Samenvatting Stofwisseling II
Hoorcollege 1:
- Diabetes
o Pathofysiologie
Normaalwaarde glucose = 3,5-7,8 mmol/L
Boven 7 betacel merkt het insulineafgifte in vena porta zet in lever
glucose om in glycogeen en zorgt voor opname glucose in andere weefsels
Glucosespiegel daalt insulineconcentratie daalt glucagonconcentratie gaat
omhoog (alphacellen) glucoseconcentratie omhoog
o Locatie pancreas erg handig:
Exocriene functie = afgifte verteringsenzymen aan dunne darm
Endocriene functie = hormonen afgegeven aan poortader
Dagelijkse glucosebehoefte = 200 gram per dag
o Uit suikers en complexe koolhydraten, via glycogenolyse en gluconeogenese
Secretie van insuline neemt af bij hogere leeftijd
o Indeling
Diagnose: bij twee nuchter glucoses van 7 of hoger of een niet-nuchter glucose van 11,1 of
hoger
Voor het ontstaan zijn insulineresistentie en insulinedeficiëntie nodig
o Ontstaan door genetische factoren en exogene factoren
o Balans ertussen bepaalt of er wel of geen diabetes ontstaat
Soorten:
Type 1 = insuline deficiëntie (vaak op jonge leeftijd) = PRIMAIR
o Auto-immuunziekte: bètacellen gaan kapot door T-cellen en antistoffen
(GAD en ICA) nauwelijks tot geen insulineproductie
Antistoffen kunnen gemeten worden (markers)
Komt door HLA systeem met DR en DQ haplotypen in combinatie
met triggers zoals koemelk of een virusinfectie
o Toename resistentie lijn resistentie kruist lijn deficiëntie hyperglycemie
behandeling insulineresistentie neemt af normoglycemisch
honeymoonfase
o Suiker hoog insuline glucose omlaag glucose alsnog teveel voor
resterende bètacellen glucosetoxiciteit levenslang insuline spuiten
o Klachten: afvallen, polyurie, polydipsie, vermoeidheid, recidiverende
infecties
Vergrote kans op krijgen keto-acidose
o Diagnose: auto-antistofconcentratie of C-peptide concentratie meten
C = connecting peptide verbindt alpha en bètaketen van insuline
o Heeft bij kinderen een snellere klinische presentatie
o Remmen = lastig, maar eventueel immunosuppresiva
o Subtypes:
LADA = lijkt op type II, alleen dan met antistoffen
Vaak predispositie van HLA-DR en HLA-DQ
PD1 blokkers of CTLA-4 blokkers induceren
Gebruikt bij immunotherapie tegen gemetastaseerd
melanoom en non-small cell carcinoom van de long
Lokkeert receptoren die tumorcel kan aanmaken om liganden
op T-cel te activeren
Verhoogd de kans op het ontwikkelen van een auto-
immuunziekte
Vaak: DM type 1, hypofyseproblemen en
schildklierproblemen
Type 2 = insulinebehoeftig = bètaceltekort +resistentie = PRIMAIR
o Ontstaat vaak op lagere leeftijd en bij hoog BMI
, o Vaak samen met metabole syndromen, zoals dyslipidemie en hypertensie
o Symptomen: dorst, polyurie, vermagering, puritus vulvae (oudere leeftijd),
recidiverende UWI, balanitis, mononeuropathie, neurogene pijnen,
sensibiliteitsstoornissen
o Behandeling = dieet, afvallen, tabletten, soms insuline
o Subtypen:
Zwangerschap = door verandering hormonen
Vaak op te lossen met een goed dieet
Kind kan soms erg groot zijn bij glucose door de hoge
blootstelling aan glucose (niet gevaarlijk)
Ketosis-prone diabetes (Flatbush) = vooral bij mensen uit West-
Afrika = kortdurend
Secundaire diabetes
o Endocriene afwijking = acromegalie, Cushing, hyperthyreoïdie
Bij genezing ziekte verdwijnt de diabetes vaak
o Destructie pancreas = pancreatitis of cystic fibrosis
o Virale infectie = rubella, hiv
o Medicatie-geïnduceerd = cortico (exogeen Cushing), immuunosuppressiva
(prednisone, tacrolimus), tyrosinekinaseremmers
