Goed onderzoek:
- Juiste vragen stellen!
Kenmerken onderzoeker:
1. Houding; onafhankelijk en open
2. Kennis; van onderwerp en methoden
3. Vaardigheid; technieken kennen en toepassen
Fundamenteel onderzoek:
- Kennisprobleem
- Algemene kennis
- Creëren of verbeteren wetenschappelijke theorie
Praktijkgericht onderzoek:
- Oplossen problemen uit de praktijk
- Onderzoek in specifieke context
- Maatschappelijke relevantie is vaak hoger
Deductief onderzoek:
- Theorietoetsend
- Theorie of model is het vertrekpunt van het onderzoek
Inductief onderzoek:
- Theorievormend
- Geen bruikbare theorie beschikbaar
Kwantitatief onderzoek:
- Cijfermatige (numerieke) informatie
- Meting van kenmerken van een groep
- Statische analyse
Kwalitatief onderzoek:
- Unieke informatie
- Betekenis antwoorden
- Achterliggende redenen, ervaringen en gebeurtenissen
Triangulatie:
- Combinatie van verschillende onderzoeksmethode
- Doel;
Antwoorden bevestigen uit meerdere invalshoeken
Vergroten van de validiteit (geldigheid) van de uitkomsten
, Kwaliteitscriteria van onderzoek:
- Onafhankelijkheid;
Meningen, belangen en voorkeuren spelen geen rol.
Objectiviteit, afstand tot onderwerp en personen
Intersubjectiviteit, peer feedback
- Betrouwbaarheid;
Herhaalbaar
Vrij van toevallige fouten
- Validiteit;
Geldigheid
Meten wat je wil meten
Geen systematische fouten
Fasen in praktijkgericht onderzoek:
1. Probleemanalyse/inleiding;
Aanleiding en vooronderzoek
Probleemanalyse
Doelstelling
Probleemstelling
Deelvragen
2. Onderzoekontwerp
3. Dataverzameling
4. Data-analyse
5. Rapportage
Afbakening:
- Afbakening maakt je onderzoek haalbaar en duidelijk
- Scherpe, relevante keuze maken en vooral niet te breed
1. Probleemanalyse:
- Hulpmiddel; 6 W formule
- Wat is het probleem
- Wie heeft het probleem
- Wanneer is het probleem ontstaan
- Waarom is het een probleem
- Waar doet het probleem zich voor
- Wat is de aanleiding
1. Probleemstelling:
- Is een vraag, de hoofdvraag of centrale vraag van het onderzoek
- 7 criteria;
1. Benoem nauwkeurig wat er onderzocht wordt
2. Benoem het doel
3. Benoem het middel waarmee dat doel bereikt zou moeten worden
4. Is altijd in de vraag vorm
5. Is nooit een gesloten vraag
6. Is enkelvoudig, maar een vraag tegelijk
7. Is onafhankelijk (niet sturend)
- X-Y-Z methode;
Op welke manier kan y (bedrijf, inclusief bedrijfssoort) door middel van x (middel, soort
strategie, keuze) z bereiken (doel dat bereikt moet worden)