HC4: Leren en omgeving
Zimbardo, H4
De behavioristische leertherapie richt zich op het hier en nu en leert de patiënt nieuwe
reacties aan, die de problematische gedragingen kunnen vervangen.
Psychologen definiëren leren als een proces waarbij door ervaringen een blijvende
verandering veroorzaken in het gedrag of in de cognitieve processen. Instinctief gedrag
komt voort uit de genen. Zonder leren zou de mens volledig afhankelijk zijn van onze
reflexen en aangeboren gedragingen. In tegenstelling tot andere organismen wordt het
menselijk gedrag sterk beïnvloed door leren.
Het leren om herhalende prikkels (zoals hard geluid uit je drukke straat) te negeren wordt
habituatie genoemd. Een andere simpele vorm van leren is het mere exposure-effect,
hierbij heb je een voorkeur voor stimuli waar je al eerder aan bent blootgesteld.
§4.1: Hoe verklaart klassieke conditionering leren?
Klassieke conditionering is een vorm van leren waarbij een neutrale stimulus (NS) het
vermogen verwerft om dezelfde aangeboren reflex op te roepen als een andere stimulus die
deze reflex oorspronkelijk oproep.
Verwerving
Klassieke conditionering begint bij een ongeconditioneerde stimulus (UCS), zonder
conditionering zal dit leiden tot een ongeconditioneerde respons (UCR). Tijdens de
verwervingsfase ( = het eerste leerstadium) wordt de neutrale stimulus herhaaldelijk samen
met de UCS aangeboden, dit heet contiguïteit. Door de contiguïteit verandert de NS in een
geconditioneerde stimulus (CS). Nu er een CS is, wordt de UCS de geconditioneerde
respons (CR) genoemd.
Je kan ook een onvoorwaardelijke stimulus hebben; een prikkel die vanzelf, zonder
te leren, een automatische reactie oproept (voedsel (USC) →speeksel aanmaken
(UCR)). Deze komen voort uit genetica en evolutie. We spreken ook wel van
reflexen.
De afname van een geconditioneerde associatie door de afwezigheid van een
ongeconditioneerde stimulus wordt extinctie (flooding) genoemd. Bij extinctie wordt de
respons tijdelijk onderdrukt. Wanneer de geconditioneerde respons (of angst) weer
terugkeert, wordt dit spontaan herstel genoemd.
Je kan de geconditioneerde respons ook vertonen bij stimuli die lijken op de
geconditioneerde stimulus, dit wordt stimulusgeneralisatie genoemd. Hoe sterker de
stimuli op elkaar lijken, hoe sterker de respons wordt. Het tegenovergestelde van
generalisatie is stimulusdiscriminatie, hierbij ontwikkel je alleen een respons bij een
specifieke stimulus, maar niet bij gelijkende stimuli. De discriminatie wordt ook selectief
leren genoemd.
, De klassieke conditionering kan werken als een domino-effect waarbij er steeds een
neutrale prikkel extra wordt toegevoegd aan de CR. Dit heet conditionering van de hogere
orde. Hoe langer de keten, hoe zwakker de reactie, tot ze na meerdere stappen verdwijnt.
Little Albert
Een bekend voorbeeld van klassieke conditionering is het experiment ‘Little Albert’ (John
Watson en Rosalie Rayner). Albert, een baby van negen maanden, was in het begin niet
bang voor dieren zoals een witte rat. Telkens wanneer hij de rat zag, lieten de onderzoekers
een hard geluid horen door met een hamer op een metalen staaf te slaan. Na een aantal
herhalingen raakte Albert ook zonder het geluid bang voor de rat. Die angst breidde zich uit:
ook andere witte en harige objecten, zoals een konijn, hond en zelfs een man met een witte
baard, maakten hem bang. Dit heet generalisatie. Het experiment bewees dat emoties
zoals angst aangeleerd kunnen worden.
Een geconditioneerde angstrespons is vaak de basis voor een posttraumatische
stressstoornis (PTSS). Met behulp van contraconditionering leer je om ontspannen te
reageren op de CS, hierdoor zal extinctie plaatsvinden.