TKR gebruikt bij metastase, maar remmen soms ook insuline-
receptor toename insulineresistentie
Antipsychotica-geassocieerde diabetes bindt in hypothalamus aan
histaminereceptor eetlust niet te bedwingen gewichtstoename -
insulineresistentie
Bètacelfunctie neemt af door binding antipsychoticum aan
serotonerge receptoren
Overig:
o Somatische autosomale dominant overerfbare mutaties = MODY
Meest voorkoend = MODY 2 en 3 (vooral op jonge leeftijd)
MODY 2 = defect in glucokinase
MODY 3 = defect in HNF 1 alpha
Defect in productie van insuline + mutaties in ATP
afhankelijke kaliumkanaal (belangrijk bij secretie)
Continue te laat een hoge glucoseconcentratie gemeten
Bij de anderen een fout in insulineaanmaak na meten
o Mitochondriale mutaties
o APS = auto-immuun polyglandulair syndroom (1 en 2), bijvoorbeeld in
combinatie met ziekte van Addison of hypothyreoïdie
o Specifieke syndromen
Syndroom van Wolfram (DIDMOAD) = diabetes insipidus, diabetes
mellitus, opticusatrofie, doofheid
o Klinische presentatie diabetes
Kinderen:
Relatief acuut met frequente ketoacidose bij eerste episode
Speciaal:
o Jonger dan 6 maanden = congenitaal hypoinsulisme
o Asymptomatische hyperglycemie
Volwassenen = langzame presentatie
Laat type 1 of vroeg type 2 (of LADA)
o Casussen:
Casus 1 = man, 40, polyurie, polydipsie, afvallen, partiële pancreasresectie
Waarschijnlijk absoluut insulinetekort sec. diabetes door destructie pancreas
Casus 2 = vrouw, 60, blanco, slecht slapen, aangekomen, dunne/slappe benen, buffalo hump,
striae, geen kniebuigingen, BP 160/100, NA 136, K 3,4, creatinine 60, glucose 14,3
Waarschijnlijk Cushing (teveel cortisol)
, Casus 3 = vrouw, 30, vermoeidheid, glucose 10, geen andere klachten, moeder en broer
hebben TDM2 en zij heeft geen overgewicht
Kan gedacht worden aan een MODY
Hoorcollege 2:
- Brownlee hypothese = door hyperglycemie komt er een overschot aan itermediairen vrij bij de
citroenzuurcyclus, die zorgen voor de chronische complicaties van diabetes
- Complicaties diabetes
o Acuut
Hyperglycemie: ketoacedotisch coma (type 1) of niet-ketoacedotisch coma (type 2)
Ketoacedotisch = ernstig insulinetekort ontremming lipolyse met ketogenese
ketoacidose
o Zorgt ook voor glucosurie, polyurie, verlies elektrolyten en vocht, prerenale
nierfunctiestoornis, bloeddrukdaling (en eventueel lactaatacidose)
Niet-ketoacedotisch coma = hyperglycemie door insulinetekort geen ontremming
lipolyse (genoeg insuline om dat te onderdrukken) geen ketogenese geen
ketoacidose maar wel glucosurie, polyurie, verlies vocht en elektrolyten kan
zorgen voor lactaatacidose
o Vee plassen, dorst, dehydratie en soms koorts
o Therapie = vocht aanvullen, bewaken circulatie, bestrijden hyperglycemie,
bewaken elektrolyten en identificeren en bestrijden uitlokkende factor
Hypoglycemie: mild of ernstig (hulp nodig, convulsie, coma, overlijden)
Diabetische ketoacidose: pH < 7,3 (metabool), hyperglycemie, ketonurie = levensbedreigend
Ontstaat door:
o Minder insuline: eerste manifestatie, niet of onvoldoende gespoten, defect in
insulinepomp
o Verhoogde behoefte: ontstekingsreactie, medicatie, eerste manifestatie
Osmotische diurese (glucose > 60 mmol/L
Wazig zien (hyperosmoliteit glasvocht reactieafwijking), polyurie, polydipsie,
Malaise, uitdroging + nierfunctiestoornissen, elektrolytstoornissen,
Buikklachten door maagatonie (maag stil door hypergelcemie en ketoacidose)
o Chronisch
Microvasculair:
Cerebraal = ischemisch infarct, TIA
