). ook werd de eerste literatuur geschreven, lofteksten
voor de geliefde koningen en religieuze schriften over de goden. Rond 1500 v. chr. Ontwikkelden de
Feniciërs een makkelijk klankschrift. Pas rond 50 v. chr. Kwam het schrift naar Nederland door de
Romeinen. Door het schrift konden mensen, gevoelens en kennis makkelijker uiten en overdragen
dan mondeling: het schrift is essentieel van de ontwikkeling van de menselijke cultuur.
Paragraaf 3: Machtige rijken in het Midden-Oosten
Een gebied met een centraal bestuur
Een staat is een afgebakend gebied met een centraal bestuur en een rechtssysteem, in Egypte was de
farao de hoogste macht, rechtsregels waren op hem gebaseerd, want hij was ‘’god’’ en wist alles.
Lokale ambtenaren leidden rechtbanken in hun regio’s . zij konden zelf beslissingen nemen, maar
moord ofzo moest worden voorgelegd aan de farao. In de staat was een geweldsmonopolie voor de
overheid: alleen zij mochten geweld gebruiken, arresteren etc. Farao’s verdedigden ook de grenzen,
,in paleizen stonden vaak afbeeldingen met farao’s die de vijanden moeiteloos versloegen, vaak was
dit in werkelijkheid niet zo, maar het liet wel zien dat ze zich bewust waren van hun
verantwoordelijkheid en kwetsbaarheid -> wilden aan de bevolking laten zien dat ze het rijk goed
konden beschermen.
De rol van ambtenaar
Ambtenaren moesten de landbouw helpen organiseren. Na elke overstroming van de Nijl meten ze
opnieuw de akkers en verdeelden ze opnieuw onder de boeren, ze hielden de irrigatie bij en wat de
boer aan oogst aan de farao gaf. Daarvan werden de ambtenaren ook betaald. De ambtenaren waren
belangrijk voor de farao, dus ze konden hem ook manipuleren.
Staten in Mesopotamië
In Mesopotamië ontstond de 1e staat pas 1000 jaar na Egypte. Rond 2000 v. chr. Veroverde de koning
van Babylon steeds meer steden en stichtte het Babylonische Rijk, dat bijna heel Mesopotamië
besloeg. Mesopotamië was moeilijker te verdedigen dan Egypte, doordat de overgang van
landbouwgrond naar woestijngrond minder abrupt was.
De farao en andere goden
Ramses de 2e heeft extravagante bouwwerken geplaatst. Hij werd beschouwd als de zoon van
zonnegod Re.
Polytheïsme
Polytheïsme is het vereren van meerdere goden. Ze verklaarden de dood, het leven en
natuurverschijnselen.
Leven na de dood
Het leven na de dood was belangrijk voor de Egyptenaren. God Osiris zou beoordelen of je goed
genoeg had geleefd en naar het hiernamaals mocht. De piramides maakten het makkelijker voor de
farao’s om ‘’op te stijgen’’, als dat goed ging was hun goddelijke status verzekerd.
Een goddelijke orde
De farao moest de Maät handhaven: de kosmische orde, stabiliteit en harmonie van de samenleving.
Onder de Maät vielen de zonsopgang en ondergang en het overstromen van de Nijl. Ook de
gerechtigheid en waarheid -> zonder de Maät zou de wereld in chaos storten. De farao moest goed
regeren en de goden tevreden stemmen, zodat de Maät er altijd was. Priesters deden dat ook in zijn
naam. De farao leek oppermachtig qua algehele orde -> hoge positie. Het priesterschap en de hele
economie stond onder toezicht van ambtenaren. Anders dan in Mesopotamië ontstonden er dus
geen handelssteden en handelaren. In Egypte ontstonden steden rond administratieve centra en
tempelcomplexen. De tempels waren belangrijk in de samenleving en kregen van de farao dus grote
landerijen voor het verbouwen van offers.
