FUNCTIONELE ANATOMIE: EXTREMITEITEN
INHOUDSOPGAVE
Heup ...................................................................................................................................................2
Osteologie os coxae, os sacrum, os coccygis, os femur, os patella .....................................................2
ArthrologiE: os coxae ...................................................................................................................... 12
Bewegingen in de heup ................................................................................................................... 19
Myologie heup en bovenbeen .......................................................................................................... 21
Plexus lumbosacralis ..................................................................................................................... 21
Knie .................................................................................................................................................. 31
Osteologie knie .............................................................................................................................. 31
Arthologie knie ............................................................................................................................... 35
Bewegingen in de knie .................................................................................................................... 40
Myologie onderbeen ....................................................................................................................... 41
Voet en enkel ..................................................................................................................................... 41
Osteo Ossa Tarsi (voetwortel), metatarsi (middenvoet)en phalanges/ossa digitorum pedis (teenkootjes)
..................................................................................................................................................... 41
Arthrologie voet en enkel................................................................................................................. 47
Bewegingen in de voet .................................................................................................................... 54
Myologie van de voet ...................................................................................................................... 57
,HEUP
OSTEOLOGIE OS COXAE, OS SAC RUM, OS COCCYGIS, OS FEMUR, OS PATELLA
Juncturae cinguli membri inferioris = gewrichten van de bekkengordel
De beenderen van het onderste lidmaat, ossa membri inferioris, zijn qua sterkte en stabiliteit aangepast
aan hun functie, nl.:
• dragen van het lichaamsgewicht
• instaan voor de voortbeweging
• verzekeren van de voor de mens unieke rechtopstaande houding.
a) Cingulum membri inferioris (bekkengordel)
In tegenstelling tot de schoudergordel bestaat de bekkengordel bij de volwassene uit één paar
beenderen: het heupbeen of os coxae.
De beide heupbeenderen vervoegen elkaar ventraal ter hoogte van de schaamvoeg (symphysis pubica).
Dorsaal klemmen ze het heiligbeen (os sacrum) in. Hierdoor wordt een gesloten ring, het benige bekken
(pelvis), gevormd. Deze osteo-articulaire ring vervult verschillende functies:
• steunen van het axiale skelet bij staan en zitten
• steunen en beschermen van ingewanden
• kantelen en draaien van het bekken, noodzakelijk voor een normaal gangpatroon
• voorzien in aanhechtingsplaatsen voor spieren
• bij de vrouw: vormen van de benige steun van het geboortekanaal.
De vorm en de afmetingen van verschillen voor de twee geslachten. Bij de vrouw is het bekken breder,
want moet kindje doorkunnen en minder hoog dan bij de man. Het sacrum is breder en de vleugels van os
ilium staan schuiner en zijn korter.
2
, ➔ Groot bekken = benige structuur, kleine bekken = holte
Het bekken speelt een belangrijke rol in de overdracht van het lichaamsgewicht op de onderste
ledematen.Langs het sacrum, dat opgehangen is tussen twee heupbeenderen, wordt het
lichaamsgewicht op de darmbeenderen overgebracht, waarlangs het verder wordt geleid naar de femur
en naar de symphysis pubica. Wanneer de bekkenring onderbroken wordt bv. door loslating van de
symphysis pubica komt deze rechtopstaande houding in het gedrang. In staande houding drukt het
lichaamsgewicht op het voorste gedeelte van het sacrum dat hierdoor naar voor tracht te kantelen.
1. OS COXAE
3
, Het heupbeen is opgebouwd uit drie beenstukken
• os ilium (darmbeen)
• os ischii (zitbeen)
• os pubis (schaambeen)
die tot aan de puberteit duidelijk van elkaar gescheiden zijn door kraakbeenschijven, maar later volledig
versmelten. De beenstukken raken elkaar in de kom van het heupgewricht (acetabulum).
Het acetabulum (azijnnapje) bezit een verheven rand die een maanvormig gewrichtsoppervlak, de facies
lunata, omgeeft. Op de bodem van het acetabulum bevindt zich de ruwere fossa acetabuli. Caudaal is de
rand onderbroken door de incisura acetabuli.
Het foramen obturatum (gesloten opening) is spiraalvormig en wordt begrensd door os pubis en os ischii
en wordt afgesloten door een vlies, de membrana obturatoria.
(a) Os ilium
Algemeen
Aan het darmbeen, dat een eerder plat been is, onderscheidt men een dikker corpus, dat meehelpt aan
de vorming van het acetabulum, en een dunnere ala ossis ilii. Het vertoont twee vlakken, een facies
glutea en een facies sacropelvina, en vier randen: een craniale, ventrale, dorsale en caudale rand.
Facies glutea
De craniale rand of crista iliaca (heupkam) verloopt S-vormig met een ventrale convexiteit en een dorsale
concaviteit naar buiten. Het grootste gedeelte van deze kam vertoont drie ruwe lijsten: labium externum,
labium internum met tussenin een ruwe linea intermedia die ongeveer 0,5 cm uitsteekt boven de labia.