Coronair = angina pectoris, acute hartdood, myocardinfarct
Perifeer = claudication intermittens, diabetscihe voet
Microvasculair:
Retinopathie = beschadiging netvlies (geleidelijk)
o Bloedvaatjes rekken uit cocht gaat lekken hoopt op meer lekken
niet-proliferatieve diabetische retinopathie
o Kan ook schade aan netvlies geven doordat beschadigde bloedvaatjes niet
genoeg zuurstof geven nieuwe bloedvaten gemaakt --. Slechte kwaliteit
gaan lekken proliferatieve diabetsiche retinopathie
o Vormen:
Achtergrondsretinopathie = exsudatief (mild)
Geen invloed op visus, maar wel gemonitord
Micro-aneurysmata (pericyten ziek minder goed)
Harde exsudaten (eiwitten uit bloed slaan neer)
Bloedingen
Zachte exsudaten (tekenen ischemie = cotton wool spots)
Prepoliferatieve retinopathie (doordat lege gebieden niet goed
worden doorbloed)
Proliferatieve retinopatie
Macula-afwijkingen (oedemateus of ischemisch)
, o Retinabloeding = wazig of afwezig gezichtsveld fibrose litteken
verschrompelt trekt retina los blindheid
o Behandeling = reguleren glucose
Oppassen voor tijdelijke toename bij zeer snelle verbetering regulatie
en door hormonale veranderingen rondom zwangerschap
Verder: laseren (stuk netvlies ook kapot), of injecteren anti-VEGF
(anti-groeihormoon vaten iedere 4-6 wkn), of vervangen glasvocht
Nefropathie = verminderd GFR doordat mesangiale weefsel en glomerulaire
basaalmembraan toenemen + podoctyten van vorm veranderen schade glomerulus
o Ingedeeld volgens K/DOQI-kwalificatie (GFR= mL/min/1,73 m2)
Stadium 1 = hyperfiltratie = GFR > 90 + verhoogde eiwituitscheiding
Stadium 2 = normale klaring = GFR 60-90 + verhoogde
eiwituitscheiding
Stadium 3 = verminderde klaring = GFR 30-60
Stadium 4 = nierfalen (preterminaal) = GFR 15-30
Stadium 5 = nierfalen (terminaal) = GFR < 15
o Bij stadium 1 of 2 eigenlijk al ingrijpen goede glucoseregulatie en
bloeddrukbehandeling door RAAS remming (SGLT 2 remmers)
Neuropathie
o Polyneuropathie = begint in voeten, pas later gaan handen meedoen
Verminderd gevoel, afwijkend gevoel, niet-functionele jeuk,
neuropathische pijn
Sensibiliteit, spierinnervatie en autonome zenuwstelsel aangetast:
Klauwtenen, zweetsecretie valt uit (Drogere huid,
makkelijkere wondjes), voet voelt warm aan (oppervlakkige
doorbloeding is toegenomen)
o Autonome neuropathie
Motoriekstoornissen van darm en maag sneller een vol gevoel
Blaasontledigingsstoornissen recidiverende UWI
Erectiele dysfunctie
Reactie op dalende plasmaglucosewaarde
Voet sneler wondjes aan voeten
o Mononeuropathie (door druk en/of microvasculaire hypoxie)
Carpaal tunnelsyndroom, oogbewegingsstoornissen
Diabetische voet:
o Vermidnerde sensibiliteit patiënt voelt niet als ergens op staat
o Klauwtenen gebied onder hoge druk
o Lage doorbloeding + klauwtenen ulcus grotere kans op infectie
o Behandeling:
Infectie = antibiotica, debridement
Doorbloedign = vaatchirurgische interventie
Neuropathie = preventie, voetcontrole
Drukplekken = goed schoeisel
Diabetes = glucoseregulatie verbeteren
Gecombineerd
Anders:
Limited joint mobility: AGE cross-linking bindweefselmoleculen kan handen
niet met palmen plat tegen elkaar aan voor zich houden
Psychologische problemen, erectiele dysfunctie, verzekeringen, werk
Predisponerende factoren
Kans op orgaanschade hangt af van:
o Individuele gevoeligheid (genetische factoren, polymorfismen)
o Hyperglycemie (mate diabetesregulatie en de mate van veranderingen in
cellulair metabolisme en macromoleculen)
o Individuele versnelelnde factoren (hypergensie, hyperlipidemie)
