THE NEED TO BELONG
De fundamentele behoefte van mensen om erbij te horen vormt één van de belangrijkste drijfveren van
sociaal gedrag. Vanaf de geboorte is deze behoefte aanwezig; baby’s zijn immers kwetsbaar en afhankelijk
van anderen, en om te overleven moeten ze verbondenheid ervaren. Deze behoefte blijft gedurende het
leven bestaan en motiveert mensen om relaties aan te gaan en te behouden. Het gevoel ergens bij te
horen geeft een gevoel van veiligheid en bescherming, en vanuit dat gevoel kunnen kinderen hun
eigen talenten ontwikkelen.
Bij baby’s is de sociale motivatie om relaties aan te gaan al vroeg zichtbaar. Rond acht weken verschijnt de
eerste sociale lach en beginnen ze protoconversaties – het uitwisselen van geluidjes in een soort gesprek.
Dit plezier in interactie strekt niet alleen uit tot ouders, maar ook tot vreemden. Wanneer er niet op een
baby gereageerd wordt (denk aan: still face experiment) leidt dit tot stress en ongenoegen.
NIEUWE RELATIES AANGAAN
Baby’s lijken instinctief al door te hebben bij wie ze willen horen en bij wie niet. Vanaf ongeveer 1 jaar
beginnen kinderen anderen na te doen (imitatie), maar dit gebeurt selectief. Er is meer imitatie bij:
• Bekende vs. onbekende personen
• Warme/aardige vs. koude/afstandelijke personen
• Live personen vs. video/robots
Ook pro-sociaal gedrag ontwikkelt zich selectief; kinderen in de vroege ontwikkeling hebben al voorkeur
voor wie ze willen helpen en met wie ze willen delen.
➢ Onderzoek Kinzler et al. → peuters gaven cadeautjes liever aan een volwassene die dezelfde taal
sprak dan iemand die een andere taal sprak.
➢ Onderzoek Misch et al. → bij experimenten met in-groups en out-groups bleek dat kinderen
geheimen beter bewaarden wanneer deze betrekking had op hun eigen groep.
➢ Onderzoek Dunfield & Kuhlmeier → kinderen van 21 maanden gaven gevallen speelgoed eerder
terug aan een aardige volwassene dan aan een onaardige volwassene.
➢ Deze onderzoeken laten zien dat het pro-sociaal gedrag afhankelijk is van eerdere ervaringen en
wordt gestuurd door sociale verbondenheid.
Imitatie- en pro-sociaal gedrag van jonge kinderen wordt gedreven door de onderliggende behoefte
om ergens bij te horen.
1
, IMITATIE PRO-SOCIAAL GEDRAG
Onderzoek van Torréns & Kärtner laat zien dat imitatie en pro-sociaal gedrag met elkaar verbonden zijn.
In hun onderzoek vonden ze dat kinderen die vaker een onderzoeker imiteerden, hem vervolgens ook vaker
hielpen bij een taak.
Ook onderzoek van Over & Carpenter toonde deze relatie aan:
➢ Kinderen kregen verschillende afbeeldingen te zien → samen, alleen, baseline, back-to-back.
➢ Vervolgens was er een pro-sociale taak waarbij de onderzoeker geholpen moest worden.
➢ Kinderen die de afbeelding “samen” zagen, waren 3x meer geneigd spontaan te helpen.
Deze onderzoeken suggereren dat de relatie tussen imitatie- en pro-sociaal gedrag gedreven wordt
door sociale verbondenheid als onderliggend motief.
RELATIES BEHOUDEN
Niet alleen het aangaan, maar ook het behouden van relaties wordt door de need to belong gestuurd.
Vriendschappen zijn van grote waarde; kinderen investeren erin en vermijden gedrag dat de relatie kan
schaden. Onderzoek van Moore toonde dat vier- en vijfjarigen vaker bereid waren stickers te delen met
vrienden dan met onbekenden of leeftijdsgenoten die geen vriend waren.
2
,Daarnaast laten observaties op het schoolplein zien dat conflicten tussen vrienden niet per se minder vaak
voorkomen, maar wel minder intens zijn en vaker vreedzaam worden opgelost. Ook boosheid wordt minder
vaak geuit bij vrienden, omdat kinderen de relatie niet op het spel willen zetten.
