Didactiek tentamen : Wijze lessen boek
Inzicht : 1, 2, 4, 5
Bouwsteen : 1, 2, 3, 4, 5, 6
Inzicht 1 : Het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit.
Onze ervaringen uit de omgeving worden geregistreerd in ons sensorisch
of zintuiglijk geheugen. kan de informatie maar heel kort vasthouden.
Selecteert de meest relevante informatie die we zullen verwerken in ons
werkgeheugen.
Het werkgeheugen is de plaats waar het denken en het bewustzijn
plaatsvindt, onze mentale werkplaats als het ware. Dat geheugen is
jammer genoeg redelijk beperkt: we kunnen niet aan veel dingen
tegelijkertijd denken. twee tot zes nieuwe elementen verwerken in ons
werkgeheugen. Hoe meer informatie er in het langetermijngeheugen
voorhanden is, hoe gemakkelijker voor ins werkgeheugen om er nieuwe
informatie aan te verbinden.
Het langetermijngeheugen is onze opslagtank van wat we weten. Het
heeft een onbeperkte capaciteit en duur. Het lange termijngeheugen
bestaat uit een verzameling van zogenaamde kennisschema’s, dat zijn
structuren die kleine kennisdeeltjes met elkaar verbinden en betekenis
creëren. Wat permanent is opgeslagen in het langetermijngeheugen,
functioneert als een middel om de beperking van ons werkgeheugen te
overwinnen.
Stel dat je als lerende een maximale capaciteit van je werkgeheugen hebt,
noem het ‘mentale bandbreedte’, dan moeten we proberen die
bandbreedte niet te overschrijden. Wordt de bandbreedte overschreden,
dan stopt het leren. Die mentale bandbreedte kan volgens de cognitieve
belasting theorie opgevuld worden met twee soorten cognitieve belasting,
,de intrinsieke en extrinsieke belasting.
Intrinsieke belasting wordt bepaald door de complexiteit van het te
leren onderwerp zelf. Sommige leerstof is nu eenmaal meer complex dan
andere. De complexiteit wordt bepaald door het aantal elementen dat
geleerd moeten worden maar ook door de samenhang tussen de
elementen. Hoe meer nieuwe elementen en hoe meer interactie
daartussen hoe complexer.
Intrinsieke belasting valt moeilijk te veranderen. Zo moeten leerlingen nu
eenmaal soms complexe leerstof leren. Een ruimere voorkennis van de
leerlingen kan er wel voor zorgen dat de intrinsieke belasting van nieuwe
leerstof verlaagd wordt.
Extrinsieke belasting is alle belasting die niet met de inhoud van de
leerstof heeft te maken, bijvoorbeeld de instructie waarmee de leerstof
wordt gepresenteerd. Minder effectieve didactiek kan voor die ongewenste
– irrelevante – extrinsieke belasting zorgen en het leren belemmeren. Als
de cognitieve belasting te hoog wordt, belemmert dit niet alleen het leren
maar ook de vertaling van wat we hebben geleerd naar nieuwe situaties.
Om het leren te bevorderen, kan de cognitieve belasting het best zo
worden beheerd dat de extrinsieke belasting wordt geminimaliseerd.
Daardoor kan de cognitieve capaciteit die nodig is voor het leren worden
geoptimaliseerd, weliswaar altijd binnen de grenzen van de beschikbare
bandbreedte van de leerling. Het is dus niet zo dat we moeten proberen
om de belasting van het werkgeheugen tijdens het leerproces tot een
minimum te beperken. Het gaat meer over het optimaliseren van de
cognitieve belasting en het maximaal gebruiken van de bandbreedte.
Van de volgende instructieprincipes weten we dat ze de cognitieve
belasting optimaliseren: het voortbouwen op aanwezige voorkennis, het
aanbieden van nieuwe leerstof in gestructureerde, beheersbare delen, het
, leren van voorbeelden, het combineren van woord en beeld en het
ondersteunen bij moeilijke opdrachten.
Inzicht 2 : de expert denkt anders dan de beginner.
