Leerdoelen Radiodiagnostiek P3
vRD 03-01 en 03-02 (Bekken/Heup)
- De student kan de aanvraag dusdanig interpreteren dat een bewuste keuze voor een onderzoek
gemaakt kan worden.
De patiënt die voor een röntgenfoto komt van de bekken/heup heeft 6 maanden geleden op de OK een
THP (totale heupprothese) gekregen. Het gewenste onderzoek is bekken, Re heup en er wordt
gevraagd wat de stand van de heup is.
Bij deze casus worden de opname Bekken (AP), Heup (AP), Lateraal (uitgedraaid) omdat …
- De student kan Beroeps Methodisch Handelen.
- De student kan de instellingen zoals die in het boek beschreven staan bij instelcriteria kunnen
beargumenteren.
Bekken, AP
- In de mediaanlijn, 5-10 cm boven de bovenrand van de symfyse. Door variatie in de vorm en stand
van het bekken is er geen vast centreerpunt. Centreren ten opzichte van de bundelgrenzen verdient
de voorkeur.
- De bovengrens van het röntgenveld komt overeen met de cristae iliacae.
- De ondergrens bevindt zich 5 cm onder de symfyse.
- De zijgrenzen komen overeen met de trochanter major beiderzijds.
Heup, AP
- De CS gaat door het punt 3 tot 5 cm lateraal op de middelloodlijn van de verbindingslijn tussen de
symfyse en de spina iliaca anterior superior.
- Als bovengrens van het röntgenveld wordt de spina iliaca anterior superior aangehouden.
- De zijgrens valt mediaal op de symphysis pubis.
Lateraal (uitgedraaid)
- De CS gaat door het snijpunt van de middelloodlijn met de verbindingslijn tussen spina iliaca
anterior superior en symfyse.
- Als bovengrens van het röntgenveld wordt de spina iliaca anterior superior aangehouden.
- De zijgrens valt mediaal op de symphysis pubis.
- De student kan de keuze voor belichtings-, acquisitie- en reconstructieparameters
beargumenteren.
AEC
Voor alle drie de opnamen wordt een AEC (automatische belichting) gebruikt. De heup/bekken is een
relatief dikke massa waardoor de straling heen moet. Door een AEC te grbuiken wordt automatisch
berekend wanneer er genoeg straling op de vlakken terecht is gekomen. Bij heupprothesen en
osteosynthesemateriaal bestaat het risico op overbelichting wanneer het metaal zich voor het meetveld
bevindt. Een juiste exposie wordt verkregen door vooraf een exposiecorrectie toe te passen of een
handmatige belichtingswaarde te gebruiken.
Strooistralenrooster
Ook wordt er bij een bekken/heup opname een strooistralenrooster gebruikt. Dit in verband met het
ontstaan van relatief hoge intensiteit strooistraling die een negatief effect kan hebben op de
beeldkwaliteit. Door een strooistralenrooster te gebruikten wordt de strooistraling weg gefilterd en is er
een beter beeldcontrast.
Focus
Om geometrische onscherpte te voorkomen wordt er een klein focus gebruikt. Indien er kans is op
bewegingsonscherpte (bij bijvoorbeeld onrustige patiënten), kan ervoor gekozen worden om een groot
focus te nemen, om zo de opname tijd te verkorten. Voor de opname van de bekken/heup wordt een
klein focus geadviseerd
1
2019-2020
,Leerdoelen Radiodiagnostiek P3
- De student kan aan de hand van de beoordelingscriteria aangeven of een opname voldoet aan
de gestelde criteria.
Bekken, AP
De patiënt ligt op de rug op tafel. Het bekken ligt symmetrisch. De benen zijn gestrekt, de femora zijn
evenwijdig aan de detector. De benen worden 15 graden geëndoroteerd.
- Volledige afbeelding van het bekken, inclusief het proximale deel van de femora.
- Symmetrische afbeelding van linker en rechter bekkenhelft (referentiepunten: ala ossis ilii, spina
ischiadica, os pubis, os ischii, foramen obturatum).
- Symmetrische afbeelding van collum femoris beiderzijds.
