Leiderschap en innovatie: College 2
1 GROEP WORDEN
• Hoe werkt lidmaatschap van een nieuwe groep? => Gaat over problemen die mensen
meemaken die gevoelens tot stand brengen en waar mensen een oplossing voor opzoeken (=
PRINCIPE)
1.1 LIDMAATSCHAP VAN EEN NIEUWE GROEP
• PROBLEMEN/ 4 vrgaen zie mensen zichzelf stellen wanneer ze in een nieuwe groep terecht
komen:
1. Identiteit: Wie moet ik hier zijn?/ Welke rol kan ik hier opnemen?
▪ ROLREPERTOIRE => We hebben een keuze om ons op een bepaalde manier te
gedragen binnen de nieuwe groep.
2. Macht en invloed: Zal ik greep hebben op anderen en hen kunnen beïnvloeden ?
3. Behoeften en doelstellingen: Zullen de doelstellingen van de groep ook aan mijn eigen
behoeften tegemoet komen ? => Gaat over verwachtingen t.o.v. de groep.
4. Aanvaarding en intimiteit: Zal de groep mij aardig vinden en accepteren ? In welke
mate zullen wij een hechte groep vormen ?
▪ = universele menselijke behoefte; namelijk de behoefte om graag gezien te
worden.
• GVOELENS => Uit voorgaande problemen/ vraagstukken vloeien een aantal gevoelens uit.
o Frustratie (bv. Plots heb ik het gevoel dat ik niets meer kan)
o Spanning
o Angst
Emotionaliteit moet steeds voorrang krijgen op rationaliteit = Wetmatigheid
Men moet kunnen omgaan met die emotionaliteit => Het ijs moet eerst gebroken worden
wanneer er iemand nieuw in het team komt (bv. studenten verpleegkunde). => Dit gedeelte wordt
vaak achterwege gelaten.
Rationaliteit => bv. weg beschrijven, folders uitdelen, behandeling voorstellen,… => Dit gedeelte
doen we meestal goed.
• Reacties om tot een oplossing te komen/ 3 mogelijke reactiepatronen
o Harde reacties: vechten, het heft in handen nemen, verzet tegen gezag (=
HYPERASSERTIEF)
▪ Reactie om de behoefte aan zachtheid (intimiteit, aanvaarding, affectie,…) te
onderdrukken en als het ware een masker opzetten.
o Zachte reacties: ondersteuning, begeleiding, alliantievorming, afhankelijkheid
▪ Manier om de behoefte om gehoord te worden te onderdrukken (= het willen
greep krijgen op de groep maar dit niet effectief durven te doen).
o Ontkennende reacties (terugtrekken): passiviteit, onverschilligheid
▪ Weinig engagement vertonen in het groepsproces, mensen die gevoelens niet
kunnen toelaten en in een soort rationele modus terecht komen => Enkel het
proces bekijken, maar het proces verder niet aanvoelen
1
, 1.2 FASEN VAN GROEPSONTWIKKELING
• Er bestaat geen vaste volgorde om de verschillende fasen voor groepsontwikkeling te
doorlopen.
MODEL VAN TUCKMAN:
1. FORMING (verkenning)
o ERBIJ – ERBUITEN
▪ Kat uit de boom kijken
▪ Elkaar uittesten
▪ Wat zijn de criteria om ‘erbij’ te horen? Hoor ik ‘erbij’?
o Focus op acceptatie
o Verhelderen van taak en rol
2. STORMING
o ERBOVEN – ERTUSSEN
▪ ‘Informele’ leiders worden zichtbaar
▪ Conflict in de groep
▪ Wie mag mij aansturen? Wie kan ik beïnvloeden?
o Focus op macht
o Introduceren van directe communicatie => dominante leden bepalen het
groepsproces
3. NORMING
o SAMEN – TEGEN
▪ Afspraken maken
▪ Problemen bespreken
▪ Wat zijn de verwachtingen?
o Focus op elkaar steunen => Gaat over het wegwerken van onzekerheden (zie eerder)
o Zeker bij grote groepen dient men hier op te letten voor het vormen van COALITIES!
