“Integrale opdracht HBO Bachelor
Management fase 2”
Engagement
Naam student: K. Bakker
Studentnummer: 4592727
Datum: 2020
Naam opleider: NCOI
Opleiding HBO Bachelor Management specialisatie Verandermanagement
Module: Integrale opdracht Fase 2
Docent: Cees van Oortmerssen
1
,Opdracht:
Opleidingsspecifieke introductie
In de Integrale opdracht fase 2 werkt u stap voor stap aan een vraagstuk. In de lessen wordt u
geïnformeerd over de opdracht en krijgt u de gelegenheid om vragen te stellen en aan de opdracht te
werken. De integrale eindopdracht wordt beoordeeld door een onafhankelijke beoordelaar (en dus
niet door de docent die de bijeenkomsten verzorgd).
U gaat in deze opdracht een managementprobleem of –doelstelling diagnosticeren.
Als beroepsmethode maakt u gebruik van de PDCLA cyclus. Omdat u in deze fase een diagnose
maakt, betekent dit dat u alleen de C (check) en L (learn) van de cyclus doorloopt. Dit doet u door de
volgende stappen van probleemoplossing door te lopen: beschrijving van de gewenste situatie,
analyse van de huidige situatie, gap-analyse, diagnose van oorzaken en gevolgen, beïnvloedbare
aspecten en oplossingsalternatieven.
Stap 1. Wat levert u in?
U levert een verslag in met een beschrijving, diagnose en oplossingsalternatieven van een
managementprobleem of -doelstelling. U maakt de opdracht op basis van onderstaande
opleidingsspecifieke instructie. Dit document bevat samen met de informatie onder stap 2 en 3 van de
exameninformatie alle relevante informatie om uw opdracht te kunnen maken.
Stap 2. Waar moet de opdracht aan voldoen?
Kies een relevant en actueel managementvraagstuk, –probleem of - doelstelling dat speelt binnen uw
eigen organisatie of die van een organisatie waarvan u de managementpraktijken goed kent.
• Werk in uw opdracht onderstaande stappen/deelopdrachten, afgeleid van de algemene leerdoelen,
uit in de volgorde waarin ze worden genoemd.
• Verwerk ook de antwoorden op de vragen die bij stap 2.5 en 2.8 zijn aangegeven.
• Het betreft een integrerende opdracht; probeer in de in uw ogen relevante factoren en oplossingen
mee te nemen door vanuit verschillende invalshoeken te kijken. Maak bij de diagnose van het
gekozen managementprobleem in ieder geval gebruik van theorie, modellen en instrumenten uit fase
2 van uw opleiding en waar van toepassing de opgedane kennis uit het eerste studiejaar.
• Leg in uw uitwerking een duidelijk verband tussen de theorie en de praktijk en zorg voor een goede
onderbouwing van gemaakte keuzes.
2.1 Een beschrijving van de feitelijke situatie
Verricht een situatieanalyse, een feitelijke beschrijving van een Managementprobleem of -doelstelling
binnen een afdeling of organisatie met behulp van het 7-W-vragenmodel (wat, waartoe, wanneer, wie,
welke manier/middelen, waar, waarom). Werk dit onderdeel uit op maximaal 1 of 2 A4tjes.
2.2 Een beschrijving van de gewenste of de ideale situatie Schets een beeld van de gewenste of
ideale (Soll) situatie aan de hand van de wensen van de opdrachtgever, vergelijkbare praktijksituaties
(die wel doelgericht en doelmatig verlopen) en theorieën of modellen uit de literatuur.
2.3 Analyse van de huidige situatie
Analyseer en beschrijf stapsgewijs aan de hand van de managementaspecten en modellen die u
beschreven heeft in de gewenste situatie (in 2.2), hoe deze aspecten er in de huidige praktijksituatie
(Ist) aan toe gaan. Ga waar dat kan uit van feiten en objectieve waarnemingen en
2
,geef duidelijk aan wanneer u een interpretatie of oordeel weergeeft.
2.4 Gap analyse Breng de verschillen tussen de gewenste (Soll)) huidige situatie en de huidige
situatie (Ist) systematisch in kaart. Bijvoorbeeld in de vorm van een samenvatting van de meest
relevante verschillen tussen de wenselijke en de huidige situatie.