- Onverkorte afbeelding van het collum bij endorotatiestand van de benen: de trochanter major
projecteert zich niet over het collum, de trochanter minor is zichtbaar aan de mediale zijde van het
femur.
Heup, AP
De patiënt ligt op de rug op tafel. Het bekken ligt symmetrisch. Het been ligt gestrekt, het femur
evenwijdig aan de detector. Het been wordt 15 graden geëndoroteerd.
- Volledige afbeelding van heupgewricht, collum en trochanters.
- Osteosynthese is volledig afgebeeld.
- De afbeelding van de gewrichtsspleet is goed te beoordelen.
- Onverkorte afbeelding van het collum bij endorotatiestand van het been.
- De trochanter major projecteert zich niet over het collum.
- De trochanter minor is zichtbaar over de mediale zijde van het femur.
Lateraal (uitgedraaid)
De patiënt wordt vanuit rugligging met het bekken 45 graden op de af te beelden zijde gedraaid. Het
been van de af te beelden zijde wordt geëxoroteerd, zodat dit been in zuiver laterale positie ligt. Om
overprojectie te voorkomen, wordt het niet af te beelden been gestrekt en zo ver mogelijk naar
dorsaal/lateraal gelegd.
- Volledige afbeelding van heupgewricht, collum en trochanters.
- Os pubis is volledig afgebeeld tot aan de symfyse.
- Laterale projectie van het femur.
- De trochanter minor is zichtbaar.
- Verkorte afbeelding van het collum.
- De trochanter major projecteert zich over het collum.
- Het heupgewricht is goed te beoordelen.
- Osteosynthese is volledig afgebeeld.
- De student kan de relevante anatomie herkennen op een röntgenopname.
- De student kan de in de casus benoemde pathologie uitleggen en herkennen.
Heupdysplasie
o Heupdysplasie is een afwijking van het heupgewricht. De heupkom is onvoldoende
ontwikkeld waardoor de heupkop onvoldoende overdekt wordt. Het is geen pijnlijke
aandoening, maar als het niet behandeld wordt kan het later artrose veroorzaken
o Het is niet precies bekend wat de oorzaak van heupdysplasie is. Het is wel bekend dat de
kans op heupdysplasie groter is in de volgende gevallen:
Als een kind in een stuitligging lag tijdens de zwangerschap.
Als er in de familie aangeboren heupafwijkingen voorkomen.
Als een kind tevens een aangeboren afwijking heeft aan bijvoorbeeld de voet en/of
de rug.
2
2019-2020
, Leerdoelen Radiodiagnostiek P3
Ziekte van Bechterew
De ziekte van Bechterew begint met pijn en stijfheid, vooral laag in de rug. Na de rugwervels raken
ook de gewrichten van schouder, heup en knieën ontstoken. Patiënten met de ziekte van Bechterew
zijn vaak moe. In een latere fase kunnen ook de ogen, hart en andere organen ontstoken raken.
Over de oorzaken van de ziekte van Bechterew is nog weinig bekend. Mogelijk zijn darminfecties en
urineweginfecties een aanleiding. Zeker is dat een erfelijke factor meespeelt.
Infectie
Infecties aan darmen of urinewegen kunnen een aanleiding zijn voor het ontstaan van de ziekte van
Bechterew. De natuurlijke afweer die het lichaam tegen dit soort infecties opbouwt, richt zich dan
vervolgens tegen het eigen lichaam
Erfelijke factr
Bij de ziekte van Bechterew spelen erfelijke factoren een rol. Binnen een familie komt de
aandoening vaak bij meerdere personen voor.
Erfelijke factr in bloed
Bij ruim negentig procent van de mensen met Bechterew komt in het bloed de erfelijke factor HLA-
B27 voor. Deze erfelijke factor zegt toch niet alles. Acht procent van de bevolking heeft deze factor
namelijk wel in het bloed, maar heeft niet de ziekte van Bechterew. De aanwezigheid van de
erfelijke factor is dus niet meer dan een aanwijzing. Het bepalen van de factor HLA-B27 is dus
alleen zinvol als er klachten zijn die wijzen op een ontsteking van gewrichten in rug of bekken. Dat
kan een duidelijke aanwijzing zijn voor het ontwikkelen van de ziekte van Bechterew.
vRD 03-03, 03-05, 03-06 (schouder endo-exo)
- De student kan de aanvraag dusdanig interpreteren dat een bewuste keuze voor een onderzoek
gemaakt kan worden.