Hoorcollege 1:
- Diabetes
o Pathofysiologie
Normaalwaarde glucose = 3,5-7,8 mmol/L
Boven 7 betacel merkt het insulineafgifte in vena porta zet in lever
glucose om in glycogeen en zorgt voor opname glucose in andere weefsels
Glucosespiegel daalt insulineconcentratie daalt glucagonconcentratie gaat
omhoog (alphacellen) glucoseconcentratie omhoog
o Locatie pancreas erg handig:
Exocriene functie = afgifte verteringsenzymen aan dunne darm
Endocriene functie = hormonen afgegeven aan poortader
Dagelijkse glucosebehoefte = 200 gram per dag
o Uit suikers en complexe koolhydraten, via glycogenolyse en gluconeogenese
Secretie van insuline neemt af bij hogere leeftijd
o Indeling
Diagnose: bij twee nuchter glucoses van 7 of hoger of een niet-nuchter glucose van 11,1 of
hoger
Voor het ontstaan zijn insulineresistentie en insulinedeficiëntie nodig
o Ontstaan door genetische factoren en exogene factoren
o Balans ertussen bepaalt of er wel of geen diabetes ontstaat
Soorten:
Type 1 = insuline deficiëntie (vaak op jonge leeftijd) = PRIMAIR
o Auto-immuunziekte: bètacellen gaan kapot door T-cellen en antistoffen
(GAD en ICA) nauwelijks tot geen insulineproductie
Antistoffen kunnen gemeten worden (markers)
Komt door HLA systeem met DR en DQ haplotypen in combinatie
met triggers zoals koemelk of een virusinfectie
o Toename resistentie lijn resistentie kruist lijn deficiëntie hyperglycemie
behandeling insulineresistentie neemt af normoglycemisch
honeymoonfase
o Suiker hoog insuline glucose omlaag glucose alsnog teveel voor
resterende bètacellen glucosetoxiciteit levenslang insuline spuiten
o Klachten: afvallen, polyurie, polydipsie, vermoeidheid, recidiverende
infecties
Vergrote kans op krijgen keto-acidose
o Diagnose: auto-antistofconcentratie of C-peptide concentratie meten
C = connecting peptide verbindt alpha en bètaketen van insuline
o Heeft bij kinderen een snellere klinische presentatie
o Remmen = lastig, maar eventueel immunosuppresiva
o Subtypes:
LADA = lijkt op type II, alleen dan met antistoffen
Vaak predispositie van HLA-DR en HLA-DQ
PD1 blokkers of CTLA-4 blokkers induceren
Gebruikt bij immunotherapie tegen gemetastaseerd
melanoom en non-small cell carcinoom van de long
Lokkeert receptoren die tumorcel kan aanmaken om liganden
op T-cel te activeren
Verhoogd de kans op het ontwikkelen van een auto-
immuunziekte
Vaak: DM type 1, hypofyseproblemen en
schildklierproblemen
Type 2 = insulinebehoeftig = bètaceltekort +resistentie = PRIMAIR
o Ontstaat vaak op lagere leeftijd en bij hoog BMI
, o Vaak samen met metabole syndromen, zoals dyslipidemie en hypertensie
o Symptomen: dorst, polyurie, vermagering, puritus vulvae (oudere leeftijd),
recidiverende UWI, balanitis, mononeuropathie, neurogene pijnen,
sensibiliteitsstoornissen
o Behandeling = dieet, afvallen, tabletten, soms insuline
o Subtypen:
Zwangerschap = door verandering hormonen
Vaak op te lossen met een goed dieet
Kind kan soms erg groot zijn bij glucose door de hoge
blootstelling aan glucose (niet gevaarlijk)
Ketosis-prone diabetes (Flatbush) = vooral bij mensen uit West-
Afrika = kortdurend
Secundaire diabetes
o Endocriene afwijking = acromegalie, Cushing, hyperthyreoïdie
Bij genezing ziekte verdwijnt de diabetes vaak
o Destructie pancreas = pancreatitis of cystic fibrosis
o Virale infectie = rubella, hiv
o Medicatie-geïnduceerd = cortico (exogeen Cushing), immuunosuppressiva
(prednisone, tacrolimus), tyrosinekinaseremmers