2.5 Een diagnose van mogelijke oorzaken en gevolgen Benoem de mogelijke oorzaken van de
meest relevante managementaspecten uit de gap-analyse, bijvoorbeeld met behulp van een
probleemkluwen, mindmap of een oorzaak-gevolg diagram (visgraatmodel). Beantwoord daarnaast
ook onderstaande vragen:
a. Welke rationele doelen hebben de managementaspecten uit de gap-analyse?
b. In welke mate zijn de in de Ist-situatie beoogde resultaten bereikt?
c. Zijn bedrijfsmiddelen tijdens het werk adequaat gebruikt?
d. In welke mate was de voortgang tijdens het werkproces transparant voor medewerkers en
management?
e. Hoe oordeelt u over de effectiviteit van de manager (de sturing vooraf en bijsturing door de
manager richting prestaties)?
f. Wat is uw oordeel over de effectiviteit van de gehanteerde leiderschapsstijl (beïnvloeding van de
medewerker en het team)? Onderbouw uw oordeel.
g. In welke mate zijn de betrokken stakeholders bereid om het vraagstuk aan te pakken? Onderbouw
uw oordeel.
h. In welke mate spelen aspecten als persoonskenmerken, teamdynamiek, machtsverschillen en
organisatiecultuur een rol in de probleemsituatie?
i. In welke mate is er door de manager adequaat gebruik gemaakt van reflectie, bezinning en leren bij
het werken aan doelstellingen?
2.6 Beïnvloedbare aspecten Beschrijf de aspecten waarop de manager moet bijsturen of
veranderen om de gewenste situatie te bereiken. Geef ook aan waarom. Haalbaarheid is hierbij een
belangrijk uitgangspunt. Bespreek alleen factoren die werkelijk beïnvloedbaar zijn.
2.7 Globale oplossingsalternatieven
Schets in 150-200 woorden minimaal drie oplossingsalternatieven om de huidige situatie bij sturen of
te veranderen zodat het probleem wordt opgelost of doelstelling wordt behaald. De uitwerking van de
oplossingsalternatieven (hoe dat te doen) zelf valt buiten de scope van dit examen; u hoeft geen
implementatieplan op te nemen.
2.8 Reflectie Reflecteer op uw vaardigheden met betrekking tot probleemanalyse. Beantwoord in
ieder geval onderstaande vragen.
a. Welke aannames of beelden had u voor de analyse over de probleemsituatie? In welke mate
waren deze bewust en rationeel?
b. In welke mate bent u er een geslaagd objectieve observatie en feitelijke informatie te scheiden van
interpretaties?
c. In welke mate bent u erin geslaagd om passende modellen of theorie te selecteren en toe te
passen?
d. Welke twee leeractiviteiten zullen uw vaardigheid met betrekking tot probleemoplossing vergroten?
3
, BEOORDELING = 8
Organisatie XX is op de juiste wijze geïntroduceerd: kort en krachtig. De aanleiding van het
onderzoek is helder in kaart gebracht. Deze is onderbouwd vanuit cijfers. De cijfers geven
een duidelijk beeld van de problematiek. Het onderwerp is relevant voor de opleiding die de
student volgt. Het 7-W-model is concreet uitgewerkt. De toepassing op de situatie is goed.
Voor de analyse van de huidige situatie maakt de student gebruik van de PDCA-cyclus. Deze
is op de juiste wijze toegepast. Ook bij de analyse van de cultuur maakt de student gebruik
van een betrouwbare bron, namelijk de OCAI-test van Cameron en Quinn. De Change
Capacity Scan en het visgraatmodel zijn op de juiste wijze toegepast. Wat is het definitieve
vraagstuk van uw onderzoek. Is dat: 'In welke mate zijn de betrokken stakeholders bereid
om het vraagstuk aan te pakken?' In de opdrachtomschrijving staat namelijk het volgende:
'U definieert het vraagstuk: Waar gaat u een oplossing voor zoeken?' De
oplossingsrichtingen zijn onderbouwd vanuit de theorie. Deze kunnen bruikbaar zijn voor de
organisatie. De samenvatting van het onderzoek geeft een duidelijk overzicht van de
belangrijkste uitkomsten van het onderzoek. Verslaglegging is goed.
