HC1: Introductie
Opgroeien in het Hedendaagse Gezin, H1
Pedagogiek in Beeld, H6
Opgroeien in het Hedendaagse Gezin
Hoofdstuk 1
Er zijn bij het opvoeden een drie fasen waar een kind doorheen gaat:
- De babyfase, hierin kunnen ouders nauwelijks terugvallen op onderbouwde kennis;
- De basisschoolperiode. In deze periode heeft een kind weinig ontwikkelingsstadia;
- De puberteit wordt gezien als een storm van stress.
Het moderne gezin wordt gekenmerkt door minder stabiliteit en meer individualiteit, omdat
het lang niet altijd meer vanzelfsprekend is om een vaste partner te hebben.
De eerste pedagogen waren eigenlijk filosofen:
- John Locke zegt dat het kind een onbeschreven blad ( = tabula rasa) is.
- Jean-Jacques Rousseau was de eerste die de eigenheid van het kind benadrukte.
Door Rousseau ontstond de pedagogiek en gingen scholen kijken naar de uniciteit
van het kind. ‘Het kind is onschuldig. Als je het kind weghoudt van de kwade wereld,
dan wordt het een heel braaf kind.’
In de 19e eeuw verbeterde de volksgezondheid. Het zorgde voor meer hygiëne, maar ook
kwam er meer medische kennis.
Aan het begin van de twintigste eeuw begon men anders te kijken naar psychische
problemen. Men begon te denken dat problematiek het resultaat was van een ongunstige
omgeving. Mishandeling en verwaarlozing werden gezien als de grootste oorzaken van
slecht gedrag bij kinderen. Men begon met het leggen van nadruk op preventie
van deze problemen → de omgeving moest veilig zijn voor kinderen.
Freuds psychoanalyse en Adlers’ individualpsychologie hebben eraan bijgedragen dat
gedragsproblemen niet langer meer werden gezien als een gebrek aan opvoeding. Een
ander gevolg van de dynamische psychologie was een neurotisering van de opvoeding:
gedragsproblemen kwamen voort uit een verstoorde relatie tussen moeder en kind.
士 1880 - 1920: Een toenemende interesse in de ontwikkeling van kinderen. Ze
verzamelde informatie en deelde de informatie tijdens congressen.
➔ In de VS ontstond de mental hygiene movement die preventie van geestesziekten
en verbetering in de zorg voor de ‘gekken’ wilde. Het ‘mental hygiene’ begint in de
kindertijd, zo zou je mentale ziekten voorkomen in plaats van genezen.
➔ In Nederland ontstonden de Medisch Opvoedkundig Bureaus (MOB) waar
kinderen werden behandeld door een psychiater, psycholoog, een sociaal werker en
een kinderarts.
➔ In Duitsland ontstond de Heilpädagogik die psychische problemen wilde genezen
via opvoedingsmaatregelen.
, Philip Kohnstamm werd gezien als de invloedrijkste pedagoog van de eerste helft van de
twintigste eeuw. Hij zei dat de basis van de pedagogiek werd gevormd door fundamenteel
levensbeschouwelijke waarden. “De pedagogiek zal filosofisch zijn of ze zal niet zijn,”
● Gezinspedagogiek: De normale ontwikkeling van kinderen in verschillende
opvoedingscontexten (zowel binnen als buiten het gezin).
● Orthopedagogiek: Opvoeding in problematische situaties. Het doel is het
optimaliseren van de opvoeding.
● Neuropedagogiek: Een deeldiscipline binnen de orthopedagogiek. Het verklaren
van opvoedings-, ontwikkelings-, en leerproblemen door de neurologie te gebruiken.
De ontwikkelingspsycholoog Bronfenbrenner stelde dat
kinderen zich ontwikkelen door een gevolg van toenemend
complexe interactie met zichzelf en de gehele omgeving. In
het model van Bronfenbrenner wordt er gebruikgemaakt
van verschillende ecologische systemen.
● Microsysteem: De settings waarin het kind zich
bevindt en de directe omgeving van het kind (het
gezin, de school, de vrienden en de buren).
● Mesosysteem: Interactie tussen verschillende
opvoedsituaties (ouders, leerkrachten, de buurt en
huisarts).
● Exosysteem: De structuren waarin het kind niet direct
aan meedoet (werk van ouders, de klas van je broer,
de kracht, de TV, het internet, de vrienden van je
ouders).
● Macrosysteem: Grote structuren op afstand van het kind (wetgeving, cultuur en
religie).
● Eventueel het chronosysteem: De rol van
de tijd in de menselijke ontwikkeling
(scheiding, verhuizing, pensionering, de
middelbare schooltijd afsluiten).
Het model van Belsky zegt dat opvoeding werkt
als een tweerichtingsverkeer waarbij zowel de
ouder als het kind elkaar beïnvloeden. Daarnaast
wordt de opvoeding deels bepaald uit de eigen
ervaringen van de ouders, de persoonlijkheid van
het kind, de financiële steun, het werk en de partnerrelaties.
Arnold Sameroff was een van de eerste die zei dat het gedrag van een kind bepaald
opvoedgedrag kan uitlokken. Het model van Sameroff ( = transactioneel model) stelt dat
de ontwikkeling van het kind niet alleen wordt bepaald door
genen of de omgeving, maar door een continue wisselwerking
tussen het kind, de ouders en de omgeving.
