Financieel management
Hoofdstuk 1 – Inleiding
Macro-economie: de economie als geheel, waarbij we vaak op het niveau van een heel land
kijken.
Meso-economie: een stuk smaller, draait om een bepaalde bedrijfstak en de factoren die
daarop van invloed zijn.
Micro-economie: kleinste niveau, gaat om beslissingen op bedrijfsniveau.
Bedrijfseconomie: houdt zich bezig met economische handelingen die door een bedrijf
worden uitgevoerd.
Onderneming: financiële kant van het bedrijf.
Bedrijven kunnen we verdelen in 3 categorieën:
- handelsbedrijf: koopt producten in en verkoopt die weer.
- productiebedrijf: gebruikt materialen om een nieuw product te maken.
- dienstverlenend bedrijf: verleent diensten.
Belangrijkste doel van een bedrijf is een duurzaam voortbestaan (continuïteit), goede
financiële basis.
Financieel management: heeft te maken met getallen en eenvoudig rekenwerk, geen hogere
wiskunde. Draait om het opleveren van financiële informatie, vaak financiële overzichten.
Resultatenrekening: laat zien of een onderneming winst of verlies maakt, dit resultaat heeft
direct invloed op het bestaansrecht.
Balans: overzicht van alle bezittingen (activa) en schulden (passiva) van een onderneming op
een bepaald moment.
Liquiditeitsoverzicht: wordt niet gepubliceerd, staan inkomende en uitgaande geldstromen.
Ondernemingsplan: staat in uitgewerkt hoe het ondernemingsconcept succesvol kan worden
uitgevoerd. Bevat informatie over de ondernemer, de onderneming en financiële
begrotingen. Vaak gebruikt om financiering voor de onderneming te krijgen.
Ratioanalyse: kun je resultaten van een bedrijf mee beoordelen.
Vaste activa: hebben een hoge waarde en moet veel geld in geïnvesteerd worden.
Investeringsselectie: kan mee worden bepaald welke activa wel of niet in aanmerking komen
om in te investeren.
Vlottende activa: het geld en de bezittingen die nodig zijn om de ondernemingsactiviteiten
draaiende te houden.
Passiva: wordt gevormd door eigen vermogen (ingebracht door de ondernemer) en vreemd
vermogen (van bijv. bank of leveranciers).
Stakeholders: iedereen die belang heeft bij de resultaten van een bedrijf.
Hoofdstuk 2 – Relaties met andere vakgebieden
,Management accounting: draait om het verzamelen van informatie en nagaan of een bedrijf
op koers ligt om haar doelstellingen te halen. Toekomstgericht.
Externe verslaggeving (financial accounting -> verleden gericht): draait om het publiceren
van de wettelijke vereiste informatie van een bedrijf zodat stakeholders weten hoe het
bedrijf ervoor staat.
Bedrijfsadministratie: verwerken van financiële gebeurtenissen in de administratie van een
bedrijf.
Rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid: je bent als ondernemer met privévermogen
aansprakelijk voor de schulden van het bedrijf.
Rechtsvorm met rechtspersoonlijkheid: vaak niet het geval, kan zelf contracten afsluiten en
handelen.
Hoofdstuk 3 – Bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid
Hoofdstuk 4 - Bedrijven met rechtspersoonlijkheid
, De Balans
Hoofdstuk 1 – Inleiding
Linkerkant: Debetzijde van de balans, overzicht van alle bezittingen (activa)
Rechterkant: Creditzijde van de balans, waar de financiering van de bezittingen staan
(passiva)
Hoofdstuk 2 – Debet en credit
Basisstructuur balans:
Links -
Vaste activa: bezittingen langer dan een jaar (bijv. bedrijfspand)
Vlottende activa: Bezittingen korter dan een jaar (bijv. voorraden, debiteuren)
Totale activa
Rechts -
Eigen vermogen: Door eigenaar ingebracht geld
Lang vreemd vermogen: Schulden langer dan een jaar (bijv. leningen)
Kort vreemd vermogen: Schulden korter dan een jaar (bijv. crediteuren)
Hoofdstuk 3 – Scontro versus staffelvorm
Scontrovorm: horizontale opstelling
Staffelvorm: verticale opstelling
Eigen vermogen (eindsaldo) – eigen vermogen (beginsaldo) + privéonttrekkingen –
privéstortingen = winst (of verlies) boekjaar
Hoofdstuk 4 – Veelvoorkomende balansposten
Vaste activa:
- Immateriële vaste activa: niet tastbaar -> oprichtingskosten, vergunningen
- Materiële vaste activa: tastbaar -> bedrijfspand, magazijn, inventaris
- Financiële vaste activa: vorm van financiële goederen -> uitgeleend geld
Vlottende activa:
- Voorraden: grondstoffen, gerede producten, onderhanden werk
- Vorderingen: nog te ontvangen facturen van klanten
- Vooruitbetaalde bedragen: vooruitbetaald, maar nog niet gebruikt, huur
- Effecten: Kortetermijnbeleggingen en financiële producten
- Liquide middelen: direct beschikbaar geld (banksaldo, kasgeld)
Eigen vermogen:
- Eigen vermogen: ingebracht geld door eigenaar
- Aandelenkapitaal: waarde van uitgegeven aandelen (bv/nv)
- Reserves: opgespaarde winst van voorgaande jaren
Lang vreemd vermogen:
Voorzieningen: toekomstige verplichtingen
Leningen: schulden langer dan een jaar
Financial lease: koop op afbetaling