Inge Van Den Bergh Algemene Psychologie
Leerprocessen
Ons gedrag en onze mentale processen zijn voortdurend aan verandering bezig. Veel van die
veranderingen zijn van blijvende aard en zijn het gevolg van leerprocessen.
Wat is een leerproces?
Een proces waarbij nieuwe of uitbreidende dingen geleerd worden. In principe is het een
kwestie van informatieverzameling en -opslag
Een baby of jong dier begint zijn leven zonder enige vergaande info. Maar zodra zijn
ste
zintuigen in werking treden en hij de 1 prikkels ontvangt, begint het oneindige
proces van informatieverwerking. Levende wezens bezitten een aantal aangeboren
gedragingen, reflexen waarmee zij in staat zijn te overleven
Naast aangeboren gedragingen hebben levende wezens de mogelijkheid om (nieuw) gedrag
aan te leren. Er zijn ≠ manieren waarop we zaken kunnen leren:
1. Klassieke conditionering
2. Operante conditioneren
3. Leren door imiteren (modelling)
4. Inzichtelijk leren
1. Klassieke conditionering
Het is een automatische reactie van reflexen en gevoelens, dit gebeurt onbewust. Bijvoorbeeld
wanneer we naar de film gaan eten we popcorn, als we opstaan, gaan we eerst naar het toilet
en daarna drinken we koffie.
Er is een verband tussen een stimulus of prikkel (S) en een reactie (R).
SR
- Aangeboren gedragingen
- Aangeleerde gedragingen
Aangeboren gedragen & reflecteren → aanleren van het gedrag
FASE 1 (VOOR HET LEREN)
ongeconditioneerde stimulus OS (voedsel) → ongeconditioneerde reactie OR
(speeksel) neutrale stimulus NS (bel) --> geen reactie of iets heel anders (oren
spitsen)
FASE 2 (TIJDENS HET LEREN)
neutrale stimulus NS (bel) + ongeconditioneerde stimulus OS (voedsel) →
ongeconditioneerde reactie OR (speeksel)
FASE 3 (NA HET LEREN)
geconditioneerde stimulus CS (bel) → geconditioneerde reactie CR (speeksel)
Niet elke signaal (=prikkel)
Kenmerken → signaal
∗ Uitlokkende prikkel
∗ Fel beleefde ervaring
∗ Gedrag optreden zonder oorspronkelijke prikkel
∗ aangeleerd of geconditioneerd
1
,Inge Van Den Bergh Algemene Psychologie
Men gebruikt een aantal begrippen die eigenlijk hetzelfde willen zeggen:
een stimulus (S) = een prikkel (P)
Een reactie (R) = een respons (R) = een antwoord
Onvoorwaardelijk (OV) = ongeconditioneerd (OC)
Voorwaardelijk (V) = geconditioneerd (C)
Schema klassieke conditionering
FASE 1 (OS = ongeconditioneerde stimulus) (OR = ongeconditioneerde reactie) (NS =
neutrale stimulus) =
FASE 2 (NS = neutrale stimulus) + (OS = ongeconditioneerde stimulus) (OR =
ongeconditioneerde reactie)
FASE 3 (CS = geconditioneerde stimulus) (CR = geconditioneerde reactie)
Geconditioneerd = verband gelegd
Kenmerken klassieke conditionering
∗ Uitdoving
∗ Herconditionering
∗ Prikkelveralgemening
∗ Prikkeldiscriminatie
Uitdoving
Wanneer de oorspronkelijke ongeconditioneerde prikkel niet meer word aangeboden.
Geen voeding -> geen speeksel
Angst voor spinnen > angst dooft uit
Herconditionering
Een uitgedoofde reactie is wel gemakkelijk terug aan te leren
• Aanleerperiode = korter dan oorspronkelijke
• NS verschillende prikkels bestaan
Prikkelveralgemening = prikkelgeneralisatie
• CR zal ook optreden bij andere soort prikkels
• Angst van spin = angst van meerdere kruipende insecten
Prikkeldiscriminatie
Reageren op specifieke prikkels. Zo leren we onderscheid maken tussen verschillende
prikkels. Dit is het tegenovergestelde van prikkelveralgemening.
Door grote hond gebeten : angst grote honden (niet kleine)
2. Operante conditionering
2
,Inge Van Den Bergh Algemene Psychologie
Het is onmogelijk alle gedrag dat aangeleerd is te verklaren vanuit de klassieke conditionering.