Instructie is vaak een interactie tussen iemand die al iets weet (een
expert) en iemand die iets (nog) niet weet (een beginner). Een citaat van
Steven Pinker uit zijn boek The Blank Slate is hier passend:
Biologisch of evolutionair primair leren spreken, wandelen, kijken en
spelen dankzij onze genetische en evolutionaire erfenis, maar niet al het
leren gaat spelenderwijs. Om te leren schrijven, berekeningen te maken en
teksten te vertalen hebben we die natuurlijke aanleg niet; daarvoor
hebben wij onderwijs.
Toch verkiezen we om via onderwijs een aantal culturele elementen door
te geven aan de volgende generatie zodat zij klaar zijn om de fakkel van
ons over te nemen. biologisch of evolutionair secondair leren.
Om die evolutionair secundaire kennis op een gedegen manier te
verwerven, is een expert op het terrein noodzakelijk. De leraar als
vakexpert beschikt over een grondige kennis, over veel gedetailleerdere
en complexere kennisschema’s in het brein. Beginnende leerlingen hebben
die kennis nog niet. Ze hebben in hun hoofd (nog) geen cognitieve
schema’s opgebouwd.
Grondige vakkennis expertise blijft cruciaal bij het onderwijzen.
Die expertise stelt de leraar in staat om leerstof op de juiste manier in te
schatten en op de leerlingen over te brengen. Leerstof is niets anders dan
‘vermomde’ achtergrondkennis, door de expert in een voor de beginner
begrijpelijke vorm gegoten.
Hoe het vak te onderwijzen en, meer in het algemeen, hoe te onderwijzen,
staat bekend als vakdidactische kennis en pedagogisch-didactische kennis.
* vakdidactische kennis is de kennis over de wijze waarop het specifieke
vak of onderwerp moet worden onderwezen.
* pedagogisch-didactische kennis is de kennis van effectieve
onderwijsmethoden en soorten didactiek en ook weten wanneer het goed
of minder goed is om een bepaalde werkvorm in te zetten. Ook het
hebben van een mentaal model van hoe je leerlingen leren hoort hierbij.
Inzicht : 1, 2, 4, 5
Bouwsteen : 1, 2, 3, 4, 5, 6
Inzicht 1 : Het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit.
Onze ervaringen uit de omgeving worden geregistreerd in ons sensorisch
of zintuiglijk geheugen. kan de informatie maar heel kort vasthouden.
Selecteert de meest relevante informatie die we zullen verwerken in ons
werkgeheugen.
Het werkgeheugen is de plaats waar het denken en het bewustzijn
plaatsvindt, onze mentale werkplaats als het ware. Dat geheugen is
jammer genoeg redelijk beperkt: we kunnen niet aan veel dingen
tegelijkertijd denken. twee tot zes nieuwe elementen verwerken in ons
werkgeheugen. Hoe meer informatie er in het langetermijngeheugen
voorhanden is, hoe gemakkelijker voor ins werkgeheugen om er nieuwe
informatie aan te verbinden.
Het langetermijngeheugen is onze opslagtank van wat we weten. Het
heeft een onbeperkte capaciteit en duur. Het lange termijngeheugen
bestaat uit een verzameling van zogenaamde kennisschema’s, dat zijn
structuren die kleine kennisdeeltjes met elkaar verbinden en betekenis
creëren. Wat permanent is opgeslagen in het langetermijngeheugen,
functioneert als een middel om de beperking van ons werkgeheugen te
overwinnen.
Stel dat je als lerende een maximale capaciteit van je werkgeheugen hebt,
noem het ‘mentale bandbreedte’, dan moeten we proberen die
bandbreedte niet te overschrijden. Wordt de bandbreedte overschreden,
dan stopt het leren. Die mentale bandbreedte kan volgens de cognitieve
belasting theorie opgevuld worden met twee soorten cognitieve belasting,
,de intrinsieke en extrinsieke belasting.
Intrinsieke belasting wordt bepaald door de complexiteit van het te
leren onderwerp zelf. Sommige leerstof is nu eenmaal meer complex dan
andere. De complexiteit wordt bepaald door het aantal elementen dat
geleerd moeten worden maar ook door de samenhang tussen de
elementen. Hoe meer nieuwe elementen en hoe meer interactie
daartussen hoe complexer.
