Fysiologie periode 3
Bindweefsel
Bindweefsel combinatie van bind- en steunweefsel
Epitheel- & spierweefsel is een ander soort weefsel
Bindweefsel:
- Kraak & vet weefsel
- Overal in ons lichaam
- Meest voorkomend/ wijdverspreid type weefsel
- Functies:
verbindt lichaamsstructuren (organen, fascia)
ondersteunt het lichaam, ‘vorm’
biedt bescherming
wondherstel/ ontstekingsreactie
- Een van de vier basis typen van weefsels (epitheel, bindweefsel, spier- en
zenuwweefsel)
- Samenstelling: cellen (fibroblasten en andere), vezels en grondsubstantie
(extracellulaire matrix)
Subcategorieën:
- Losmazig bindweefsel
areolair (fascia), vet, reticulaie, gelei-achtig , soepel
opvulling tussen structuren
- Straf (vormvast) bindweefsel
regelmatig, onregelmatig elastisch
Losmazig bindweefsel
Areolair
- Longvliezen
- Heel dun weefsel
- Rondom organen
ondersteuning
- Meest verspreide
weefsel
- Zacht, plooibaar weefsel
- Bevat alle vezeltypes
- Kan overtollig vloeistof opzuigen
Vet
- Gele structuur
- Beschermende functie
bij organen
- Brandstofopslag en
stootkussen
, - Veel cellen bevatten vetophoping
- Isoleert
- Areolair weefsel waarin vetbolletjes overheersen
Reticulair
- Lymfestelsel (lymfeklieren, beenmerg, milt
Straf bindweefsel:
Regulair
- Trekvastheid, stevigheid
- ligt regelmatig in pezen en ligamenten
- Regelmatig vezelbeloop
collageenvezels parallel
- Sterk en elasticiteit
- Mobiliteit is niet groot (bewegelijkheid
beperkt)
- Wordt in dezelfde richting belast
verkorten, verlengen vezelbeloop
Irregular
- Vezelbeloop anders niet parallel
- Dicht onregelmatig in kapsel rond gewrichten
- Kan in meerdere richtingen worden belast rotatie, abductie ect
- Functie wordt bepaald door het weefsel
vezels bepalen wat voor weefsel het is
Eigenschappen bindweefsel:
- Variaties in bloedvoorziening
sommige weefsels zijn goed doorbloed
sommige weefsels hebben geen of beperkte bloedtoevoer
- Extracellulaire ( wat zich bevind buiten de cel) , matrix
niet-levend materiaal dat de levende cel omvat
grondsubstantie (bij iedereen het zelfde) + vezels amorfe component
vezels bepalen of het vloeibaar, geleiachtig of stevig is bindweefselvezels
(matrix)
Extracellulaire matrix:
- In de extracellulaire matrix maken we onderscheid tussen een amorfe component en
de bindweefselvezels. De amorfe component (= de grondsubstantie) bestaat uit een
gel van proteoglycanen (ook in kraakbeen), koolhydraat (glycosaminoglycanen) en
eiwitmoleculen (glycoproteïnen) waarin de vezels liggen ingebed. De aard van de
matrix kan variëren van bijna vloeibaar (losmazig bindweefsel) tot zeer stevig en
compact (been en kraakbeen). De samenstelling van de matrix staat in rechtstreeks
verband met de mechanische eigenschappen van het desbetreffende bindweefsel,
maar ook op de mate waarin bepaalde moleculen (voedings- en afvalstoffen, maar
ook allerlei signaalstoffen) door het bindweefsel kunnen diffunderen.
- Extracellulaire matrix bevindt zich in de ruimte tussen de bindweefselcellen
- Bestaat uit:
, vezels bindweefselvezels
grondsubstantie amorfe component
Vezels in bindweefsel:
- Collageen
meest aanwezig proteïne in het menselijk lichaam
meerdere typen: in huid, pees, kraakbeen, bot, tandbeen, bloedvaten; cross-
linked netwerken
stevig, hoge trekkracht
- Reticulaire vezels
specifiek type collageen in glad spierweefsel van organen waarbij het volume
onderhevig is aan verandering en in de lymfoïde en hemopoëtische organen
(stamcellen van rode bloedcellen)
- Elastische vezels
dunne vezels met het eiwit elastiene (oprekken), zorgt voor de elastische
eigenschappen van weefsel die herhaaldelijk van vorm veranderen ( in huid,
bloedvaten, long, blaas)
- Samenvatting
Collageen - taai maar in-elastisch; biedt een zeer hoge treksterkte (groter dan
staal)
Elastisch - lange, dunne vezels die stretch mogelijk maken; samengesteld uit
elastine dat lijkt op collageen
Reticulair - vertakte collageenvezels die delicate vezels vormen.