Door influencers spullen te laten promoten of humor te gebruiken in je reclames zal het
publiek sneller een positieve houding hebben t.o.v. het product dan anders. De influencer en
humor zijn een ongeconditioneerde stimulus en zorgen voor positieve gevoelens.
§4.2: Hoe leren we nieuw gedrag door operante conditionering?
Operante conditionering is een vorm van leren waarbij verwachte consequenties kunnen
zorgen voor gedragsveranderingen door te straffen of te belonen. De psycholoog B.F.
Skinner is de grondlegger van de operante conditionering, die het idee had gekregen door
de psycholoog Thorndike. Thorndike gebruikte trial-and-error, waarmee dieren leerde dat
bepaald gedrag gewenste resultaten oplevert, dit wordt de Wet van effect genoemd.
Voor de term beloning koos Skinner de term bekrachtiger. Een positieve bekrachtiging is
een aangename stimulus na een respons, waardoor de kans op zo’n respons groter wordt.
Een negatieve bekrachtiging haalt een vervelende stimulus na een respons weg, ook dit
zorgt ervoor dat de kans op zo’n herhalend respons groter wordt.
Skinner maakte een operante ruimte ( = Skinner box) waarmee hij het effect van
bekrachtigers kon bestuderen. Het dier wordt in deze ruimte automatisch beloond met eten
wanneer het specifiek gedrag vertoont (pikken op een sleutel / duwen op een hendel).
Continue versus intermitterende bekrachtiging
Wanneer alle goede gedragingen worden beloond (bekrachtigd), heet dit continue
bekrachtiging. Deze vorm werkt vooral aan het begin van een leerproces. Bij shaping wordt
gedrag stapsgewijs aangeleerd, hierbij krijg je een reinforcer ( = beloning) als je steeds
dichter bij het vooropgestelde doel komt (bijv. leren lezen). Er zijn echter ook nadelen van
continue bekrachtiging:
- Wanneer je één keer niet beloond, kan er worden geïnterpreteerd dat het gedrag niet
goed was, terwijl dit wel het geval is.
- Degene die je traint zal verzadigd raken en hoeft de beloningen niet meer.
Zimbardo, H4
De behavioristische leertherapie richt zich op het hier en nu en leert de patiënt nieuwe
reacties aan, die de problematische gedragingen kunnen vervangen.
Psychologen definiëren leren als een proces waarbij door ervaringen een blijvende
verandering veroorzaken in het gedrag of in de cognitieve processen. Instinctief gedrag
komt voort uit de genen. Zonder leren zou de mens volledig afhankelijk zijn van onze
reflexen en aangeboren gedragingen. In tegenstelling tot andere organismen wordt het
menselijk gedrag sterk beïnvloed door leren.
Het leren om herhalende prikkels (zoals hard geluid uit je drukke straat) te negeren wordt
habituatie genoemd. Een andere simpele vorm van leren is het mere exposure-effect,
hierbij heb je een voorkeur voor stimuli waar je al eerder aan bent blootgesteld.
§4.1: Hoe verklaart klassieke conditionering leren?
Klassieke conditionering is een vorm van leren waarbij een neutrale stimulus (NS) het
vermogen verwerft om dezelfde aangeboren reflex op te roepen als een andere stimulus die
deze reflex oorspronkelijk oproep.
Verwerving
Klassieke conditionering begint bij een ongeconditioneerde stimulus (UCS), zonder
conditionering zal dit leiden tot een ongeconditioneerde respons (UCR). Tijdens de
verwervingsfase ( = het eerste leerstadium) wordt de neutrale stimulus herhaaldelijk samen
met de UCS aangeboden, dit heet contiguïteit. Door de contiguïteit verandert de NS in een
geconditioneerde stimulus (CS). Nu er een CS is, wordt de UCS de geconditioneerde
respons (CR) genoemd.
Je kan ook een onvoorwaardelijke stimulus hebben; een prikkel die vanzelf, zonder
te leren, een automatische reactie oproept (voedsel (USC) →speeksel aanmaken
(UCR)). Deze komen voort uit genetica en evolutie. We spreken ook wel van
reflexen.