Er zal niet altijd vooraf een prikkel zijn die gekoppeld wordt aan een andere. Soms leren we
omdat ons gedrag een positief of negatief gevolg heeft. Dat leerproces door belonen en straffen
noemt men operante conditionering.
Gaat over meer complexe gedragingen
Men leert het verband tussen een gedrag en gevolg (positief of negatief)
De wet v/h effect – gedrag wordt herhaald door positief effect
R > C+ of C-
Gedrag (Respons) verandert door Consequentie ervan
Bij negatieve ervaringen gedrag aanpassen; TRIAL & ERROR, proberen – falen, proberen –
lukken, spoor van succes volgen.
ACTIE BELONEN INGEPRENT HERHALEN
Een positief gevolg noemt men een beloning of bekrachtiging, een negatief gevolg noemt men
een straf. De beloning of straf moet volgen tijdens of vlak na het gedrag of de handeling. Als de
tussentijd tussen het gedrag en de beloning te groot wordt, dan is het moeilijk de link te leggen.
Beloning of bekrachtiging: doet gedrag toenemen
Positieve bekrachtiger (+S+)
Negatieve bekrachtiger (-S-)
Straf: doet gedrag afnemen
Positieve straf (+S-)
Negatieve straf (-S+)
Belangrijk is dat de beloning of straf direct na het gedrag moet volgen, anders is het
moeilijk voor de duif (of andere dieren/ kinderen) om de link tussen gedrag en gevolg te
leggen. Dit is anders dan in de klassieke conditionering, waar de neutrale prikkel vóór de
ongeconditioneerde prikkel komt
Belonen en straffen
Er wordt iets TOEGEDIEND Er wordt iets
WEGGENOMEN
Gedrag NEEMT TOE Positieve Negatieve bekrachtiging:
bekrachtiging: Na Na bepaald gedrag wordt
iets
bepaald gedrag wordt
onaangenaam
aangename stimulus
weggenomen
toegediend
Er wordt iets leuk
Er wordt iets niet
toegediend
+S+ leuks
weggenomen
-S-
Gedrag NEEMT AF Positieve straf: Negatieve straf:
Na bepaald gedrag wordt Na bepaald gedrag wordt
onaangename stimulus iets
aangenaam weggenomen
toegediend
Er wordt iets niet leuk
Er wordt iets
toegediend
leuks
3
, Inge Van Den Bergh Algemene Psychologie
+S - weggenomen
-S+
Voorbeelden:
Goede punten > cadeautje krijgen / Te laat komen > een week niet gamen
Operante conditionering begrippen
Bekrachtigers:
∗ Nieuw gedrag pas aangeleerd wanneer verandering of effect veroorzaakt
∗ Verandering verstevigt gedrag
∗ Gedrag wordt bekrachtigd = bekrachtigers (beloningen)
Positieve en negatieve bekrachtigers
Positieve bekrachtiger
∗ Toedienen van positieve prikkel zodat kans groter wordt dat het aan te leren
gedrag zich nogmaals voordoet
Negatieve bekrachtiger
∗ Wegnemen v/e negatieve prikkel zodat kans groter wordt dat het aan te leren
gedrag zich nogmaals voordoet
Onthoud: bekrachtigers of beloningen zijn bedoeld om gedrag te doen toenemen!
Positieve en negatieve straf
Afleren ongewenst gedrag (wat ook leren is) speelt straf een rol
Straf = elke vervelende prikkel wanneer hij onmiddellijk volgt op het ongewenste gedrag,
kans doet afnemen dat het ongewenste gedrag zich nog eens voordoet
Positieve straf
Toedienen van negatieve prikkel zodat kans verkleint dat het af te leren gedrag zich
nogmaals voordoet
Negatieve straf
Wegnemen van het positieve prikkel zodat kans verkleint dat het af te leren gedrag
zich nogmaals voordoet
Onthoud: straffen zijn bedoeld om gedrag te doen afnemen!
Primaire en secundaire bekrachtigers
Primaire bekrachtigers
Tegemoetkomen aan primaire behoeftes
Eten, drinken, warmte, knuffels, aandacht, …
Secundaire bekrachtigers (geconditioneerde bekrachtigers)
Materiële beloningen
Geld, medailles, diploma, knikkers, stickers, …
Prikkeldiscriminatie
Leren welk gedrag succes oplevert
Onderscheid maken tussen aangeboden prikkels (succesvolle en andere)
Bepaald gedrag vertonen als bepaalde prikkel aanwezig is
4
Leerprocessen
Ons gedrag en onze mentale processen zijn voortdurend aan verandering bezig. Veel van die
veranderingen zijn van blijvende aard en zijn het gevolg van leerprocessen.