Verschillen tussen Egypte
Ook in Mesopotamië doordrong religie het hele leven. Ook daar waren opperpriesters (niet als god
gezien) zouden door de goden uitverkoren zijn. Anu = god van de hemel, Enlil = god van de wind, Enki
= god van het water. In Mesopotamië dachten ze somber over het lezen na de dood -> iedereen zou
naar de grijze onderwereld gaan -> je kon maar beter genieten van het leven. Daarom bouwden de
Mesopotamiërs ook geen gigantische graftombes. Koningen en priesters lieten wel tempeltorens en
ziggoerats (centrum van de stad bestaand uit terrassen en een tempel) bouwen. Dat Mesopotamiërs
minder hebben gebouwd kan komen door de schaarste aan harde stenen en het gebrek aan
centralisatie qua bestuur.
, Hoofdstuk 2 De klassieke oudheid
Paragraaf 1: De Griekse democratie
De beslissingen in Athene werden genomen door een volksvergadering. Dit kan je ook democratie
noemen. In Athene was een directe democratie = mannen mochten rechtstreeks meebeslissen. Een
voorwaarde van een directe democratie is dat er niet te veel burgers zijn, dit kon in Griekenland
omdat het was verdeeld in stadstaten/poleis. Alleen vrije mannen die uit de stadstaat afkomstig
waren mochten stemmen, ze bezaten het burgerrecht.
Deze onderlinge gelijkheid was voor de Atheners erg belangrijk. Ze wilden de polis beschermen tegen
een aristocratie (geregeerd door adel) en een tiran. Door oorlogsvoering waren burgers steeds
belangrijker geworden, bij belangrijke beslissingen over bijv. oorlog en vrede hadden ze nu invloed
gekregen. Om te zorgen dat iedereen gelijk bleef, was de democratie in Athene zo ingericht dat niet
één persoon alle macht kon nemen. De volksvergadering koos elk jaar een stadsbestuur (de raad van
500). Het dagelijkse bestuur bestond uit 50 leden daarvan, maar die mochten niet langer dan een
maand aanblijven. Het dagelijkse bestuur had elke dag een andere voorzitter. De Atheense
rechtspraak was in handen van een volksjury, wiens leden door het lot werden aangewezen. Het
leger werd door 10 generaals/strategen geleid, die ook elk jaar opnieuw werden gekozen door de
volksvergadering. De volksvergadering kon ook een schervengericht houden, ze schreven dan op
potscherven wie zij vonden dat te veel macht had. De ‘’winnaar’’ werd verbannen. Dit wegstemmen
heet ostracisme.
Op de democratie in Athene was ook kritiek zeker na de slechte afloop van de Siciliaanse expeditie.
Sommigen vroegen zich af of de democratie wel een goed bestuurssysteem was. Filosofen
onderzochten allerlei aspecten van het bestaan. Er zijn 3 ‘’hoofdvragen’’: Hoe zitten de natuur en het
heelal in elkaar (natuurfilosofie)? Wat is goed gedrag en hoe kan een mensen dat leren (ethiek)? Hoe
moet een polis worden bestuurd (politiek)? Soms wordt de Griekse filosofie wel beschouwd als het
begin van de wetenschap. Dat is niet helemaal terecht, want deze filosofen bouwden voort op kennis
die eerder was ontwikkeld in Mesopotamië en Egypte.
In de 5e eeuw v. chr. Gingen Griekse filosofen ook nadenken over hoe mensen goed konden leven. 1
van de belangrijkste filosofen uit die tijd was Socrates (ik weet niets, behalve dat ik niets weet). Hij
ergerde zich aan mensen die beweerden dat ze iets wisten, hij stelde hen strenge vragen en zo
ontkenden ze wat ze hadden geleerd. Hij kreeg uiteindelijk de gifbeker, omdat hij met kritiek op de
goden jongeren zou hebben bedorven. Misschien speelde zijn kritiek op de democratie ook mee.
