Human-Computer Interaction
Hoorcollege 1
Basisconcepten en -theorieën
Wat is een computer?
Een computer is een elektronisch apparaat waarmee gegevens met algoritmes worden
verwerkt. Het kan gegevens opslaan,...
Productontwerp ≠ Interactieontwerp
- Vorm - Input gebruiker
- Materiaal - Output systeem
- Ergonomie
- Esthetiek
New Media Design
CMC = computer-gemedieerde communicatie → gebruik van digitaal medium in
communicatie
Dead/old media = vormen van analoge media die nog in gebruik zijn: televisie, radio,
kranten
New media = vormen van media die van computers afkomstig zijn, computationeel zijn en
afhankelijk zijn van computers voor herdistributie, digitaal zijn en een hoog
interactieniveau hebben: smartphones, games, robots enz.
Remediation = de integratie van kenmerken van een oud medium in een nieuw medium,
waarbij de inhoud van de media hetzelfde blijft
(film o.b.v. theater, games o.b.v. films, nieuwssites o.b.v. (lay-out van) kranten)
Emerging media = communicatievormen of -kanalen die bezig zijn bekend te worden als
onderdeel van een lange evolutie van onze communicatiearchitectuur
(5G/WIFI, VR, appen)
Understanding the users
- Considering what people are good and bad at
- Considering what might help people with the way they currently do things
- Thinking through what might provide quality user experiences
- Listening to what people want and getting them involved in the design
,Interaction design:
Goed interactieontwerp:
- USEFULNESS: Verbetert hoe mensen werken, communiceren en interacteren
- EFFECTIVENESS: Mensen ondersteunt in hun dagelijkse activiteiten en het behalen
van hun doelen
- USABILITY: Makkelijk te gebruiken is
- USER EXPERIENCE: Aangenaam is om te gebruiken
Impairments (beperkingen) kunnen - permanent zijn
- tijdelijk
- situationeel
Usability goals:
- Effectiveness: zo weinig mogelijk errors
- Efficiency: zo min mogelijk stappen
- Safety: veiligheid
- Utility: goede functionaliteit
- Learnability: makkelijk te leren
- Memorability: makkelijk te onthouden hoe het werkt
Accessibility for everyone (also with impairments):
● Zintuiglijke beperking (zoals verlies van gezichtsvermogen of gehoor)
● Lichamelijke beperking (functieverlies van een of meer delen van het lichaam, bijvoorbeeld na een
beroerte of een dwarslaesie)
● Cognitief (bijvoorbeeld leerstoornis of verlies van geheugen/cognitieve functie als gevolg van ouderdom
of een aandoening zoals de ziekte van Alzheimer)
Five types of interaction
- Instructing:
- Gebruikers geven instructies aan een systeem.
- Typen van opdrachten, het selecteren van opties uit menu's in een Windows-
omgeving of op een multitouchscherm, het hardop uitspreken van
opdrachten, gebaren maken, op knoppen drukken of een combinatie van
functietoetsen gebruiken.
, - Conversing:
- Gebruikers voeren een dialoog met een systeem.
- Spreken via een interface of vragen typen, waarop het systeem antwoordt via
tekst- of spraakuitvoer.
- Manipulating:
- Gebruikers hebben interactie met objecten in een virtuele of fysieke ruimte
door ze te manipuleren.
- Augmented reality: aangepast/versterkte realiteit
- Exploring:
- Gebruikers bewegen zichzelf door een virtuele omgeving of een fysieke
ruimte.
- 3D-werelden & virtual reality-systemen
- Ze stellen gebruikers in staat hun vertrouwde kennis aan te scherpen door
zich fysiek te verplaatsen.
- Responding:
- Het systeem initieert de interactie en de gebruiker kiest of hij wil reageren.
- Ze kunnen ervoor kiezen om naar de informatie te kijken die op hun telefoon
verschijnt, of deze te negeren.