TKR gebruikt bij metastase, maar remmen soms ook insuline-
receptor toename insulineresistentie
Antipsychotica-geassocieerde diabetes bindt in hypothalamus aan
histaminereceptor eetlust niet te bedwingen gewichtstoename -
insulineresistentie
Bètacelfunctie neemt af door binding antipsychoticum aan
serotonerge receptoren
Overig:
o Somatische autosomale dominant overerfbare mutaties = MODY
Meest voorkoend = MODY 2 en 3 (vooral op jonge leeftijd)
MODY 2 = defect in glucokinase
MODY 3 = defect in HNF 1 alpha
Defect in productie van insuline + mutaties in ATP
afhankelijke kaliumkanaal (belangrijk bij secretie)
Continue te laat een hoge glucoseconcentratie gemeten
Bij de anderen een fout in insulineaanmaak na meten
o Mitochondriale mutaties
o APS = auto-immuun polyglandulair syndroom (1 en 2), bijvoorbeeld in
combinatie met ziekte van Addison of hypothyreoïdie
o Specifieke syndromen
Syndroom van Wolfram (DIDMOAD) = diabetes insipidus, diabetes
mellitus, opticusatrofie, doofheid
o Klinische presentatie diabetes
Kinderen:
Relatief acuut met frequente ketoacidose bij eerste episode
Speciaal:
o Jonger dan 6 maanden = congenitaal hypoinsulisme
o Asymptomatische hyperglycemie
Volwassenen = langzame presentatie
Laat type 1 of vroeg type 2 (of LADA)
o Casussen:
Casus 1 = man, 40, polyurie, polydipsie, afvallen, partiële pancreasresectie
Waarschijnlijk absoluut insulinetekort sec. diabetes door destructie pancreas
Casus 2 = vrouw, 60, blanco, slecht slapen, aangekomen, dunne/slappe benen, buffalo hump,
striae, geen kniebuigingen, BP 160/100, NA 136, K 3,4, creatinine 60, glucose 14,3
Waarschijnlijk Cushing (teveel cortisol)
, Casus 3 = vrouw, 30, vermoeidheid, glucose 10, geen andere klachten, moeder en broer
hebben TDM2 en zij heeft geen overgewicht
Kan gedacht worden aan een MODY
Hoorcollege 2:
- Brownlee hypothese = door hyperglycemie komt er een overschot aan itermediairen vrij bij de
citroenzuurcyclus, die zorgen voor de chronische complicaties van diabetes
- Complicaties diabetes
o Acuut
Hyperglycemie: ketoacedotisch coma (type 1) of niet-ketoacedotisch coma (type 2)
Ketoacedotisch = ernstig insulinetekort ontremming lipolyse met ketogenese
ketoacidose
o Zorgt ook voor glucosurie, polyurie, verlies elektrolyten en vocht, prerenale
nierfunctiestoornis, bloeddrukdaling (en eventueel lactaatacidose)
Niet-ketoacedotisch coma = hyperglycemie door insulinetekort geen ontremming
lipolyse (genoeg insuline om dat te onderdrukken) geen ketogenese geen
ketoacidose maar wel glucosurie, polyurie, verlies vocht en elektrolyten kan
zorgen voor lactaatacidose
o Vee plassen, dorst, dehydratie en soms koorts
o Therapie = vocht aanvullen, bewaken circulatie, bestrijden hyperglycemie,
bewaken elektrolyten en identificeren en bestrijden uitlokkende factor
Hypoglycemie: mild of ernstig (hulp nodig, convulsie, coma, overlijden)
Diabetische ketoacidose: pH < 7,3 (metabool), hyperglycemie, ketonurie = levensbedreigend
Ontstaat door:
o Minder insuline: eerste manifestatie, niet of onvoldoende gespoten, defect in
insulinepomp
o Verhoogde behoefte: ontstekingsreactie, medicatie, eerste manifestatie
Osmotische diurese (glucose > 60 mmol/L
Wazig zien (hyperosmoliteit glasvocht reactieafwijking), polyurie, polydipsie,
Malaise, uitdroging + nierfunctiestoornissen, elektrolytstoornissen,
Buikklachten door maagatonie (maag stil door hypergelcemie en ketoacidose)
o Chronisch
Microvasculair:
Cerebraal = ischemisch infarct, TIA
Coronair = angina pectoris, acute hartdood, myocardinfarct
