Hoorcollege 1: Correlationeel onderzoek.
Onderzoeksvragen die gaan over samenhang of relatie tussen eigenschappen.
Dataverzameling:
Data kan op allerlei verschillende manieren verzameld worden:
Observatiestudies.
Bestaande gegevens/big data.
Vragenlijsten (surveys).
Overeenkomst met kwalitatief onderzoek: dataverzamelingsmethoden zijn niet
specifiek passend voor één soort onderzoek, maar de insteek en hoe het precies
gebruikt wordt verschilt wel van elkaar.
De theorie-data cyclus:
Onderzoeksvragen: bij correlationeel onderzoek komen deze uit de theorie.
PAC:
Population (populatie): de groep mensen (of dieren, objecten, bedrijven, enz.) die
de onderzoeker wil onderzoeken.
Bijvoorbeeld: alle eerstejaars studenten aan universiteiten in Nederland óf alle
vluchtelingenkinderen van 8-10 jaar die in Nederland in een AZC wonen.
Association (verband/relatie): de onderzoeker geeft aan welke relatie/samenhang
verwacht wordt.
Bijvoorbeeld: het plezier van de eerste date neemt toe met meer contact via social
media vooraf óf hoe langer vluchtelingenkinderen in een AZC wonen, hoe kleiner de
kans op een verblijfsvergunning.
Constructs (theoretische begrippen): de kenmerken die de onderzoeker van de
mensen wil weten en meten en waartussen er een verband verwacht wordt.
Bijvoorbeeld: plezier van de eerste date, hoeveelheid social media contact vooraf óf
lengte verblijf in AZC.
, Positieve samenhang Negatieve samenhang
(hoe hoger het een, hoe hoger het ander) (hoe hoger het een, hoe lager het ander)
Samenhang:
Bij vragen over of één bepaald kenmerk een verandering in een ander kenmerk
veroorzaakt, spreken we over causaliteit.
Bij causaliteit spreken we over onderzoeksvragen die een oorzaak/gevolg verband
beschrijven.
Bijvoorbeeld: meer social media contact vooraf leidt tot een leukere eerste date óf
verlengd verblijf in een AZC leidt tot minder kans op een verblijfsvergunning.
Voorwaarden causaliteit: Om te kunnen spreken van een causale relatie spreken we van
voorwaarden.
Covariance: er moet een relatie zijn tussen de oorzaak en het gevolg.
Temporal precedence: de oorzaak moet in de tijd voorafgaan aan het gevolg.
Internal validity: alternatieve verklaringen voor de gevonden relatie moeten zijn
uitgesloten.
Meetbaar maken (operationalisatie proces): om een theoretisch begrip zoals agressie,
plezier, perfectie, enz. te meten moeten de onderzoekers het hele operationalisatie proces
doorlopen.
1. Theoretisch begrip.
2. Conceptuele definitie: wat de onderzoekers met het theoretische begrip bedoelen.
3. De operationele definitie: hoe de onderzoekers het theoretische begrip gaan meten.
4. Variabele: wanneer een fysiek kenmerk of een theoretisch begrip eenmaal is
geoperationaliseerd, resulteert dit in een variabele. Numerieke waarden, varieert
van persoon tot persoon.
Voorbeeld:
1. Theoretisch begrip: plezier van de (eerste) date.
2. Conceptuele definitie: de mate waarin de persoon een prettig gevoel van blijheid,
ontspannenheid en vrolijkheid heeft en zichzelf vermaakt gedurende de date.
3. Operationele definitie: een vragenlijst met vragen die blijheid, ontspannenheid,
vrolijkheid en vermaak tijdens de date adresseren.
4. Variabele.