Hoorcollege 1
Basisconcepten en -theorieën
Wat is een computer?
Een computer is een elektronisch apparaat waarmee gegevens met algoritmes worden
verwerkt. Het kan gegevens opslaan,...
Productontwerp ≠ Interactieontwerp
- Vorm - Input gebruiker
- Materiaal - Output systeem
- Ergonomie
- Esthetiek
New Media Design
CMC = computer-gemedieerde communicatie → gebruik van digitaal medium in
communicatie
Dead/old media = vormen van analoge media die nog in gebruik zijn: televisie, radio,
kranten
New media = vormen van media die van computers afkomstig zijn, computationeel zijn en
afhankelijk zijn van computers voor herdistributie, digitaal zijn en een hoog
interactieniveau hebben: smartphones, games, robots enz.
Remediation = de integratie van kenmerken van een oud medium in een nieuw medium,
waarbij de inhoud van de media hetzelfde blijft
(film o.b.v. theater, games o.b.v. films, nieuwssites o.b.v. (lay-out van) kranten)
Emerging media = communicatievormen of -kanalen die bezig zijn bekend te worden als
onderdeel van een lange evolutie van onze communicatiearchitectuur
(5G/WIFI, VR, appen)
Understanding the users
- Considering what people are good and bad at
- Considering what might help people with the way they currently do things
- Thinking through what might provide quality user experiences
- Listening to what people want and getting them involved in the design
,Interaction design:
Goed interactieontwerp:
- USEFULNESS: Verbetert hoe mensen werken, communiceren en interacteren
- EFFECTIVENESS: Mensen ondersteunt in hun dagelijkse activiteiten en het behalen
van hun doelen
- USABILITY: Makkelijk te gebruiken is
- USER EXPERIENCE: Aangenaam is om te gebruiken
Impairments (beperkingen) kunnen - permanent zijn
- tijdelijk
- situationeel
Usability goals:
- Effectiveness: zo weinig mogelijk errors
- Efficiency: zo min mogelijk stappen
- Safety: veiligheid
- Utility: goede functionaliteit
- Learnability: makkelijk te leren
- Memorability: makkelijk te onthouden hoe het werkt
Accessibility for everyone (also with impairments):
● Zintuiglijke beperking (zoals verlies van gezichtsvermogen of gehoor)
● Lichamelijke beperking (functieverlies van een of meer delen van het lichaam, bijvoorbeeld na een
beroerte of een dwarslaesie)
● Cognitief (bijvoorbeeld leerstoornis of verlies van geheugen/cognitieve functie als gevolg van ouderdom
of een aandoening zoals de ziekte van Alzheimer)
Five types of interaction
- Instructing:
- Gebruikers geven instructies aan een systeem.
- Typen van opdrachten, het selecteren van opties uit menu's in een Windows-
omgeving of op een multitouchscherm, het hardop uitspreken van
opdrachten, gebaren maken, op knoppen drukken of een combinatie van
functietoetsen gebruiken.
, - Conversing:
- Gebruikers voeren een dialoog met een systeem.
- Spreken via een interface of vragen typen, waarop het systeem antwoordt via
tekst- of spraakuitvoer.
- Manipulating:
- Gebruikers hebben interactie met objecten in een virtuele of fysieke ruimte
door ze te manipuleren.
- Augmented reality: aangepast/versterkte realiteit
- Exploring:
- Gebruikers bewegen zichzelf door een virtuele omgeving of een fysieke
ruimte.
- 3D-werelden & virtual reality-systemen
- Ze stellen gebruikers in staat hun vertrouwde kennis aan te scherpen door
zich fysiek te verplaatsen.
- Responding:
- Het systeem initieert de interactie en de gebruiker kiest of hij wil reageren.
- Ze kunnen ervoor kiezen om naar de informatie te kijken die op hun telefoon
verschijnt, of deze te negeren.