4
Management fase 2”
Engagement
Naam student: K. Bakker
Studentnummer: 4592727
Datum: 2020
Naam opleider: NCOI
Opleiding HBO Bachelor Management specialisatie Verandermanagement
Module: Integrale opdracht Fase 2
Docent: Cees van Oortmerssen
1
,Opdracht:
Opleidingsspecifieke introductie
In de Integrale opdracht fase 2 werkt u stap voor stap aan een vraagstuk. In de lessen wordt u
geïnformeerd over de opdracht en krijgt u de gelegenheid om vragen te stellen en aan de opdracht te
werken. De integrale eindopdracht wordt beoordeeld door een onafhankelijke beoordelaar (en dus
niet door de docent die de bijeenkomsten verzorgd).
U gaat in deze opdracht een managementprobleem of –doelstelling diagnosticeren.
Als beroepsmethode maakt u gebruik van de PDCLA cyclus. Omdat u in deze fase een diagnose
maakt, betekent dit dat u alleen de C (check) en L (learn) van de cyclus doorloopt. Dit doet u door de
volgende stappen van probleemoplossing door te lopen: beschrijving van de gewenste situatie,
analyse van de huidige situatie, gap-analyse, diagnose van oorzaken en gevolgen, beïnvloedbare
aspecten en oplossingsalternatieven.
Stap 1. Wat levert u in?
U levert een verslag in met een beschrijving, diagnose en oplossingsalternatieven van een
managementprobleem of -doelstelling. U maakt de opdracht op basis van onderstaande
opleidingsspecifieke instructie. Dit document bevat samen met de informatie onder stap 2 en 3 van de
exameninformatie alle relevante informatie om uw opdracht te kunnen maken.
Stap 2. Waar moet de opdracht aan voldoen?
Kies een relevant en actueel managementvraagstuk, –probleem of - doelstelling dat speelt binnen uw
eigen organisatie of die van een organisatie waarvan u de managementpraktijken goed kent.
• Werk in uw opdracht onderstaande stappen/deelopdrachten, afgeleid van de algemene leerdoelen,
uit in de volgorde waarin ze worden genoemd.
• Verwerk ook de antwoorden op de vragen die bij stap 2.5 en 2.8 zijn aangegeven.
• Het betreft een integrerende opdracht; probeer in de in uw ogen relevante factoren en oplossingen
mee te nemen door vanuit verschillende invalshoeken te kijken. Maak bij de diagnose van het
gekozen managementprobleem in ieder geval gebruik van theorie, modellen en instrumenten uit fase
2 van uw opleiding en waar van toepassing de opgedane kennis uit het eerste studiejaar.
• Leg in uw uitwerking een duidelijk verband tussen de theorie en de praktijk en zorg voor een goede
onderbouwing van gemaakte keuzes.
2.1 Een beschrijving van de feitelijke situatie
Verricht een situatieanalyse, een feitelijke beschrijving van een Managementprobleem of -doelstelling
binnen een afdeling of organisatie met behulp van het 7-W-vragenmodel (wat, waartoe, wanneer, wie,
welke manier/middelen, waar, waarom). Werk dit onderdeel uit op maximaal 1 of 2 A4tjes.
2.2 Een beschrijving van de gewenste of de ideale situatie Schets een beeld van de gewenste of
ideale (Soll) situatie aan de hand van de wensen van de opdrachtgever, vergelijkbare praktijksituaties
(die wel doelgericht en doelmatig verlopen) en theorieën of modellen uit de literatuur.
2.3 Analyse van de huidige situatie
Analyseer en beschrijf stapsgewijs aan de hand van de managementaspecten en modellen die u
beschreven heeft in de gewenste situatie (in 2.2), hoe deze aspecten er in de huidige praktijksituatie
(Ist) aan toe gaan. Ga waar dat kan uit van feiten en objectieve waarnemingen en
2
,geef duidelijk aan wanneer u een interpretatie of oordeel weergeeft.
2.4 Gap analyse Breng de verschillen tussen de gewenste (Soll)) huidige situatie en de huidige
situatie (Ist) systematisch in kaart. Bijvoorbeeld in de vorm van een samenvatting van de meest
relevante verschillen tussen de wenselijke en de huidige situatie.