⤷ Een kind heeft een lastig temperament, waardoor de gevoelens
van de ouders richting het kind ernstig verstoord raken. Deze
Opgroeien in het Hedendaagse Gezin, H1
Pedagogiek in Beeld, H6
Opgroeien in het Hedendaagse Gezin
Hoofdstuk 1
Er zijn bij het opvoeden een drie fasen waar een kind doorheen gaat:
- De babyfase, hierin kunnen ouders nauwelijks terugvallen op onderbouwde kennis;
- De basisschoolperiode. In deze periode heeft een kind weinig ontwikkelingsstadia;
- De puberteit wordt gezien als een storm van stress.
Het moderne gezin wordt gekenmerkt door minder stabiliteit en meer individualiteit, omdat
het lang niet altijd meer vanzelfsprekend is om een vaste partner te hebben.
De eerste pedagogen waren eigenlijk filosofen:
- John Locke zegt dat het kind een onbeschreven blad ( = tabula rasa) is.
- Jean-Jacques Rousseau was de eerste die de eigenheid van het kind benadrukte.
Door Rousseau ontstond de pedagogiek en gingen scholen kijken naar de uniciteit
van het kind. ‘Het kind is onschuldig. Als je het kind weghoudt van de kwade wereld,
dan wordt het een heel braaf kind.’
In de 19e eeuw verbeterde de volksgezondheid. Het zorgde voor meer hygiëne, maar ook
kwam er meer medische kennis.
Aan het begin van de twintigste eeuw begon men anders te kijken naar psychische
problemen. Men begon te denken dat problematiek het resultaat was van een ongunstige
omgeving. Mishandeling en verwaarlozing werden gezien als de grootste oorzaken van
slecht gedrag bij kinderen. Men begon met het leggen van nadruk op preventie
van deze problemen → de omgeving moest veilig zijn voor kinderen.
Freuds psychoanalyse en Adlers’ individualpsychologie hebben eraan bijgedragen dat
gedragsproblemen niet langer meer werden gezien als een gebrek aan opvoeding. Een
ander gevolg van de dynamische psychologie was een neurotisering van de opvoeding:
gedragsproblemen kwamen voort uit een verstoorde relatie tussen moeder en kind.
士 1880 - 1920: Een toenemende interesse in de ontwikkeling van kinderen. Ze
verzamelde informatie en deelde de informatie tijdens congressen.
➔ In de VS ontstond de mental hygiene movement die preventie van geestesziekten
en verbetering in de zorg voor de ‘gekken’ wilde. Het ‘mental hygiene’ begint in de
kindertijd, zo zou je mentale ziekten voorkomen in plaats van genezen.
➔ In Nederland ontstonden de Medisch Opvoedkundig Bureaus (MOB) waar
kinderen werden behandeld door een psychiater, psycholoog, een sociaal werker en
een kinderarts.
➔ In Duitsland ontstond de Heilpädagogik die psychische problemen wilde genezen
via opvoedingsmaatregelen.
, Philip Kohnstamm werd gezien als de invloedrijkste pedagoog van de eerste helft van de
twintigste eeuw. Hij zei dat de basis van de pedagogiek werd gevormd door fundamenteel
levensbeschouwelijke waarden. “De pedagogiek zal filosofisch zijn of ze zal niet zijn,”
● Gezinspedagogiek: De normale ontwikkeling van kinderen in verschillende
opvoedingscontexten (zowel binnen als buiten het gezin).
● Orthopedagogiek: Opvoeding in problematische situaties. Het doel is het
optimaliseren van de opvoeding.
● Neuropedagogiek: Een deeldiscipline binnen de orthopedagogiek. Het verklaren
van opvoedings-, ontwikkelings-, en leerproblemen door de neurologie te gebruiken.
De ontwikkelingspsycholoog Bronfenbrenner stelde dat
kinderen zich ontwikkelen door een gevolg van toenemend
complexe interactie met zichzelf en de gehele omgeving. In
het model van Bronfenbrenner wordt er gebruikgemaakt
van verschillende ecologische systemen.
● Microsysteem: De settings waarin het kind zich
bevindt en de directe omgeving van het kind (het
gezin, de school, de vrienden en de buren).
● Mesosysteem: Interactie tussen verschillende
opvoedsituaties (ouders, leerkrachten, de buurt en
huisarts).
● Exosysteem: De structuren waarin het kind niet direct
aan meedoet (werk van ouders, de klas van je broer,
de kracht, de TV, het internet, de vrienden van je
ouders).
● Macrosysteem: Grote structuren op afstand van het kind (wetgeving, cultuur en
religie).
● Eventueel het chronosysteem: De rol van
de tijd in de menselijke ontwikkeling
(scheiding, verhuizing, pensionering, de
middelbare schooltijd afsluiten).
Het model van Belsky zegt dat opvoeding werkt
als een tweerichtingsverkeer waarbij zowel de
ouder als het kind elkaar beïnvloeden. Daarnaast
wordt de opvoeding deels bepaald uit de eigen
ervaringen van de ouders, de persoonlijkheid van
het kind, de financiële steun, het werk en de partnerrelaties.
Arnold Sameroff was een van de eerste die zei dat het gedrag van een kind bepaald
opvoedgedrag kan uitlokken. Het model van Sameroff ( = transactioneel model) stelt dat
de ontwikkeling van het kind niet alleen wordt bepaald door
genen of de omgeving, maar door een continue wisselwerking
tussen het kind, de ouders en de omgeving.
⤷ Een kind heeft een lastig temperament, waardoor de gevoelens
van de ouders richting het kind ernstig verstoord raken. Deze