Plato’s probleem H2-2.4 Syntaxis
1. Introductie
De interne grammatica van sprekers van het nederlands.
Syntaxis = grammatica voor welgevormdheidsoordeel over woordgroepen en zinnen
syntacistische competence. / de regels voor het maken van woordgroepen en zinnen.
Syntactici onderzoeken de regels van een specifieke taal, verschillen en overeenkomsten daarin
tussen talen.
2. Ingrediënten van de syntaxis
2.1 Woordsoorten
Distributie = woorden met dezelfde eigenschappen die op dezelfde posities voorkomen en behoren
tot de zelfde woordsoort.
Woordsoorten:
Voorzetsel / Preposities - P
Zelfstandig naamwoord/ Nomina - N
Werkwoorden / Verbum - V
Bijvoeglijk naamwoord/ Adjectieven – A
Telwoord / numerale
Lidwoord / Determineerder – D
Voornaamwoord / Pronomen
Bijwoord / adverbium
Voegwoord / Conjunctie – C
Tussenwerpsel / interjectie
Kennis van woordsoorten behoort tot de competente. Hierdoor maken we intuïties over zinnen en
elke taal kent woordsoorten. Ook het lexicon (mentale woordenboek) zit in de interne grammatica.
Woordgroepen
Woordgroep = woorden in een zin die een relatie met elkaar hebben. Woordgroepen worden
weergegeven in een boomstructuur.
Parameter: er staat maar één woordgroep links van de pv.
Elke woordgroep heeft een hoofd/kern: de woordsoort van het hoofd bepaalt de woordsoortgroep
(categorie) van de woordgroep. Deze kern kan je niet weglaten zonder betekenisverlies.
Woordcategorie = XP (X Phrase)
NP = N als hoofd (de piranha’s / mijn moeder)
AP = A als hoofd (heel gelukkig)
VP = V als hoofd (onmiddellijk verdwijnen)
PP = P als hoofd (in Amsterdam)
Parameters woordgroepen:
- Woordgroepen hebben een hoofd.
1. Introductie
De interne grammatica van sprekers van het nederlands.
Syntaxis = grammatica voor welgevormdheidsoordeel over woordgroepen en zinnen
syntacistische competence. / de regels voor het maken van woordgroepen en zinnen.
Syntactici onderzoeken de regels van een specifieke taal, verschillen en overeenkomsten daarin
tussen talen.
2. Ingrediënten van de syntaxis
2.1 Woordsoorten
Distributie = woorden met dezelfde eigenschappen die op dezelfde posities voorkomen en behoren
tot de zelfde woordsoort.
Woordsoorten:
Voorzetsel / Preposities - P
Zelfstandig naamwoord/ Nomina - N
Werkwoorden / Verbum - V
Bijvoeglijk naamwoord/ Adjectieven – A
Telwoord / numerale
Lidwoord / Determineerder – D
Voornaamwoord / Pronomen
Bijwoord / adverbium
Voegwoord / Conjunctie – C
Tussenwerpsel / interjectie
Kennis van woordsoorten behoort tot de competente. Hierdoor maken we intuïties over zinnen en
elke taal kent woordsoorten. Ook het lexicon (mentale woordenboek) zit in de interne grammatica.
Woordgroepen
Woordgroep = woorden in een zin die een relatie met elkaar hebben. Woordgroepen worden
weergegeven in een boomstructuur.
Parameter: er staat maar één woordgroep links van de pv.
Elke woordgroep heeft een hoofd/kern: de woordsoort van het hoofd bepaalt de woordsoortgroep
(categorie) van de woordgroep. Deze kern kan je niet weglaten zonder betekenisverlies.
Woordcategorie = XP (X Phrase)
NP = N als hoofd (de piranha’s / mijn moeder)
AP = A als hoofd (heel gelukkig)
VP = V als hoofd (onmiddellijk verdwijnen)
PP = P als hoofd (in Amsterdam)
Parameters woordgroepen:
- Woordgroepen hebben een hoofd.