o Ontwikkelen van omgangsvormen => Passieve leden worden gestimuleerd; dominante
leden worden geremd
2
1 GROEP WORDEN
• Hoe werkt lidmaatschap van een nieuwe groep? => Gaat over problemen die mensen
meemaken die gevoelens tot stand brengen en waar mensen een oplossing voor opzoeken (=
PRINCIPE)
1.1 LIDMAATSCHAP VAN EEN NIEUWE GROEP
• PROBLEMEN/ 4 vrgaen zie mensen zichzelf stellen wanneer ze in een nieuwe groep terecht
komen:
1. Identiteit: Wie moet ik hier zijn?/ Welke rol kan ik hier opnemen?
▪ ROLREPERTOIRE => We hebben een keuze om ons op een bepaalde manier te
gedragen binnen de nieuwe groep.
2. Macht en invloed: Zal ik greep hebben op anderen en hen kunnen beïnvloeden ?
3. Behoeften en doelstellingen: Zullen de doelstellingen van de groep ook aan mijn eigen
behoeften tegemoet komen ? => Gaat over verwachtingen t.o.v. de groep.
4. Aanvaarding en intimiteit: Zal de groep mij aardig vinden en accepteren ? In welke
mate zullen wij een hechte groep vormen ?
▪ = universele menselijke behoefte; namelijk de behoefte om graag gezien te
worden.
• GVOELENS => Uit voorgaande problemen/ vraagstukken vloeien een aantal gevoelens uit.
o Frustratie (bv. Plots heb ik het gevoel dat ik niets meer kan)
o Spanning
o Angst
Emotionaliteit moet steeds voorrang krijgen op rationaliteit = Wetmatigheid
Men moet kunnen omgaan met die emotionaliteit => Het ijs moet eerst gebroken worden
wanneer er iemand nieuw in het team komt (bv. studenten verpleegkunde). => Dit gedeelte wordt
vaak achterwege gelaten.
Rationaliteit => bv. weg beschrijven, folders uitdelen, behandeling voorstellen,… => Dit gedeelte
doen we meestal goed.
• Reacties om tot een oplossing te komen/ 3 mogelijke reactiepatronen
o Harde reacties: vechten, het heft in handen nemen, verzet tegen gezag (=
HYPERASSERTIEF)
▪ Reactie om de behoefte aan zachtheid (intimiteit, aanvaarding, affectie,…) te
onderdrukken en als het ware een masker opzetten.
o Zachte reacties: ondersteuning, begeleiding, alliantievorming, afhankelijkheid
▪ Manier om de behoefte om gehoord te worden te onderdrukken (= het willen
greep krijgen op de groep maar dit niet effectief durven te doen).
o Ontkennende reacties (terugtrekken): passiviteit, onverschilligheid
▪ Weinig engagement vertonen in het groepsproces, mensen die gevoelens niet
kunnen toelaten en in een soort rationele modus terecht komen => Enkel het
proces bekijken, maar het proces verder niet aanvoelen
1
, 1.2 FASEN VAN GROEPSONTWIKKELING
• Er bestaat geen vaste volgorde om de verschillende fasen voor groepsontwikkeling te
doorlopen.
MODEL VAN TUCKMAN:
1. FORMING (verkenning)
o ERBIJ – ERBUITEN
▪ Kat uit de boom kijken
▪ Elkaar uittesten
▪ Wat zijn de criteria om ‘erbij’ te horen? Hoor ik ‘erbij’?
o Focus op acceptatie
o Verhelderen van taak en rol
2. STORMING
o ERBOVEN – ERTUSSEN
▪ ‘Informele’ leiders worden zichtbaar
▪ Conflict in de groep
▪ Wie mag mij aansturen? Wie kan ik beïnvloeden?
o Focus op macht
o Introduceren van directe communicatie => dominante leden bepalen het
groepsproces
3. NORMING
o SAMEN – TEGEN
▪ Afspraken maken
▪ Problemen bespreken
▪ Wat zijn de verwachtingen?
o Focus op elkaar steunen => Gaat over het wegwerken van onzekerheden (zie eerder)
o Zeker bij grote groepen dient men hier op te letten voor het vormen van COALITIES!
o Ontwikkelen van omgangsvormen => Passieve leden worden gestimuleerd; dominante
leden worden geremd
2