Hoofdstuk 7 tot 10: Jongvolwassene 22-40
7.2 Cognitieve veranderingen
Adolescent heeft twee soorten intelligentie:
1. Crystallised intelligence -> heeft betrekking op denkhandelingen die iemand kan uitvoeren
vanwege het gevolgde onderwijs en ervaringen.
Komt tot uiting in vormen van oordeel vaardigheid die je door ervaring en leren binnen de
cultuur kunt verwerven -> woordenschat, synoniemen, numerieke vaardigheden,
mechanisch inzicht, goed ltg en logisch redeneren horen hierbij.
Geeft de mate aan waarin iemand zich de collectieve intelligentie van zijn cultuur persoonlijk
heeft gemaakt.
2. Fluid intelligence -> is ervaring onafhankelijk en hangt samen met de waarneming en
verwerking van informatie.
Verwijst naar vaardigheden om verschillende dingen tegelijk in het bewustzijn te onthouden
-> begripsvorming, redeneren, abstraherend vermogen.
Verwijst naar de capaciteit om verbanden af te leiden en het zien van relaties.
Neemt in adolescentie toe, daarna af.
Cognitieve veranderingen:
oordeel vaardigheden nemen toe
ze kunnen kennis in verschillende situaties toepassen (transfer)
persoonskenmerken en denkstrategieën
geheugen
Piaget en Schaie:
Volgens Piaget treden er geen kwalitatieve veranderen op in de cognitieve mogelijkheden van
jongvolwassene t.o.v adolescent.
↳ er zou alleen sprake zijn van stabiliteit in het denken (assimilatie)
Schaie is het met hem eens mbt tot de formele denkoperaties -> het hoogste niveau van denken.
↳ hij voegt hier aan toe dat volwassenen meer levenservaring hebben en zijn meer in aanraking
gekomen vraagstukken dan de adolescent (huiselijke situatie, werksituatie en uitbreiding sociale
contacten)
Transfer -> ze kunnen kennis in verschillende situaties toepassen.
Hoe het individu met de kennis omgaat is afhankelijk van persoonskenmerken.
Toepassing kennis en leeftijdsfasen Schaie
1. Kinder en adolescentiefase (0-22)
Kennisverwerving
2. Jongvolwassene (22-40)
Toepassen van kennis in werk, relatie, opvoeding kinderen
Hoe jij nu als persoon bent ontwikkeld, zo sta jij ook in het leven en zo pas je dit ook toe.
VB: 1. Sociale vaardigheden; werk, contacten etc
2. Kennis sekse; relaties
3. Opleiding; toekomst
, 3. Verantwoordelijksheidsfase (40-60)
Informatie wordt gebruikt ten gunste van anderen
↳ het laten opgroeien van kinderen tot volwassenen en verstevigen werksituatie
4. Oudere volwassene (60-75)
Re-integratieve periode -> het individu probeert op basis van heroverweging van bepaalde
waarden en prioriteiten de nog ter beschikking staande cognitieve mogelijkheden en energie
selectief te gebruiken.
De oudere volwassene ziet welke zaken voor hem belangrijk zijn en hij kan kennis en ervaring
overdragen aan de samenleving -> vrijwilligerswerk.
Bij 1, kinder en adolescentiefase, zit je in de fase van Piaget.
1. Sensomotorisch (0-2)
2. Preoperationeel (2-7)
3. Concreet operationeel denken (7-12)
4. Formeel operationeel (vanaf 12)
Feldman stelt vast dat jongvolwassene door alle ups en downs van het volwassen leven minder rigide
gaan denken over de wereld dan adolescenten.
Gestalt:
Twee manieren om met kennis om te gaan
↳ adaptors - mensen die zich aanpassen
innovators - mensen die oplossingen proberen te vinden en dingen proberen te veranderen
Het volwassen denken - van hypothetisch deductief, naar pragmatisch
↳ Het denken wordt meer subjectief en emotioneel
Zie H6 verdere uitleg over het denkproces.
Geheugen:
LTG -> geheugeninhouden worden lang opgeslagen (encoding)
↳ deze kunnen worden opgeroepen (retrieval)
Voordelen geheugen:
Geheugensteuntjes en ezelsbruggetjes -> om kennis beter te organiseren en te onthouden
Nadelen:
Vergeten van kennis of zaken
7.3 Zelfbeeld en autonomie
Erikson; zie boek levensfasen.
Intimiteit - isolement -> als de jongvolwassene er niet in slaagt om om ontwikkelingstaken te
vervullen, raakt hij in isolement. De volgende taken moeten worden vervuld, anders raakt individu in
sociaal isolement.