Filosofen dachten ook na over hoe je een polis zou moeten besturen. Op het idee van een
democratie in Athene kwam veel kritiek. Kun je niet beter de beste en wijste mensen kiezen om een
polis te besturen? Is het misschien beter als 1 rechtvaardig persoon de machtig heeft? Of moet een
bestuur met wijze mensen hebben die alle belangen goed afwegen. Plato dacht dat laatste. Volgens
Plato namen de politici alleen beslissingen waarmee ze het de burgers naar hun zin maakten. Burgers
lieten zich ook vaak misleiden door handige sprekers. Ook waren de burgers wispelturig en de
meerderheid had niet altijd gelijk.
Ook Aristoteles was kritisch op de democratie. Hij vond dat alle bestuursvormen een eigen gevaar
hadden. Hij wilde liever een mengsel van bestuursvormen. Hij vond dat kennis belangrijk was, maar
anders dan Plato richtte hij zich vooral op het opschrijven en verzamelen van kennis op bijna elk
gebied (dat onderscheidde hem van eerdere filosofen).
Paragraaf 1: De agrarische revolutie
Tussen 9000 en 6000 v. chr. Ontstonden in het Midden-Oosten landbouwsamenlevingen, rond de
halve maan. Rond 7000 v. chr. Verspreidde de landbouw zich naar Noord-Afrika en rond 6000 v. chr.
Naar Europa.
De eerste mensen
Tot de opkomst van de landbouw waren mensen jagers en verzamelaars. Rond 140.000 v. chr.
Ontstond in Afrika de homo sapiens. Rond 40.000 v. chr. Kwam hij naar Europa. Op dat moment was
er een ijstijd, Europa bestond grote deels uit steppen.
Een nomadisch bestaan
Jagers en verzamelaars waren nomaden = trokken verder als er niet genoeg voedsel meer was. De
sociale verschillen waren niet groot. De groepen dreven onderling handel, door dingen te ruilen. De
homo sapiens maakten meer specialiseert gereedschap en lieten zelfs tekeningen achter, de makers
van de tekeningen leefden in de prehistorie, want ze kenden het schrift nog niet.
De eerste boeren
rond 12.000 v. chr. Begon de landbouw in het Midden-Oosten, de ijstijd stopte -> meer regen en
vruchtbaar gebied. Klimaatverandering speelde ook een rol, want er groeide minder voedsel, maar
men was nu gewend om in een nederzetting te wonen, daarom gingen ze zelf produceren. Volgens
een andere theorie was het juist de bevolkingsgroei die de natuur uitputte.
Een wereldwijd verschijnsel
Behalve in het Midden-Oosten vormden dorpen zich pas vele jaren later dan de landbouw was
begonnen. Blijkbaar trokken de meeste jagers en verzamelaars weer weg naar de oogst.
Een nieuwe leefwijze
De uitvinding van de landbouw zorgde ervoor dat mensen op dezelfde plek bleven, dit was zo
ingrijpende dat we het de agrarische revolutie noemen. Mensen zetten dieren naar hun hand, bossen
werden akkers en er verschenen dorpen.
De revolutie had belangrijke gevolgen:
- Er ontstond een snelle bevolkingsgroei , door genoeg voedsel
- Het sedentaire bestaan bevorderde de veeteelt (7500 v. chr.)
- De nieuwe levenswijze stimuleerde uitvindingen en nieuwe technieken.
Het neolithicum (‘nieuwe steentijd’) dankt zijn naam aan de nieuwe stenen gereedschappen. Toen
werden er metalen gebruikt. Vanaf 3000 v. chr. Was de bronstijd in het Midden-Oosten. Vanaf 1200
v. chr. begon de ijzertijd.
Voorruitgang?