4
INHOUDSOPGAVE
Heup ...................................................................................................................................................2
Osteologie os coxae, os sacrum, os coccygis, os femur, os patella .....................................................2
ArthrologiE: os coxae ...................................................................................................................... 12
Bewegingen in de heup ................................................................................................................... 19
Myologie heup en bovenbeen .......................................................................................................... 21
Plexus lumbosacralis ..................................................................................................................... 21
Knie .................................................................................................................................................. 31
Osteologie knie .............................................................................................................................. 31
Arthologie knie ............................................................................................................................... 35
Bewegingen in de knie .................................................................................................................... 40
Myologie onderbeen ....................................................................................................................... 41
Voet en enkel ..................................................................................................................................... 41
Osteo Ossa Tarsi (voetwortel), metatarsi (middenvoet)en phalanges/ossa digitorum pedis (teenkootjes)
..................................................................................................................................................... 41
Arthrologie voet en enkel................................................................................................................. 47
Bewegingen in de voet .................................................................................................................... 54
Myologie van de voet ...................................................................................................................... 57
,HEUP
OSTEOLOGIE OS COXAE, OS SAC RUM, OS COCCYGIS, OS FEMUR, OS PATELLA
Juncturae cinguli membri inferioris = gewrichten van de bekkengordel
De beenderen van het onderste lidmaat, ossa membri inferioris, zijn qua sterkte en stabiliteit aangepast
aan hun functie, nl.:
• dragen van het lichaamsgewicht
• instaan voor de voortbeweging
• verzekeren van de voor de mens unieke rechtopstaande houding.
a) Cingulum membri inferioris (bekkengordel)
In tegenstelling tot de schoudergordel bestaat de bekkengordel bij de volwassene uit één paar
beenderen: het heupbeen of os coxae.
De beide heupbeenderen vervoegen elkaar ventraal ter hoogte van de schaamvoeg (symphysis pubica).
Dorsaal klemmen ze het heiligbeen (os sacrum) in. Hierdoor wordt een gesloten ring, het benige bekken
(pelvis), gevormd. Deze osteo-articulaire ring vervult verschillende functies:
• steunen van het axiale skelet bij staan en zitten
• steunen en beschermen van ingewanden
• kantelen en draaien van het bekken, noodzakelijk voor een normaal gangpatroon
• voorzien in aanhechtingsplaatsen voor spieren
• bij de vrouw: vormen van de benige steun van het geboortekanaal.
De vorm en de afmetingen van verschillen voor de twee geslachten. Bij de vrouw is het bekken breder,
want moet kindje doorkunnen en minder hoog dan bij de man. Het sacrum is breder en de vleugels van os
ilium staan schuiner en zijn korter.
2
, ➔ Groot bekken = benige structuur, kleine bekken = holte
Het bekken speelt een belangrijke rol in de overdracht van het lichaamsgewicht op de onderste
ledematen.Langs het sacrum, dat opgehangen is tussen twee heupbeenderen, wordt het
lichaamsgewicht op de darmbeenderen overgebracht, waarlangs het verder wordt geleid naar de femur
en naar de symphysis pubica. Wanneer de bekkenring onderbroken wordt bv. door loslating van de
symphysis pubica komt deze rechtopstaande houding in het gedrang. In staande houding drukt het
lichaamsgewicht op het voorste gedeelte van het sacrum dat hierdoor naar voor tracht te kantelen.
1. OS COXAE
3
, Het heupbeen is opgebouwd uit drie beenstukken
• os ilium (darmbeen)
• os ischii (zitbeen)
• os pubis (schaambeen)
die tot aan de puberteit duidelijk van elkaar gescheiden zijn door kraakbeenschijven, maar later volledig
versmelten. De beenstukken raken elkaar in de kom van het heupgewricht (acetabulum).
Het acetabulum (azijnnapje) bezit een verheven rand die een maanvormig gewrichtsoppervlak, de facies
lunata, omgeeft. Op de bodem van het acetabulum bevindt zich de ruwere fossa acetabuli. Caudaal is de
rand onderbroken door de incisura acetabuli.
Het foramen obturatum (gesloten opening) is spiraalvormig en wordt begrensd door os pubis en os ischii
en wordt afgesloten door een vlies, de membrana obturatoria.
(a) Os ilium
Algemeen
Aan het darmbeen, dat een eerder plat been is, onderscheidt men een dikker corpus, dat meehelpt aan
de vorming van het acetabulum, en een dunnere ala ossis ilii. Het vertoont twee vlakken, een facies
glutea en een facies sacropelvina, en vier randen: een craniale, ventrale, dorsale en caudale rand.
Facies glutea
De craniale rand of crista iliaca (heupkam) verloopt S-vormig met een ventrale convexiteit en een dorsale
concaviteit naar buiten. Het grootste gedeelte van deze kam vertoont drie ruwe lijsten: labium externum,
labium internum met tussenin een ruwe linea intermedia die ongeveer 0,5 cm uitsteekt boven de labia.
4