De patiënt heeft aanhoudende pijn in de linkerschouder met daarbij bewegingsbeperkingen. Het
gewenste onderzoek dat moet worden gedaan is schouder L en er wordt gevraagd of er PHS
(Periarthritis humeroscapularis) een slijmmbeursontsteking aanwezig is in de schouder. PHS is ookwel
waar te nemen als een kakafzetting in het schoudergewricht.
Bij deze casus wordt de opname schouder (AP 15 graden craniocaudaal) gemaakt. Dit heet ook wel de
Exo/endo foto.
- De student kan beroeps Methodisch Handelen.
- De student kan de instellingen zoals die in het boek beschreven staan bij instelcriteria kunnen
beargumenteren.
- Er wordt gecentreerd op de cavitas glenoidalis.
- Bovengrens van het röntgenveld is de clavicula ter hoogte van het AC-gewricht.
- Zijgrens is de humeruskop.
- De student kan de keuze voor belichtings-, acquisitie- en reconstructieparameters
beargumenteren.
AEC
De opname waarbij de schouder geëndo- en geëxoroteerd wordt kan zowel met als zonder een AEC
worden gemaakt. Het AEC kan tevens alleen worden gebruikt wanneer het hele vlak wordt bedekt met
de schouder.
Focus
Voor de opname van de schoudergordel wordt een kleine focus gebruikt. Bij zeer forse patiënten, bij
wie kans op bewegingsonscherpte bestaat kan bij opnamen van de schoudergordel worden overwogen
een groot focus toe te passen.
Strooistralenrooster
Bijna alle opnamen van de schoudergordel en de humurus worden met een strooistralenrooster
gemaakt. Omdat de schouder een dik gebied is en daar veel strooistraling kan ontstaan wordt het
strooistralenrooster toegepast om zo een beter contrast te krijgen.
- De student kan aan de hand van de beoordelingscriteria aangeven of een opname voldoet aan
de gestelde criteria.
3
2019-2020
vRD 03-01 en 03-02 (Bekken/Heup)
- De student kan de aanvraag dusdanig interpreteren dat een bewuste keuze voor een onderzoek
gemaakt kan worden.
De patiënt die voor een röntgenfoto komt van de bekken/heup heeft 6 maanden geleden op de OK een
THP (totale heupprothese) gekregen. Het gewenste onderzoek is bekken, Re heup en er wordt
gevraagd wat de stand van de heup is.
Bij deze casus worden de opname Bekken (AP), Heup (AP), Lateraal (uitgedraaid) omdat …
- De student kan Beroeps Methodisch Handelen.
- De student kan de instellingen zoals die in het boek beschreven staan bij instelcriteria kunnen
beargumenteren.
Bekken, AP
- In de mediaanlijn, 5-10 cm boven de bovenrand van de symfyse. Door variatie in de vorm en stand
van het bekken is er geen vast centreerpunt. Centreren ten opzichte van de bundelgrenzen verdient
de voorkeur.
- De bovengrens van het röntgenveld komt overeen met de cristae iliacae.
- De ondergrens bevindt zich 5 cm onder de symfyse.
- De zijgrenzen komen overeen met de trochanter major beiderzijds.
Heup, AP
- De CS gaat door het punt 3 tot 5 cm lateraal op de middelloodlijn van de verbindingslijn tussen de
symfyse en de spina iliaca anterior superior.
- Als bovengrens van het röntgenveld wordt de spina iliaca anterior superior aangehouden.
- De zijgrens valt mediaal op de symphysis pubis.
Lateraal (uitgedraaid)
- De CS gaat door het snijpunt van de middelloodlijn met de verbindingslijn tussen spina iliaca
anterior superior en symfyse.
- Als bovengrens van het röntgenveld wordt de spina iliaca anterior superior aangehouden.
- De zijgrens valt mediaal op de symphysis pubis.
- De student kan de keuze voor belichtings-, acquisitie- en reconstructieparameters
beargumenteren.