Er waren veel nadelen: ondervoeding, infectieziekten en misvorming (door zware arbeid). De
achteruitgang van gezondheid had verschillende oorzaken:
- Ten eerste, verbouwden de boeren vaak maar 1 soort gewas -> eenzijdig voedsel
- Als de oogst mislukte, was er hongersnood
- het volk leefde dicht op elkaar en ook met dieren -> meer infecties
Er kwam ook meer sociale ongelijkheid, want sommige boeren werden succesvoller -> kregen meer
rijkdom, macht en hiërarchie.
,Paragraaf 2: het ontstaan van steden
Vruchtbare grond
Het ontstaan van steden in Mesopotamië heeft te maken met de overstromingen van de Tigris en de
Eufraat -> vruchtbare grond. Maar door de droogte moesten de boeren irrigeren. Maar ze maakten
ook dijken voor de overstromingen. Door goede oogsten groeide de bevolking.
Arbeidsverdeling en hiërarchie
Er ontstond een stedelijke gemeenschap. Doordat er genoeg voedsel was, ontstonden er andere
beroepen -> er kwam handelswaar -> het (welvarende) beroep koopman ontstond. Ook kwamen er
priesters met veel aanzien. Er ontstond dus niet alleen een arbeidsverdeling, maar ook een hiërarchie
= verschillende sociale lagen, die verschilden in macht en rijkdom. De Soemerische stadbestuurders
moesten de orde handhaven en de irrigatie onderhouden, later werden er koningen gekroond en
werd de positie erfelijk. Koningen stuurden ambtenaars aan tijdens bijv. administratie en wetten
opstellen.
Steden buiten Soemerië
Later ontstonden er ook steden in Egypte, bij de Nijl. Tussen 2700 en 300 v. chr. Verschenen ook in
andere gebieden in de wereld stedelijke gemeenschappen.
De ontwikkeling van het schrift
Rond 3300 v. chr. Werd in Soemerië het schrift ontdekt. Dat ging hand in hand met het ontstaan van
steden, want het besturen daarvan is moeilijk als je niets kan noteren. Koningen gebruikte het bijv.
om loon bij te houden en priesters gebruikten het om de complexe administratie van de steeds
machtigere geworden tempels, die bestonden uit veel land en personeel.
Symbolen als geheugensteuntjes
Vanaf 8000 v. chr. Gebruikten de agrarische gemeenschappen kleine voorwerpen van klei om dingen
te noteren. De Soemeriërs maakten veel gebruik van rebussen: een pictogram met bepaalde
betekenis gebruikten ze ook voor een woord dat dezelfde klank had, maar een andere betekenis. De
weergave van klanken was een enorme vooruitgang -> de taal kon werpen uitgesproken!
Abstracte tekens
Geleidelijk werden de tekeningen abstracter. Ze leken op spijkers -> spijkerschrift. De Soemeriërs
verlieten als eerste de prehistorie. Rond 3100 v. chr. Volgden de Egyptenaren.
Nieuwe vormen van schriftgebruik
Rond 2600 v. chr. Was het spijkerschrift in Soemerië zo goed ontwikkeld dat het voor steeds meer
dingen werd gebruikt (brieven, verslagen etc.). ook werd de eerste literatuur geschreven, lofteksten
voor de geliefde koningen en religieuze schriften over de goden. Rond 1500 v. chr. Ontwikkelden de
Feniciërs een makkelijk klankschrift. Pas rond 50 v. chr. Kwam het schrift naar Nederland door de
Romeinen. Door het schrift konden mensen, gevoelens en kennis makkelijker uiten en overdragen
dan mondeling: het schrift is essentieel van de ontwikkeling van de menselijke cultuur.
Paragraaf 3: Machtige rijken in het Midden-Oosten
Een gebied met een centraal bestuur
Een staat is een afgebakend gebied met een centraal bestuur en een rechtssysteem, in Egypte was de
farao de hoogste macht, rechtsregels waren op hem gebaseerd, want hij was ‘’god’’ en wist alles.