1. Uitzoeken vaste levenspartner
2. Liefde en gehechtheid
3. Starten gezin
4. Opvoeden kinderen
7.2 Cognitieve veranderingen
Adolescent heeft twee soorten intelligentie:
1. Crystallised intelligence -> heeft betrekking op denkhandelingen die iemand kan uitvoeren
vanwege het gevolgde onderwijs en ervaringen.
Komt tot uiting in vormen van oordeel vaardigheid die je door ervaring en leren binnen de
cultuur kunt verwerven -> woordenschat, synoniemen, numerieke vaardigheden,
mechanisch inzicht, goed ltg en logisch redeneren horen hierbij.
Geeft de mate aan waarin iemand zich de collectieve intelligentie van zijn cultuur persoonlijk
heeft gemaakt.
2. Fluid intelligence -> is ervaring onafhankelijk en hangt samen met de waarneming en
verwerking van informatie.
Verwijst naar vaardigheden om verschillende dingen tegelijk in het bewustzijn te onthouden
-> begripsvorming, redeneren, abstraherend vermogen.
Verwijst naar de capaciteit om verbanden af te leiden en het zien van relaties.
Neemt in adolescentie toe, daarna af.
Cognitieve veranderingen:
oordeel vaardigheden nemen toe
ze kunnen kennis in verschillende situaties toepassen (transfer)
persoonskenmerken en denkstrategieën
geheugen
Piaget en Schaie:
Volgens Piaget treden er geen kwalitatieve veranderen op in de cognitieve mogelijkheden van
jongvolwassene t.o.v adolescent.
↳ er zou alleen sprake zijn van stabiliteit in het denken (assimilatie)
Schaie is het met hem eens mbt tot de formele denkoperaties -> het hoogste niveau van denken.
↳ hij voegt hier aan toe dat volwassenen meer levenservaring hebben en zijn meer in aanraking
gekomen vraagstukken dan de adolescent (huiselijke situatie, werksituatie en uitbreiding sociale
contacten)
Transfer -> ze kunnen kennis in verschillende situaties toepassen.
Hoe het individu met de kennis omgaat is afhankelijk van persoonskenmerken.
Toepassing kennis en leeftijdsfasen Schaie
1. Kinder en adolescentiefase (0-22)
Kennisverwerving
2. Jongvolwassene (22-40)
Toepassen van kennis in werk, relatie, opvoeding kinderen
Hoe jij nu als persoon bent ontwikkeld, zo sta jij ook in het leven en zo pas je dit ook toe.
VB: 1. Sociale vaardigheden; werk, contacten etc
2. Kennis sekse; relaties
3. Opleiding; toekomst
, 3. Verantwoordelijksheidsfase (40-60)
Informatie wordt gebruikt ten gunste van anderen
↳ het laten opgroeien van kinderen tot volwassenen en verstevigen werksituatie
4. Oudere volwassene (60-75)
Re-integratieve periode -> het individu probeert op basis van heroverweging van bepaalde
waarden en prioriteiten de nog ter beschikking staande cognitieve mogelijkheden en energie
selectief te gebruiken.
De oudere volwassene ziet welke zaken voor hem belangrijk zijn en hij kan kennis en ervaring
overdragen aan de samenleving -> vrijwilligerswerk.
Bij 1, kinder en adolescentiefase, zit je in de fase van Piaget.
1. Sensomotorisch (0-2)
2. Preoperationeel (2-7)
3. Concreet operationeel denken (7-12)
4. Formeel operationeel (vanaf 12)
Feldman stelt vast dat jongvolwassene door alle ups en downs van het volwassen leven minder rigide
gaan denken over de wereld dan adolescenten.
Gestalt:
Twee manieren om met kennis om te gaan
↳ adaptors - mensen die zich aanpassen
innovators - mensen die oplossingen proberen te vinden en dingen proberen te veranderen
Het volwassen denken - van hypothetisch deductief, naar pragmatisch
↳ Het denken wordt meer subjectief en emotioneel
Zie H6 verdere uitleg over het denkproces.
Geheugen:
LTG -> geheugeninhouden worden lang opgeslagen (encoding)
↳ deze kunnen worden opgeroepen (retrieval)
Voordelen geheugen:
Geheugensteuntjes en ezelsbruggetjes -> om kennis beter te organiseren en te onthouden
Nadelen:
Vergeten van kennis of zaken
7.3 Zelfbeeld en autonomie
Erikson; zie boek levensfasen.
Intimiteit - isolement -> als de jongvolwassene er niet in slaagt om om ontwikkelingstaken te
vervullen, raakt hij in isolement. De volgende taken moeten worden vervuld, anders raakt individu in
sociaal isolement.
1. Uitzoeken vaste levenspartner
2. Liefde en gehechtheid
3. Starten gezin
4. Opvoeden kinderen