Intrinsieke belasting valt moeilijk te veranderen. Zo moeten leerlingen nu
eenmaal soms complexe leerstof leren. Een ruimere voorkennis van de
leerlingen kan er wel voor zorgen dat de intrinsieke belasting van nieuwe
leerstof verlaagd wordt.
Extrinsieke belasting is alle belasting die niet met de inhoud van de
leerstof heeft te maken, bijvoorbeeld de instructie waarmee de leerstof
wordt gepresenteerd. Minder effectieve didactiek kan voor die ongewenste
– irrelevante – extrinsieke belasting zorgen en het leren belemmeren. Als
de cognitieve belasting te hoog wordt, belemmert dit niet alleen het leren
maar ook de vertaling van wat we hebben geleerd naar nieuwe situaties.
Om het leren te bevorderen, kan de cognitieve belasting het best zo
worden beheerd dat de extrinsieke belasting wordt geminimaliseerd.
Daardoor kan de cognitieve capaciteit die nodig is voor het leren worden
geoptimaliseerd, weliswaar altijd binnen de grenzen van de beschikbare
bandbreedte van de leerling. Het is dus niet zo dat we moeten proberen
om de belasting van het werkgeheugen tijdens het leerproces tot een
minimum te beperken. Het gaat meer over het optimaliseren van de
cognitieve belasting en het maximaal gebruiken van de bandbreedte.
Van de volgende instructieprincipes weten we dat ze de cognitieve
belasting optimaliseren: het voortbouwen op aanwezige voorkennis, het
aanbieden van nieuwe leerstof in gestructureerde, beheersbare delen, het
, leren van voorbeelden, het combineren van woord en beeld en het
ondersteunen bij moeilijke opdrachten.
Inzicht 2 : de expert denkt anders dan de beginner.
Instructie is vaak een interactie tussen iemand die al iets weet (een
expert) en iemand die iets (nog) niet weet (een beginner). Een citaat van
Steven Pinker uit zijn boek The Blank Slate is hier passend:
Biologisch of evolutionair primair leren spreken, wandelen, kijken en
spelen dankzij onze genetische en evolutionaire erfenis, maar niet al het
leren gaat spelenderwijs. Om te leren schrijven, berekeningen te maken en
teksten te vertalen hebben we die natuurlijke aanleg niet; daarvoor
hebben wij onderwijs.
Toch verkiezen we om via onderwijs een aantal culturele elementen door
te geven aan de volgende generatie zodat zij klaar zijn om de fakkel van
ons over te nemen. biologisch of evolutionair secondair leren.
Om die evolutionair secundaire kennis op een gedegen manier te
verwerven, is een expert op het terrein noodzakelijk. De leraar als
vakexpert beschikt over een grondige kennis, over veel gedetailleerdere
en complexere kennisschema’s in het brein. Beginnende leerlingen hebben
die kennis nog niet. Ze hebben in hun hoofd (nog) geen cognitieve
schema’s opgebouwd.
Grondige vakkennis expertise blijft cruciaal bij het onderwijzen.
Die expertise stelt de leraar in staat om leerstof op de juiste manier in te
schatten en op de leerlingen over te brengen. Leerstof is niets anders dan
‘vermomde’ achtergrondkennis, door de expert in een voor de beginner
begrijpelijke vorm gegoten.
Hoe het vak te onderwijzen en, meer in het algemeen, hoe te onderwijzen,
staat bekend als vakdidactische kennis en pedagogisch-didactische kennis.
* vakdidactische kennis is de kennis over de wijze waarop het specifieke
vak of onderwerp moet worden onderwezen.
* pedagogisch-didactische kennis is de kennis van effectieve
onderwijsmethoden en soorten didactiek en ook weten wanneer het goed
of minder goed is om een bepaalde werkvorm in te zetten. Ook het
hebben van een mentaal model van hoe je leerlingen leren hoort hierbij.