AEC
Voor alle drie de opnamen wordt een AEC (automatische belichting) gebruikt. De heup/bekken is een
relatief dikke massa waardoor de straling heen moet. Door een AEC te grbuiken wordt automatisch
berekend wanneer er genoeg straling op de vlakken terecht is gekomen. Bij heupprothesen en
osteosynthesemateriaal bestaat het risico op overbelichting wanneer het metaal zich voor het meetveld
bevindt. Een juiste exposie wordt verkregen door vooraf een exposiecorrectie toe te passen of een
handmatige belichtingswaarde te gebruiken.
Strooistralenrooster
Ook wordt er bij een bekken/heup opname een strooistralenrooster gebruikt. Dit in verband met het
ontstaan van relatief hoge intensiteit strooistraling die een negatief effect kan hebben op de
beeldkwaliteit. Door een strooistralenrooster te gebruikten wordt de strooistraling weg gefilterd en is er
een beter beeldcontrast.
Focus
Om geometrische onscherpte te voorkomen wordt er een klein focus gebruikt. Indien er kans is op
bewegingsonscherpte (bij bijvoorbeeld onrustige patiënten), kan ervoor gekozen worden om een groot
focus te nemen, om zo de opname tijd te verkorten. Voor de opname van de bekken/heup wordt een
klein focus geadviseerd
1
2019-2020
,Leerdoelen Radiodiagnostiek P3
- De student kan aan de hand van de beoordelingscriteria aangeven of een opname voldoet aan
de gestelde criteria.
Bekken, AP
De patiënt ligt op de rug op tafel. Het bekken ligt symmetrisch. De benen zijn gestrekt, de femora zijn
evenwijdig aan de detector. De benen worden 15 graden geëndoroteerd.
- Volledige afbeelding van het bekken, inclusief het proximale deel van de femora.
- Symmetrische afbeelding van linker en rechter bekkenhelft (referentiepunten: ala ossis ilii, spina
ischiadica, os pubis, os ischii, foramen obturatum).
- Symmetrische afbeelding van collum femoris beiderzijds.
- Onverkorte afbeelding van het collum bij endorotatiestand van de benen: de trochanter major
projecteert zich niet over het collum, de trochanter minor is zichtbaar aan de mediale zijde van het
femur.
Heup, AP
De patiënt ligt op de rug op tafel. Het bekken ligt symmetrisch. Het been ligt gestrekt, het femur
evenwijdig aan de detector. Het been wordt 15 graden geëndoroteerd.
- Volledige afbeelding van heupgewricht, collum en trochanters.
- Osteosynthese is volledig afgebeeld.
- De afbeelding van de gewrichtsspleet is goed te beoordelen.
- Onverkorte afbeelding van het collum bij endorotatiestand van het been.
- De trochanter major projecteert zich niet over het collum.
- De trochanter minor is zichtbaar over de mediale zijde van het femur.
Lateraal (uitgedraaid)
De patiënt wordt vanuit rugligging met het bekken 45 graden op de af te beelden zijde gedraaid. Het
been van de af te beelden zijde wordt geëxoroteerd, zodat dit been in zuiver laterale positie ligt. Om
overprojectie te voorkomen, wordt het niet af te beelden been gestrekt en zo ver mogelijk naar
dorsaal/lateraal gelegd.
- Volledige afbeelding van heupgewricht, collum en trochanters.
- Os pubis is volledig afgebeeld tot aan de symfyse.
- Laterale projectie van het femur.
- De trochanter minor is zichtbaar.
- Verkorte afbeelding van het collum.
- De trochanter major projecteert zich over het collum.
- Het heupgewricht is goed te beoordelen.
- Osteosynthese is volledig afgebeeld.
- De student kan de relevante anatomie herkennen op een röntgenopname.
- De student kan de in de casus benoemde pathologie uitleggen en herkennen.
Heupdysplasie
o Heupdysplasie is een afwijking van het heupgewricht. De heupkom is onvoldoende
ontwikkeld waardoor de heupkop onvoldoende overdekt wordt. Het is geen pijnlijke
aandoening, maar als het niet behandeld wordt kan het later artrose veroorzaken
o Het is niet precies bekend wat de oorzaak van heupdysplasie is. Het is wel bekend dat de
kans op heupdysplasie groter is in de volgende gevallen:
Als een kind in een stuitligging lag tijdens de zwangerschap.