Lokale ambtenaren leidden rechtbanken in hun regio’s . zij konden zelf beslissingen nemen, maar
moord ofzo moest worden voorgelegd aan de farao. In de staat was een geweldsmonopolie voor de
overheid: alleen zij mochten geweld gebruiken, arresteren etc. Farao’s verdedigden ook de grenzen,
,in paleizen stonden vaak afbeeldingen met farao’s die de vijanden moeiteloos versloegen, vaak was
dit in werkelijkheid niet zo, maar het liet wel zien dat ze zich bewust waren van hun
verantwoordelijkheid en kwetsbaarheid -> wilden aan de bevolking laten zien dat ze het rijk goed
konden beschermen.
De rol van ambtenaar
Ambtenaren moesten de landbouw helpen organiseren. Na elke overstroming van de Nijl meten ze
opnieuw de akkers en verdeelden ze opnieuw onder de boeren, ze hielden de irrigatie bij en wat de
boer aan oogst aan de farao gaf. Daarvan werden de ambtenaren ook betaald. De ambtenaren waren
belangrijk voor de farao, dus ze konden hem ook manipuleren.
Staten in Mesopotamië
In Mesopotamië ontstond de 1e staat pas 1000 jaar na Egypte. Rond 2000 v. chr. Veroverde de koning
van Babylon steeds meer steden en stichtte het Babylonische Rijk, dat bijna heel Mesopotamië
besloeg. Mesopotamië was moeilijker te verdedigen dan Egypte, doordat de overgang van
landbouwgrond naar woestijngrond minder abrupt was.
De farao en andere goden
Ramses de 2e heeft extravagante bouwwerken geplaatst. Hij werd beschouwd als de zoon van
zonnegod Re.
Polytheïsme
Polytheïsme is het vereren van meerdere goden. Ze verklaarden de dood, het leven en
natuurverschijnselen.
Leven na de dood
Het leven na de dood was belangrijk voor de Egyptenaren. God Osiris zou beoordelen of je goed
genoeg had geleefd en naar het hiernamaals mocht. De piramides maakten het makkelijker voor de
farao’s om ‘’op te stijgen’’, als dat goed ging was hun goddelijke status verzekerd.
Een goddelijke orde
De farao moest de Maät handhaven: de kosmische orde, stabiliteit en harmonie van de samenleving.
Onder de Maät vielen de zonsopgang en ondergang en het overstromen van de Nijl. Ook de
gerechtigheid en waarheid -> zonder de Maät zou de wereld in chaos storten. De farao moest goed
regeren en de goden tevreden stemmen, zodat de Maät er altijd was. Priesters deden dat ook in zijn
naam. De farao leek oppermachtig qua algehele orde -> hoge positie. Het priesterschap en de hele
economie stond onder toezicht van ambtenaren. Anders dan in Mesopotamië ontstonden er dus
geen handelssteden en handelaren. In Egypte ontstonden steden rond administratieve centra en
tempelcomplexen. De tempels waren belangrijk in de samenleving en kregen van de farao dus grote
landerijen voor het verbouwen van offers.
Verschillen tussen Egypte
Ook in Mesopotamië doordrong religie het hele leven. Ook daar waren opperpriesters (niet als god
gezien) zouden door de goden uitverkoren zijn. Anu = god van de hemel, Enlil = god van de wind, Enki
= god van het water. In Mesopotamië dachten ze somber over het lezen na de dood -> iedereen zou
naar de grijze onderwereld gaan -> je kon maar beter genieten van het leven. Daarom bouwden de
Mesopotamiërs ook geen gigantische graftombes. Koningen en priesters lieten wel tempeltorens en
ziggoerats (centrum van de stad bestaand uit terrassen en een tempel) bouwen. Dat Mesopotamiërs
minder hebben gebouwd kan komen door de schaarste aan harde stenen en het gebrek aan
centralisatie qua bestuur.