De afname van een geconditioneerde associatie door de afwezigheid van een
ongeconditioneerde stimulus wordt extinctie (flooding) genoemd. Bij extinctie wordt de
respons tijdelijk onderdrukt. Wanneer de geconditioneerde respons (of angst) weer
terugkeert, wordt dit spontaan herstel genoemd.
Je kan de geconditioneerde respons ook vertonen bij stimuli die lijken op de
geconditioneerde stimulus, dit wordt stimulusgeneralisatie genoemd. Hoe sterker de
stimuli op elkaar lijken, hoe sterker de respons wordt. Het tegenovergestelde van
generalisatie is stimulusdiscriminatie, hierbij ontwikkel je alleen een respons bij een
specifieke stimulus, maar niet bij gelijkende stimuli. De discriminatie wordt ook selectief
leren genoemd.
, De klassieke conditionering kan werken als een domino-effect waarbij er steeds een
neutrale prikkel extra wordt toegevoegd aan de CR. Dit heet conditionering van de hogere
orde. Hoe langer de keten, hoe zwakker de reactie, tot ze na meerdere stappen verdwijnt.
Little Albert
Een bekend voorbeeld van klassieke conditionering is het experiment ‘Little Albert’ (John
Watson en Rosalie Rayner). Albert, een baby van negen maanden, was in het begin niet
bang voor dieren zoals een witte rat. Telkens wanneer hij de rat zag, lieten de onderzoekers
een hard geluid horen door met een hamer op een metalen staaf te slaan. Na een aantal
herhalingen raakte Albert ook zonder het geluid bang voor de rat. Die angst breidde zich uit:
ook andere witte en harige objecten, zoals een konijn, hond en zelfs een man met een witte
baard, maakten hem bang. Dit heet generalisatie. Het experiment bewees dat emoties
zoals angst aangeleerd kunnen worden.
Een geconditioneerde angstrespons is vaak de basis voor een posttraumatische
stressstoornis (PTSS). Met behulp van contraconditionering leer je om ontspannen te
reageren op de CS, hierdoor zal extinctie plaatsvinden.
Door influencers spullen te laten promoten of humor te gebruiken in je reclames zal het
publiek sneller een positieve houding hebben t.o.v. het product dan anders. De influencer en
humor zijn een ongeconditioneerde stimulus en zorgen voor positieve gevoelens.
§4.2: Hoe leren we nieuw gedrag door operante conditionering?
Operante conditionering is een vorm van leren waarbij verwachte consequenties kunnen
zorgen voor gedragsveranderingen door te straffen of te belonen. De psycholoog B.F.
Skinner is de grondlegger van de operante conditionering, die het idee had gekregen door
de psycholoog Thorndike. Thorndike gebruikte trial-and-error, waarmee dieren leerde dat
bepaald gedrag gewenste resultaten oplevert, dit wordt de Wet van effect genoemd.
Voor de term beloning koos Skinner de term bekrachtiger. Een positieve bekrachtiging is
een aangename stimulus na een respons, waardoor de kans op zo’n respons groter wordt.
Een negatieve bekrachtiging haalt een vervelende stimulus na een respons weg, ook dit
zorgt ervoor dat de kans op zo’n herhalend respons groter wordt.
Skinner maakte een operante ruimte ( = Skinner box) waarmee hij het effect van
bekrachtigers kon bestuderen. Het dier wordt in deze ruimte automatisch beloond met eten
wanneer het specifiek gedrag vertoont (pikken op een sleutel / duwen op een hendel).
Continue versus intermitterende bekrachtiging
Wanneer alle goede gedragingen worden beloond (bekrachtigd), heet dit continue
bekrachtiging. Deze vorm werkt vooral aan het begin van een leerproces. Bij shaping wordt
gedrag stapsgewijs aangeleerd, hierbij krijg je een reinforcer ( = beloning) als je steeds
dichter bij het vooropgestelde doel komt (bijv. leren lezen). Er zijn echter ook nadelen van
continue bekrachtiging:
- Wanneer je één keer niet beloond, kan er worden geïnterpreteerd dat het gedrag niet
goed was, terwijl dit wel het geval is.
- Degene die je traint zal verzadigd raken en hoeft de beloningen niet meer.