Wat is een leerproces?
Een proces waarbij nieuwe of uitbreidende dingen geleerd worden. In principe is het een
kwestie van informatieverzameling en -opslag
Een baby of jong dier begint zijn leven zonder enige vergaande info. Maar zodra zijn
ste
zintuigen in werking treden en hij de 1 prikkels ontvangt, begint het oneindige
proces van informatieverwerking. Levende wezens bezitten een aantal aangeboren
gedragingen, reflexen waarmee zij in staat zijn te overleven
Naast aangeboren gedragingen hebben levende wezens de mogelijkheid om (nieuw) gedrag
aan te leren. Er zijn ≠ manieren waarop we zaken kunnen leren:
1. Klassieke conditionering
2. Operante conditioneren
3. Leren door imiteren (modelling)
4. Inzichtelijk leren
1. Klassieke conditionering
Het is een automatische reactie van reflexen en gevoelens, dit gebeurt onbewust. Bijvoorbeeld
wanneer we naar de film gaan eten we popcorn, als we opstaan, gaan we eerst naar het toilet
en daarna drinken we koffie.
Er is een verband tussen een stimulus of prikkel (S) en een reactie (R).
SR
- Aangeboren gedragingen
- Aangeleerde gedragingen
Aangeboren gedragen & reflecteren → aanleren van het gedrag
FASE 1 (VOOR HET LEREN)
ongeconditioneerde stimulus OS (voedsel) → ongeconditioneerde reactie OR
(speeksel) neutrale stimulus NS (bel) --> geen reactie of iets heel anders (oren
spitsen)
FASE 2 (TIJDENS HET LEREN)
neutrale stimulus NS (bel) + ongeconditioneerde stimulus OS (voedsel) →
ongeconditioneerde reactie OR (speeksel)
FASE 3 (NA HET LEREN)
geconditioneerde stimulus CS (bel) → geconditioneerde reactie CR (speeksel)
Niet elke signaal (=prikkel)
Kenmerken → signaal
∗ Uitlokkende prikkel
∗ Fel beleefde ervaring
∗ Gedrag optreden zonder oorspronkelijke prikkel
∗ aangeleerd of geconditioneerd
1
,Inge Van Den Bergh Algemene Psychologie
Men gebruikt een aantal begrippen die eigenlijk hetzelfde willen zeggen:
een stimulus (S) = een prikkel (P)
Een reactie (R) = een respons (R) = een antwoord
Onvoorwaardelijk (OV) = ongeconditioneerd (OC)
Voorwaardelijk (V) = geconditioneerd (C)
Schema klassieke conditionering
FASE 1 (OS = ongeconditioneerde stimulus) (OR = ongeconditioneerde reactie) (NS =
neutrale stimulus) =
FASE 2 (NS = neutrale stimulus) + (OS = ongeconditioneerde stimulus) (OR =
ongeconditioneerde reactie)
FASE 3 (CS = geconditioneerde stimulus) (CR = geconditioneerde reactie)
Geconditioneerd = verband gelegd
Kenmerken klassieke conditionering
∗ Uitdoving
∗ Herconditionering
∗ Prikkelveralgemening
∗ Prikkeldiscriminatie
Uitdoving
Wanneer de oorspronkelijke ongeconditioneerde prikkel niet meer word aangeboden.
Geen voeding -> geen speeksel
Angst voor spinnen > angst dooft uit
Herconditionering
Een uitgedoofde reactie is wel gemakkelijk terug aan te leren
• Aanleerperiode = korter dan oorspronkelijke
• NS verschillende prikkels bestaan
Prikkelveralgemening = prikkelgeneralisatie
• CR zal ook optreden bij andere soort prikkels
• Angst van spin = angst van meerdere kruipende insecten
Prikkeldiscriminatie
Reageren op specifieke prikkels. Zo leren we onderscheid maken tussen verschillende
prikkels. Dit is het tegenovergestelde van prikkelveralgemening.
Door grote hond gebeten : angst grote honden (niet kleine)
2. Operante conditionering
2
,Inge Van Den Bergh Algemene Psychologie
Het is onmogelijk alle gedrag dat aangeleerd is te verklaren vanuit de klassieke conditionering.