, Hoofdstuk 2 De klassieke oudheid
Paragraaf 1: De Griekse democratie
De beslissingen in Athene werden genomen door een volksvergadering. Dit kan je ook democratie
noemen. In Athene was een directe democratie = mannen mochten rechtstreeks meebeslissen. Een
voorwaarde van een directe democratie is dat er niet te veel burgers zijn, dit kon in Griekenland
omdat het was verdeeld in stadstaten/poleis. Alleen vrije mannen die uit de stadstaat afkomstig
waren mochten stemmen, ze bezaten het burgerrecht.
Deze onderlinge gelijkheid was voor de Atheners erg belangrijk. Ze wilden de polis beschermen tegen
een aristocratie (geregeerd door adel) en een tiran. Door oorlogsvoering waren burgers steeds
belangrijker geworden, bij belangrijke beslissingen over bijv. oorlog en vrede hadden ze nu invloed
gekregen. Om te zorgen dat iedereen gelijk bleef, was de democratie in Athene zo ingericht dat niet
één persoon alle macht kon nemen. De volksvergadering koos elk jaar een stadsbestuur (de raad van
500). Het dagelijkse bestuur bestond uit 50 leden daarvan, maar die mochten niet langer dan een
maand aanblijven. Het dagelijkse bestuur had elke dag een andere voorzitter. De Atheense
rechtspraak was in handen van een volksjury, wiens leden door het lot werden aangewezen. Het
leger werd door 10 generaals/strategen geleid, die ook elk jaar opnieuw werden gekozen door de
volksvergadering. De volksvergadering kon ook een schervengericht houden, ze schreven dan op
potscherven wie zij vonden dat te veel macht had. De ‘’winnaar’’ werd verbannen. Dit wegstemmen
heet ostracisme.
Op de democratie in Athene was ook kritiek zeker na de slechte afloop van de Siciliaanse expeditie.
Sommigen vroegen zich af of de democratie wel een goed bestuurssysteem was. Filosofen
onderzochten allerlei aspecten van het bestaan. Er zijn 3 ‘’hoofdvragen’’: Hoe zitten de natuur en het
heelal in elkaar (natuurfilosofie)? Wat is goed gedrag en hoe kan een mensen dat leren (ethiek)? Hoe
moet een polis worden bestuurd (politiek)? Soms wordt de Griekse filosofie wel beschouwd als het
begin van de wetenschap. Dat is niet helemaal terecht, want deze filosofen bouwden voort op kennis
die eerder was ontwikkeld in Mesopotamië en Egypte.
In de 5e eeuw v. chr. Gingen Griekse filosofen ook nadenken over hoe mensen goed konden leven. 1
van de belangrijkste filosofen uit die tijd was Socrates (ik weet niets, behalve dat ik niets weet). Hij
ergerde zich aan mensen die beweerden dat ze iets wisten, hij stelde hen strenge vragen en zo
ontkenden ze wat ze hadden geleerd. Hij kreeg uiteindelijk de gifbeker, omdat hij met kritiek op de
goden jongeren zou hebben bedorven. Misschien speelde zijn kritiek op de democratie ook mee.
Filosofen dachten ook na over hoe je een polis zou moeten besturen. Op het idee van een
democratie in Athene kwam veel kritiek. Kun je niet beter de beste en wijste mensen kiezen om een
polis te besturen? Is het misschien beter als 1 rechtvaardig persoon de machtig heeft? Of moet een
bestuur met wijze mensen hebben die alle belangen goed afwegen. Plato dacht dat laatste. Volgens
Plato namen de politici alleen beslissingen waarmee ze het de burgers naar hun zin maakten. Burgers
lieten zich ook vaak misleiden door handige sprekers. Ook waren de burgers wispelturig en de
meerderheid had niet altijd gelijk.
Ook Aristoteles was kritisch op de democratie. Hij vond dat alle bestuursvormen een eigen gevaar
hadden. Hij wilde liever een mengsel van bestuursvormen. Hij vond dat kennis belangrijk was, maar
anders dan Plato richtte hij zich vooral op het opschrijven en verzamelen van kennis op bijna elk
gebied (dat onderscheidde hem van eerdere filosofen).