Alle onderzoeken laten zien dat kinderen een sterke behoefte hebben om erbij te horen, waardoor ze
vriendschappen aangaan en behouden, zelfs ten koste van hun eigen belang.
1.1.3 – Sociale exclusie (SP)
SOCIALE EXCLUSIE
Wanneer de behoefte om erbij te horen wordt bedreigd, heeft dit negatieve gevolgen. Sociale exclusie
treedt op wanneer wij door anderen worden buitengesloten van deelname aan activiteiten en ergens niet
bij horen. De sociale mens kan daar slecht tegen, juist omdat wij een sterke behoefte hebben om erbij te
horen. Doordat we die behoefte hebben reageren we vrij heftig op sociale exclusie.
➢ Cyberball-experiment → deelnemers gooien eerst een balletje over met anderen, maar op een
gegeven moment sluiten de andere spelers hen uit en gooien ze alleen nog het balletje naar elkaar.
o Mensen krijgen een slechte stemming
o Zelfwaardering van mensen daalt
o Cognitieve prestaties nemen af
EFFECTEN OP GEDRAG EN STEMMING
Sociale exclusie beïnvloedt niet alleen hoe we ons voelen, maar ook ons gedrag. Soms proberen mensen
de situatie te herstellen door iets positiefs te doen richting degenen die hen buitensluiten. Herstelgedrag
duidt erop dat wanneer mensen verwachten die persoon nog te zien dat ze iets positiefs willen doen om die
uitsluiting ongedaan te maken. In andere gevallen kan sociale exclusie leiden tot agressief gedrag, zoals
extreme reacties bij “school shooters”.
Dit toont aan dat de behoefte om erbij te horen een krachtige motivator is voor zowel herstel- als
afweermechanismen.
3
, BEDREIGING VAN BASISBEHOEFTEN
Sociale exclusie bedreigt vier fundamentele menselijke behoeften:
1. Behoefte om erbij te horen
. Mensen hebben een sterke drang om sociale banden te vormen en onderhouden; wanneer
we worden buitengesloten, voelen we ons geïsoleerd en alleen, wat direct stress en
negatieve emoties veroorzaakt.
2. Zelfwaardering
. Uitsluiting tast ons gevoel van eigenwaarde aan; we gaan ons minder competent, of
geliefd voelen, wat kan leiden tot onzekerheid en een negatieve zelfperceptie.
3. Gevoel van controle
. Sociale exclusie geeft het gevoel dat we geen invloed hebben op onze sociale omgeving;
het ervaren van machteloosheid kan frustratie en spanning veroorzaken, omdat we geen
controle hebben over wie ons accepteert of afwijst.
4. Betekenisvol bestaan
. Mensen willen het gevoel hebben dat ze ertoe doen en dat hun bestaan betekenisvol is
voor anderen; uitsluiting kan dat gevoel ondermijnen en het idee geven dat we niet
belangrijk of waardevol zijn voor onze sociale groep
DE PIJN VAN SOCIALE EXCLUSIE
Neuropsychologisch onderzoek laat zien dat de hersenactiviteit bij sociale exclusie sterk lijkt op die bij
fysieke pijn. Het is een aversieve en pijnlijke toestand die we willen vermijden.
Onze reacties op sociale uitsluiting zijn niet beperkt tot situaties waarin andere mensen fysiek aanwezig
zijn en ons bewust buitensluiten. Zelfs wanneer we buitengesloten worden door personen die we niet direct
zien, ervaren we sterke emotionele reacties. Dit laat zien dat sociale exclusie een basaal mechanisme is:
ons brein reageert heftig, zelfs als de oorzaak van de uitsluiting extern lijkt of niet persoonlijk.
Hetzelfde geldt wanneer we worden buitengesloten door leden van een outgroup, een groep waar we geen
directe band mee hebben of die we misschien zelfs verachten. Zelfs in zulke situaties is de ervaring van
uitsluiting aversief en roept het sterke emoties op, omdat het onze basisbehoeften bedreigt die we diep van
binnen nodig hebben. Exclusie bedreigt de vier basisbehoeften ongeacht wie dat buitensluiten doet.
4