2.5 Een diagnose van mogelijke oorzaken en gevolgen Benoem de mogelijke oorzaken van de
meest relevante managementaspecten uit de gap-analyse, bijvoorbeeld met behulp van een
probleemkluwen, mindmap of een oorzaak-gevolg diagram (visgraatmodel). Beantwoord daarnaast
ook onderstaande vragen:
a. Welke rationele doelen hebben de managementaspecten uit de gap-analyse?
b. In welke mate zijn de in de Ist-situatie beoogde resultaten bereikt?
c. Zijn bedrijfsmiddelen tijdens het werk adequaat gebruikt?
d. In welke mate was de voortgang tijdens het werkproces transparant voor medewerkers en
management?
e. Hoe oordeelt u over de effectiviteit van de manager (de sturing vooraf en bijsturing door de
manager richting prestaties)?
f. Wat is uw oordeel over de effectiviteit van de gehanteerde leiderschapsstijl (beïnvloeding van de
medewerker en het team)? Onderbouw uw oordeel.
g. In welke mate zijn de betrokken stakeholders bereid om het vraagstuk aan te pakken? Onderbouw
uw oordeel.
h. In welke mate spelen aspecten als persoonskenmerken, teamdynamiek, machtsverschillen en
organisatiecultuur een rol in de probleemsituatie?
i. In welke mate is er door de manager adequaat gebruik gemaakt van reflectie, bezinning en leren bij
het werken aan doelstellingen?
2.6 Beïnvloedbare aspecten Beschrijf de aspecten waarop de manager moet bijsturen of
veranderen om de gewenste situatie te bereiken. Geef ook aan waarom. Haalbaarheid is hierbij een
belangrijk uitgangspunt. Bespreek alleen factoren die werkelijk beïnvloedbaar zijn.
2.7 Globale oplossingsalternatieven
Schets in 150-200 woorden minimaal drie oplossingsalternatieven om de huidige situatie bij sturen of
te veranderen zodat het probleem wordt opgelost of doelstelling wordt behaald. De uitwerking van de
oplossingsalternatieven (hoe dat te doen) zelf valt buiten de scope van dit examen; u hoeft geen
implementatieplan op te nemen.
2.8 Reflectie Reflecteer op uw vaardigheden met betrekking tot probleemanalyse. Beantwoord in
ieder geval onderstaande vragen.
a. Welke aannames of beelden had u voor de analyse over de probleemsituatie? In welke mate
waren deze bewust en rationeel?
b. In welke mate bent u er een geslaagd objectieve observatie en feitelijke informatie te scheiden van
interpretaties?
c. In welke mate bent u erin geslaagd om passende modellen of theorie te selecteren en toe te
passen?
d. Welke twee leeractiviteiten zullen uw vaardigheid met betrekking tot probleemoplossing vergroten?
3
, BEOORDELING = 8
Organisatie XX is op de juiste wijze geïntroduceerd: kort en krachtig. De aanleiding van het
onderzoek is helder in kaart gebracht. Deze is onderbouwd vanuit cijfers. De cijfers geven
een duidelijk beeld van de problematiek. Het onderwerp is relevant voor de opleiding die de
student volgt. Het 7-W-model is concreet uitgewerkt. De toepassing op de situatie is goed.
Voor de analyse van de huidige situatie maakt de student gebruik van de PDCA-cyclus. Deze
is op de juiste wijze toegepast. Ook bij de analyse van de cultuur maakt de student gebruik
van een betrouwbare bron, namelijk de OCAI-test van Cameron en Quinn. De Change
Capacity Scan en het visgraatmodel zijn op de juiste wijze toegepast. Wat is het definitieve
vraagstuk van uw onderzoek. Is dat: 'In welke mate zijn de betrokken stakeholders bereid
om het vraagstuk aan te pakken?' In de opdrachtomschrijving staat namelijk het volgende:
'U definieert het vraagstuk: Waar gaat u een oplossing voor zoeken?' De
oplossingsrichtingen zijn onderbouwd vanuit de theorie. Deze kunnen bruikbaar zijn voor de
organisatie. De samenvatting van het onderzoek geeft een duidelijk overzicht van de
belangrijkste uitkomsten van het onderzoek. Verslaglegging is goed.
4