Perifeer = claudication intermittens, diabetscihe voet
Microvasculair:
Retinopathie = beschadiging netvlies (geleidelijk)
o Bloedvaatjes rekken uit cocht gaat lekken hoopt op meer lekken
niet-proliferatieve diabetische retinopathie
o Kan ook schade aan netvlies geven doordat beschadigde bloedvaatjes niet
genoeg zuurstof geven nieuwe bloedvaten gemaakt --. Slechte kwaliteit
gaan lekken proliferatieve diabetsiche retinopathie
o Vormen:
Achtergrondsretinopathie = exsudatief (mild)
Geen invloed op visus, maar wel gemonitord
Micro-aneurysmata (pericyten ziek minder goed)
Harde exsudaten (eiwitten uit bloed slaan neer)
Bloedingen
Zachte exsudaten (tekenen ischemie = cotton wool spots)
Prepoliferatieve retinopathie (doordat lege gebieden niet goed
worden doorbloed)
Proliferatieve retinopatie
Macula-afwijkingen (oedemateus of ischemisch)
, o Retinabloeding = wazig of afwezig gezichtsveld fibrose litteken
verschrompelt trekt retina los blindheid
o Behandeling = reguleren glucose
Oppassen voor tijdelijke toename bij zeer snelle verbetering regulatie
en door hormonale veranderingen rondom zwangerschap
Verder: laseren (stuk netvlies ook kapot), of injecteren anti-VEGF
(anti-groeihormoon vaten iedere 4-6 wkn), of vervangen glasvocht
Nefropathie = verminderd GFR doordat mesangiale weefsel en glomerulaire
basaalmembraan toenemen + podoctyten van vorm veranderen schade glomerulus
o Ingedeeld volgens K/DOQI-kwalificatie (GFR= mL/min/1,73 m2)
Stadium 1 = hyperfiltratie = GFR > 90 + verhoogde eiwituitscheiding
Stadium 2 = normale klaring = GFR 60-90 + verhoogde
eiwituitscheiding
Stadium 3 = verminderde klaring = GFR 30-60
Stadium 4 = nierfalen (preterminaal) = GFR 15-30
Stadium 5 = nierfalen (terminaal) = GFR < 15
o Bij stadium 1 of 2 eigenlijk al ingrijpen goede glucoseregulatie en
bloeddrukbehandeling door RAAS remming (SGLT 2 remmers)
Neuropathie
o Polyneuropathie = begint in voeten, pas later gaan handen meedoen
Verminderd gevoel, afwijkend gevoel, niet-functionele jeuk,
neuropathische pijn
Sensibiliteit, spierinnervatie en autonome zenuwstelsel aangetast:
Klauwtenen, zweetsecretie valt uit (Drogere huid,
makkelijkere wondjes), voet voelt warm aan (oppervlakkige
doorbloeding is toegenomen)
o Autonome neuropathie
Motoriekstoornissen van darm en maag sneller een vol gevoel
Blaasontledigingsstoornissen recidiverende UWI
Erectiele dysfunctie
Reactie op dalende plasmaglucosewaarde
Voet sneler wondjes aan voeten
o Mononeuropathie (door druk en/of microvasculaire hypoxie)
Carpaal tunnelsyndroom, oogbewegingsstoornissen
Diabetische voet:
o Vermidnerde sensibiliteit patiënt voelt niet als ergens op staat
o Klauwtenen gebied onder hoge druk
o Lage doorbloeding + klauwtenen ulcus grotere kans op infectie
o Behandeling:
Infectie = antibiotica, debridement
Doorbloedign = vaatchirurgische interventie
Neuropathie = preventie, voetcontrole
Drukplekken = goed schoeisel
Diabetes = glucoseregulatie verbeteren
Gecombineerd
Anders:
Limited joint mobility: AGE cross-linking bindweefselmoleculen kan handen
niet met palmen plat tegen elkaar aan voor zich houden
Psychologische problemen, erectiele dysfunctie, verzekeringen, werk
Predisponerende factoren
Kans op orgaanschade hangt af van:
o Individuele gevoeligheid (genetische factoren, polymorfismen)
o Hyperglycemie (mate diabetesregulatie en de mate van veranderingen in
cellulair metabolisme en macromoleculen)
o Individuele versnelelnde factoren (hypergensie, hyperlipidemie)