Hoorcollege 1:
- Embryologie
o Onderdelen:
Neurale buis met ventraal de chorda dorsalis en aan zijkanten de somieten
Somieten ontstaan uit mesoderm spieren en subcutis
Laterale plaatmesoderm botten, pezen en ligamenten
o Extremiteiten
Segmentaal
Dag 24: C5-C8 naar lateraal extremiteitsknop bovenste extremiteiten (MESO +
ECTO)
o C7 groeit als eerst en trekt C5,6,8 en Th1 mee
o Rand van extremiteitsknoppen = groeizone = apicale epidermale richel
Aan caudale kant = zone van proliferatieve activiteit
Groeifactoren, e.g. FGF
Dag 28: L3-S3 naar lateraal extremiteitsknop onderste extremiteiten (MESO +
ECTO)
o L5 en S1 groeien het hardst
Innervatie uiteindelijk
C7 = middelvinger, duim = C6, pink = C8
Laterale deel arm door C5 en C6
Mediale deel arm door C8 en Th1
o Centrale as
Ontstaat uit laterale plaatmesoderm botten, gewrichten en ligamenten
Gewrichten uit axiaal mesenchymaal mesoderm:
o Gewrichtskraakbeen aangelegd holtes ontstaan door verdikking bindweefsel
in holtes hyalien kraakbeen gevormd bindweefsel verdwijnt (grotere holte)
of wordt dikker (intra-articulaire ligamenten)
Kruisbanden = mesoderm
Dorsaal en ventraal ontstaan spieren
Dorsaal = extensie, supinatie, abductie
Ventraal = flexie, pronatie, adductie
o Uitzondering = m. Biceps brachii (veroorzaakt supinatie)
o Rotatie = laatste stap in aanleg extremiteiten
Benen roteren naar binnen (endorotatie) flexoren komen dorsaal en extensoren ventraal +
dermatomen in spiraalvorm
Bovenste extremiteit: elleboog draait naar buiten (exorotatie) laterale spieren komen ventraal
- Algemene opbouw ledemaat
o Huid
o Subcutis (onderhuidse vetlaag met huidzenuwen en huidvenen)
o Diepe fascie
Bevat vaatzenuwstreng met arterie, vene en zenuw
Als deze door fascie in subcutis komt = huidzenuw
o Spierlaag
Dorsaal en ventrale spieren gescheiden door intramusculaire septa
Opbouw spier
Onderdelen:
o Spierbuik (kan contraheren)
o Pees (kan niet contraheren
Platte pees = aponeurose
Hele spier omgeven door epimysium (bindweefsel)
Membraan om 1 spierbundel = perimysium
Membraan om 1 spiervezel = endomysium
Myofibril endomysium perimysium epimysium peritendineum
Motorunit = bundel spiervezels die door 1 axon of moterneuron wordt geïnnerveerd
o Krachtspieren hebben er weinig, stuurspieren veel (oog, gezicht, tong)
Op plekken van veel wrijving tussen pezen en botten = bursae synovialis
, o Onderste deel aan pees vast, andere deel aan oppervlakte vast
o Gevoelig voor bursitis
o Ook te vinden tussen huid en bot en pees en spier
o Voorkomt ruwe frictie en vergemakkelijkt beweging van structuren ten opzichte
van elkaar
- Beweging spier
o Concentrisch = actieve spierverkorting
Actieve insufficiëntie = maximale verkorting
o Isometrisch = aanspanning zonder lengteverandering
o Excentrisch = actieve spierverlenging
- Lokale circuits
o Rekking spier door toegenomen lading spierspoeltjes turen signaal naar motorneuronen verhoogde
spiertonus in agonistische spier en verlaagde spiertonus in antagonistische spier
Myotatische reflex = polysynaptisch
Informatie uit spieren, ligamenten en gewrichtskapsels = proprioceptieve informatie
- Spierfunctie = bewaakt door spierspoeltjes en peeslichaampjes = rekreceptoren
o Informatie uit spieren of ligamenten = proprioceptief
o Types spieren:
Lange spieren met kleine diameter weinig krachtig
Korte, dikke spieren krachtige contractie
Waaiervormige spieren contractie meerdere kanten op mogelijk
o Vorm en functie van spieren
Parallelvezelige spier = vezels in lengterichting = groete bewegingsuitslag, maar weinig kracht
(abdominale spieren)
Pennate spier = vezels schuin op pees = grotere kracht, maar minder bewegingsuitslag
Unipennate = extensor digitorum
Bipennate = rectus femoris
Multipennate = deltoideus
Fusiform = biceps brachii
Convergent = pectoralis
o Beweging
Werklijn = richting waarin de spier trekt
Stabiliserende (S) en bewegende (B) component
Afhankelijk van afstand tussen origo en insertie
Moment spier (M) = contractie (F) * arm van beweging (d)
o Beweging en functie
Heup: ventraal in been anteflectoren, dorsaal retroflectoren, mediaal adductoren en lateraal
abductoren
Overlap tussen anteflextoren en adductoren
Hoorcollege 2: Spier-, en peesblessures
- Grootste risicofactor oplopen blessure = gehad hebben van eerdere blessure
- Acute vs chronishe blessures
o Bij acuut = onderzoek van geblesseerde gewricht vaak voldoende
o Bij chronisch = hele bewegingsketen, betreffende gewricht en samenwerking van spierkoppels bekijken
Bewegingsketen = kinetic chain of Muskelschlingen
- Spieren hebben een activiteit bij mobiliteit (actief) en stabiliteit (passief)