Bot:
- Massief stevigheid geen collageen val je uit elkaar
- Compacte botten (gelachtige gemalen stof en anorganische zouten)
- Sponsachtige botten (vezels collageen)
- Beenachtig weefsel:
botcellen in lacunau (holten)
harde matrix van calciumzouten (zorgen voor stevigheid)
groot aantal collagene vezels
- Ten behoeve van de bescherming en ondersteuning van het lichaam
Bindweefsel
Bindweefsel combinatie van bind- en steunweefsel
Epitheel- & spierweefsel is een ander soort weefsel
Bindweefsel:
- Kraak & vet weefsel
- Overal in ons lichaam
- Meest voorkomend/ wijdverspreid type weefsel
- Functies:
verbindt lichaamsstructuren (organen, fascia)
ondersteunt het lichaam, ‘vorm’
biedt bescherming
wondherstel/ ontstekingsreactie
- Een van de vier basis typen van weefsels (epitheel, bindweefsel, spier- en
zenuwweefsel)
- Samenstelling: cellen (fibroblasten en andere), vezels en grondsubstantie
(extracellulaire matrix)
Subcategorieën:
- Losmazig bindweefsel
areolair (fascia), vet, reticulaie, gelei-achtig , soepel
opvulling tussen structuren
- Straf (vormvast) bindweefsel
regelmatig, onregelmatig elastisch
Losmazig bindweefsel
Areolair
- Longvliezen
- Heel dun weefsel
- Rondom organen
ondersteuning
- Meest verspreide
weefsel
- Zacht, plooibaar weefsel
- Bevat alle vezeltypes
- Kan overtollig vloeistof opzuigen
Vet
- Gele structuur
- Beschermende functie
bij organen
- Brandstofopslag en
stootkussen
, - Veel cellen bevatten vetophoping
- Isoleert
- Areolair weefsel waarin vetbolletjes overheersen
Reticulair
- Lymfestelsel (lymfeklieren, beenmerg, milt
Straf bindweefsel:
Regulair
- Trekvastheid, stevigheid
- ligt regelmatig in pezen en ligamenten
- Regelmatig vezelbeloop
collageenvezels parallel
- Sterk en elasticiteit
- Mobiliteit is niet groot (bewegelijkheid
beperkt)
- Wordt in dezelfde richting belast
verkorten, verlengen vezelbeloop
Irregular
- Vezelbeloop anders niet parallel
- Dicht onregelmatig in kapsel rond gewrichten
- Kan in meerdere richtingen worden belast rotatie, abductie ect
- Functie wordt bepaald door het weefsel
vezels bepalen wat voor weefsel het is
Eigenschappen bindweefsel:
- Variaties in bloedvoorziening
sommige weefsels zijn goed doorbloed
sommige weefsels hebben geen of beperkte bloedtoevoer
- Extracellulaire ( wat zich bevind buiten de cel) , matrix
niet-levend materiaal dat de levende cel omvat
grondsubstantie (bij iedereen het zelfde) + vezels amorfe component
vezels bepalen of het vloeibaar, geleiachtig of stevig is bindweefselvezels
(matrix)
Extracellulaire matrix:
- In de extracellulaire matrix maken we onderscheid tussen een amorfe component en
de bindweefselvezels. De amorfe component (= de grondsubstantie) bestaat uit een
gel van proteoglycanen (ook in kraakbeen), koolhydraat (glycosaminoglycanen) en
eiwitmoleculen (glycoproteïnen) waarin de vezels liggen ingebed. De aard van de
matrix kan variëren van bijna vloeibaar (losmazig bindweefsel) tot zeer stevig en
compact (been en kraakbeen). De samenstelling van de matrix staat in rechtstreeks
verband met de mechanische eigenschappen van het desbetreffende bindweefsel,
maar ook op de mate waarin bepaalde moleculen (voedings- en afvalstoffen, maar
ook allerlei signaalstoffen) door het bindweefsel kunnen diffunderen.
- Extracellulaire matrix bevindt zich in de ruimte tussen de bindweefselcellen
- Bestaat uit:
, vezels bindweefselvezels
grondsubstantie amorfe component
Vezels in bindweefsel:
- Collageen
meest aanwezig proteïne in het menselijk lichaam
meerdere typen: in huid, pees, kraakbeen, bot, tandbeen, bloedvaten; cross-
linked netwerken
stevig, hoge trekkracht
- Reticulaire vezels
specifiek type collageen in glad spierweefsel van organen waarbij het volume
onderhevig is aan verandering en in de lymfoïde en hemopoëtische organen
(stamcellen van rode bloedcellen)
- Elastische vezels
dunne vezels met het eiwit elastiene (oprekken), zorgt voor de elastische
eigenschappen van weefsel die herhaaldelijk van vorm veranderen ( in huid,
bloedvaten, long, blaas)
- Samenvatting
Collageen - taai maar in-elastisch; biedt een zeer hoge treksterkte (groter dan
staal)
Elastisch - lange, dunne vezels die stretch mogelijk maken; samengesteld uit
elastine dat lijkt op collageen
Reticulair - vertakte collageenvezels die delicate vezels vormen.
Bot:
- Massief stevigheid geen collageen val je uit elkaar
- Compacte botten (gelachtige gemalen stof en anorganische zouten)
- Sponsachtige botten (vezels collageen)
- Beenachtig weefsel:
botcellen in lacunau (holten)
harde matrix van calciumzouten (zorgen voor stevigheid)
groot aantal collagene vezels
- Ten behoeve van de bescherming en ondersteuning van het lichaam