Als er in de familie aangeboren heupafwijkingen voorkomen.
Als een kind tevens een aangeboren afwijking heeft aan bijvoorbeeld de voet en/of
de rug.
2
2019-2020
, Leerdoelen Radiodiagnostiek P3
Ziekte van Bechterew
De ziekte van Bechterew begint met pijn en stijfheid, vooral laag in de rug. Na de rugwervels raken
ook de gewrichten van schouder, heup en knieën ontstoken. Patiënten met de ziekte van Bechterew
zijn vaak moe. In een latere fase kunnen ook de ogen, hart en andere organen ontstoken raken.
Over de oorzaken van de ziekte van Bechterew is nog weinig bekend. Mogelijk zijn darminfecties en
urineweginfecties een aanleiding. Zeker is dat een erfelijke factor meespeelt.
Infectie
Infecties aan darmen of urinewegen kunnen een aanleiding zijn voor het ontstaan van de ziekte van
Bechterew. De natuurlijke afweer die het lichaam tegen dit soort infecties opbouwt, richt zich dan
vervolgens tegen het eigen lichaam
Erfelijke factr
Bij de ziekte van Bechterew spelen erfelijke factoren een rol. Binnen een familie komt de
aandoening vaak bij meerdere personen voor.
Erfelijke factr in bloed
Bij ruim negentig procent van de mensen met Bechterew komt in het bloed de erfelijke factor HLA-
B27 voor. Deze erfelijke factor zegt toch niet alles. Acht procent van de bevolking heeft deze factor
namelijk wel in het bloed, maar heeft niet de ziekte van Bechterew. De aanwezigheid van de
erfelijke factor is dus niet meer dan een aanwijzing. Het bepalen van de factor HLA-B27 is dus
alleen zinvol als er klachten zijn die wijzen op een ontsteking van gewrichten in rug of bekken. Dat
kan een duidelijke aanwijzing zijn voor het ontwikkelen van de ziekte van Bechterew.
vRD 03-03, 03-05, 03-06 (schouder endo-exo)
- De student kan de aanvraag dusdanig interpreteren dat een bewuste keuze voor een onderzoek
gemaakt kan worden.
De patiënt heeft aanhoudende pijn in de linkerschouder met daarbij bewegingsbeperkingen. Het
gewenste onderzoek dat moet worden gedaan is schouder L en er wordt gevraagd of er PHS
(Periarthritis humeroscapularis) een slijmmbeursontsteking aanwezig is in de schouder. PHS is ookwel
waar te nemen als een kakafzetting in het schoudergewricht.
Bij deze casus wordt de opname schouder (AP 15 graden craniocaudaal) gemaakt. Dit heet ook wel de
Exo/endo foto.
- De student kan beroeps Methodisch Handelen.
- De student kan de instellingen zoals die in het boek beschreven staan bij instelcriteria kunnen
beargumenteren.
- Er wordt gecentreerd op de cavitas glenoidalis.
- Bovengrens van het röntgenveld is de clavicula ter hoogte van het AC-gewricht.
- Zijgrens is de humeruskop.
- De student kan de keuze voor belichtings-, acquisitie- en reconstructieparameters
beargumenteren.
AEC
De opname waarbij de schouder geëndo- en geëxoroteerd wordt kan zowel met als zonder een AEC
worden gemaakt. Het AEC kan tevens alleen worden gebruikt wanneer het hele vlak wordt bedekt met
de schouder.
Focus
Voor de opname van de schoudergordel wordt een kleine focus gebruikt. Bij zeer forse patiënten, bij
wie kans op bewegingsonscherpte bestaat kan bij opnamen van de schoudergordel worden overwogen
een groot focus toe te passen.
Strooistralenrooster
Bijna alle opnamen van de schoudergordel en de humurus worden met een strooistralenrooster
gemaakt. Omdat de schouder een dik gebied is en daar veel strooistraling kan ontstaan wordt het
strooistralenrooster toegepast om zo een beter contrast te krijgen.
- De student kan aan de hand van de beoordelingscriteria aangeven of een opname voldoet aan
de gestelde criteria.
3
2019-2020