Er zal niet altijd vooraf een prikkel zijn die gekoppeld wordt aan een andere. Soms leren we
omdat ons gedrag een positief of negatief gevolg heeft. Dat leerproces door belonen en straffen
noemt men operante conditionering.
Gaat over meer complexe gedragingen
Men leert het verband tussen een gedrag en gevolg (positief of negatief)
De wet v/h effect – gedrag wordt herhaald door positief effect
R > C+ of C-
Gedrag (Respons) verandert door Consequentie ervan
Bij negatieve ervaringen gedrag aanpassen; TRIAL & ERROR, proberen – falen, proberen –
lukken, spoor van succes volgen.
ACTIE BELONEN INGEPRENT HERHALEN
Een positief gevolg noemt men een beloning of bekrachtiging, een negatief gevolg noemt men
een straf. De beloning of straf moet volgen tijdens of vlak na het gedrag of de handeling. Als de
tussentijd tussen het gedrag en de beloning te groot wordt, dan is het moeilijk de link te leggen.
Beloning of bekrachtiging: doet gedrag toenemen
Positieve bekrachtiger (+S+)
Negatieve bekrachtiger (-S-)
Straf: doet gedrag afnemen
Positieve straf (+S-)
Negatieve straf (-S+)
Belangrijk is dat de beloning of straf direct na het gedrag moet volgen, anders is het
moeilijk voor de duif (of andere dieren/ kinderen) om de link tussen gedrag en gevolg te
leggen. Dit is anders dan in de klassieke conditionering, waar de neutrale prikkel vóór de
ongeconditioneerde prikkel komt
Belonen en straffen
Er wordt iets TOEGEDIEND Er wordt iets
WEGGENOMEN
Gedrag NEEMT TOE Positieve Negatieve bekrachtiging:
bekrachtiging: Na Na bepaald gedrag wordt
iets
bepaald gedrag wordt
onaangenaam
aangename stimulus
weggenomen
toegediend
Er wordt iets leuk
Er wordt iets niet
toegediend
+S+ leuks
weggenomen
-S-
Gedrag NEEMT AF Positieve straf: Negatieve straf:
Na bepaald gedrag wordt Na bepaald gedrag wordt
onaangename stimulus iets
aangenaam weggenomen
toegediend
Er wordt iets niet leuk
Er wordt iets
toegediend
leuks
3
, Inge Van Den Bergh Algemene Psychologie
+S - weggenomen
-S+
Voorbeelden:
Goede punten > cadeautje krijgen / Te laat komen > een week niet gamen
Operante conditionering begrippen
Bekrachtigers:
∗ Nieuw gedrag pas aangeleerd wanneer verandering of effect veroorzaakt
∗ Verandering verstevigt gedrag
∗ Gedrag wordt bekrachtigd = bekrachtigers (beloningen)
Positieve en negatieve bekrachtigers
Positieve bekrachtiger
∗ Toedienen van positieve prikkel zodat kans groter wordt dat het aan te leren
gedrag zich nogmaals voordoet
Negatieve bekrachtiger
∗ Wegnemen v/e negatieve prikkel zodat kans groter wordt dat het aan te leren
gedrag zich nogmaals voordoet
Onthoud: bekrachtigers of beloningen zijn bedoeld om gedrag te doen toenemen!
Positieve en negatieve straf
Afleren ongewenst gedrag (wat ook leren is) speelt straf een rol
Straf = elke vervelende prikkel wanneer hij onmiddellijk volgt op het ongewenste gedrag,
kans doet afnemen dat het ongewenste gedrag zich nog eens voordoet
Positieve straf
Toedienen van negatieve prikkel zodat kans verkleint dat het af te leren gedrag zich
nogmaals voordoet
Negatieve straf
Wegnemen van het positieve prikkel zodat kans verkleint dat het af te leren gedrag
zich nogmaals voordoet
Onthoud: straffen zijn bedoeld om gedrag te doen afnemen!
Primaire en secundaire bekrachtigers
Primaire bekrachtigers
Tegemoetkomen aan primaire behoeftes
Eten, drinken, warmte, knuffels, aandacht, …
Secundaire bekrachtigers (geconditioneerde bekrachtigers)
Materiële beloningen
Geld, medailles, diploma, knikkers, stickers, …
Prikkeldiscriminatie
Leren welk gedrag succes oplevert
Onderscheid maken tussen aangeboden prikkels (succesvolle en andere)
Bepaald gedrag vertonen als bepaalde prikkel aanwezig is
4