o Kan fungeren als motor, vering, schokdemper, rem
- Spierblessures
o Normaal gesproken parallelle spiervezels
Bij blessure geknikte spiervezels en gaten tussen vezels
o Spierruptuur = zweepslag = coupe de fouet
Vaak in het onderbeen, zoals in m. Gastrocnemius
o Epidemiologie
25% van sportletsels een spier-, of peesletsel (strain injury)
Kans op recidivering = 10-30%
Top drie aangedane spieren:
, M. Triceps surae = kuitspier
o Twee koppen van m. Gastrocnemius en m. Soleus
Vaak scheur van mediale kop m. Gastrocnemius
M. Quadriceps (meestal scheur van m. Rectus femoris)
Hamstrings (meestal scheur van m. Biceps femoris)
Herstel van ruptuur kost 2 weken tot 6 maanden
o Oorzaak
Spieroverrekking
Overload door:
o Excentrische belasting
o Bi-articulaire spieren (over meerdere gewrichten)
o Snelle, explosieve sporten (intervalsporten)
o Spieren die veel witte spiervezels (fast twitch, 2,) bevatten
o Soorten spierscheuringen
Contusion = exogene oorzaak
Distention = endogene oorzaak
o Factoren die bijdragen aan spier-, of peesruptuur
Lage weerstand
Onvoldoende warming-up
Overbelasting
Eerdere ruptuur
Beperkte gewrichtsfunctie
o Klachten en diagnose
Ruptuur = acute pijn met soms een delle, hematoom of zwelling
Hematoom pas na paar dagen zichtbaar = ecchymose
o Eerst niet zichtbaar, omdat spier het vrijgekomen bloed opneemt
Hypertoon, verdikt en verkort, met beperkte functie
Aanspannen en rekken pijnlijk
Spierschade schaal
Spierpijn
Spierverrekking
Spierscheur (vaak op spier-peesovergang)
o Partieel, minder dan 5% (graad 1)
o Partieel, meer dan 5% (graad 2)
o Totaal (graad 3)
Anamnese belangrijkst, maar voor eventueel aanvullend onderzoek = MRI of echo
Verdikking van pees of vocht in spier zichtbaar
Complicaties bij spier-, of peesruptuur
Compartimentsyndroom (bloedvaten afgekneld)
Vorming littekenweefsel
Verkalking van spier (door grote bloeduitstorting) = mysoitis ossificans
Diepveneuze trombose
Seroom (vochtophoging)
o Therapie
POLICE = Protection, Optimal Loading, Immobilisatie, Compressie en Elevatie
Medicatie = paracetamol of NSAID
Intapen of sportcompressiekous (verlaagt schokbelasting en verhoogt belastbaarheid)
Schokdempende hakjes
Excentrisch trainen
o Return to play
Geen zwelling, functiebeperking, hypertonie, verkorting, pijn
Volledige spierkracht terug
Coördinatie en stabiliteit volledig hersteld
o Preventie
Goede warming-up
Bij krachttraining de hele spierketen trainen
- Chronische peesblessures
, o Algemene term klachten aan pees = tendinopathie
Bursitis, (partiële) ruptuur, tendinosis en peritendinitis
Bij achillespees:
Insertie-tendinopathie (distaal)
Midportion tendinopathie (2-6 cm proximaal van insertie)
Let op: geen peesontsteking geen ontstekingscellen aanwezig, maar overbelaste pees met
microscheurtjes en focale degeneratie
o Histologie
Devitalisering van collageenvezels
Microstrains
Degeneratiepatroon collageenvezels (apoptose)
Apoptose van tenocyten, met grote gebieden van gedesoriënteerde collageenvezels met
afbraakproducten van ECM
o Vooraf = reactieve tendinopathie
Geen ontstekingscellen!!
o Epidemiologie
Vatbaarder:
Hogere leeftijd: afgenomen trekkracht, afgenomen lokale doorbloeding, kwaliteit
peesweefsel omlaag
Explosieve sporten (springen, sprinten), opnieuw starten met sporten
Herstel = 3-12 maanden
o Oorzaak
Vaak multicausaliteit
Holvoet (pes cavus)
Hyperlaxiditeit
Verkeerd schoeisel, harde ondergrond
Springen, sprinten
Excentrisch repeterende overload (bergwandelen)
Verkortingen van de spier
o Klachten / symptomen
Pijn
Stadium 1 = pijn na activiteit
Stadium 2 = pijn tijdens begin van de activiteit, verdwijnt volledig tijdens activiteit,
toename pijn na afloop
Stadium 3 = pijn tijdens activiteit, verdwijnt niet tijdens activiteit en pijn na afloop
Stadium 4 = pijn neemt toe tijdens activiteit en pijn na afloop
Stadium 5 = pijn ook in rust en tijdens ADL
Crepitaties (soms)
Stijfheid (met name in de ochtend of na het sporten)
Zwelling of verdikking (soms)
Specifieke pijnprovocaties (zoals traplopen)
Prestativermindereing
o Diagnostiek
Onderzoek naar achillespees:
Lokale rek-, en drukpijn (meer mediaal dan lateraal)
Echo: ontstaan van extra vaten en verdikking pees
MRI: vochtophoping zichtbaar
UTC (ultrasonic tissue characterisation): verdikking zichtbaar
o Complicaties tendinopathie
Vorming littekenweefsel
Chronische pijn
Uitgroeien tot totaalruptuur
o Therapie
POLICE regel + andere training
Fysiotherapie
Stadium 3,4,5 – trainings- en belastingsadviezen en tevens:
Shockwave therapie = kapotmaken weefsel om bloeding te creëren weefsel herstelt
beter
Plaatjesrijk plasma (PRP) = plasmatransfusie