HOOFDSTUK 8: EEN VEILIG KLIMAAT:
8.1 wat een kind nodig heeft:
- jonge kinderen hebben een vertrouwensfiguur nodig om zich veilig te voelen
- onverdeelde aandacht: is aandacht die op 1 kindgericht is
- voorspelbaarheid: is constant hetzelfde ritueel herhalen (bv.-ritueel)
- structuur: een bepaalde volgorde bij activiteiten
- eenkennig: rond 6 maanden wordt een kind eenkennig voor bv. een vreemd gezicht.
Eenkennigheid is het begin van de hechting.
-verschillende hechtingstypen:
- onveilig-vermijdend gehecht: (A-kinderen) deze kinderen hebben meestal een zeer
onderzoekende houding, en zijn redelijk oppervlakkig. Het lijkt of ze nergens in
geïnteresseerd zijn.
-veilig gehecht: (B-kinderen) kinderen die veilig gehecht zijn laten meestal een balans zien
tussen ondernemend gedrag en hechtingsgedrag. Als de ouders in de buurt zijn gaan ze
Rustig hun gang, maar als die de ruimte verlaten kan het kind angstig reageren.
-onveilig-afwerend gedrag: (C-kinderen) je kunt herkennen dat een kind onveilig-afwerend
gehecht is als het meer dan gewoon aan de ouder of verzorger blijft plakken. Deze kinderen
Reageren zeer heftig als de ouder de ruimte verlaat.
-onveilig gedesorganiseerd gehecht: (D-kinderen) deze kinderen kenmerken zicht doordat
Een kind eigenlijk niet goed weet hoe het op zijn ouder moet reageren. Het kan het ene
Moment een angstige reactie vertonen en het andere moment gaan lachen. Het kind
Gedraagt zich ook verward
-interactie: dit is hoe je op elkaar reageert, en kan dus deels het gedrag bepalen.
-sensitieve responsiviteit: dit betekent dat je in het gedrag van een kind herkent dat er
Iets aan de hand is. Je kunt een kind goed troosten of complimentjes geven.
Samenvatting: kinderen hebben een vertrouwensfiguur nodig om zich veilig te voelen. Ook
vertrouwde gebeurtenissen geven een kind een ritme en een veilig gevoel. Zo kunnen
kinderen hun wereld vrij ontwikkelen. Regels en structuur geven een kind een veilige
omgeving. Maar die regels en structuur bieden alleen veiligheid als je een kind ook duidelijk
laat zien waar de grenzen liggen.
8.2 ik ben ik:
We zijn allemaal zelfstandig personen met een eigen persoonlijkheid en onze eigen
kwaliteiten. Kinderen en jongeren op school, in de opvang of de jeugdzorg maken bijna
zonder uitzondering deel uit van een groep. Toch moeten ze vooral zichzelf kunnen zijn
binnen die groep.
- autonoom: als je het gevoel hebt dat je je eigen keuzes kunt maken zonder daarbij een
Ander nodig te hebben. Je maakt bijv. de keuzes over: eigen lichaam/ eigen gedachten en
Eigen verantwoordelijkheid.
Het is belangrijk om deze kinderen zichzelf te laten zijn.
-participatie: het is heel belangrijk dat kinderen en jongeren meedoen in de groep, maar
Ook in de samenleving. Dit meedoen noem je participatie. Iedereen mag een mening geven
En dus meedoen. Ze krijgen daarmee verantwoordelijkheid.
, 8.3 wijs kinderen de weg:
In de sociale ontwikkeling van kinderen staat de omgang met anderen centraal. Door met
andere kinderen en mensen om te gaan leert een kind bv. Om voor zichzelf op te komen,
beslissingen te nemen, anderen te vertrouwen en vriendschappen op te bouwen.
-socialisatie: dit is het proces waarin kinderen de sociale wereld om zich heen steeds beter
Begrijpen en zich aanpassen aan de groep.
-losmakingsproces: pubers zitten in een fase waarin ze zich proberen los te maken van hun
Ouders. Ze willen zelfverantwoordelijk zijn voor de dingen die ze doen. Dit noem je het
Losmakingsproces.
-groepsprocessen: dit gebeurt als er vertrouwen ontstaat in een groep met kinderen in een
Groep. Dus aan elkaar wennen/elkaar leren kennen/elkaar vertrouwen
-positieve invloed: is als kinderen plezier hebben en van elkaar leren
-negatieve invloed: is als een groep kinderen veel ruzie maakt
-samenhang in de groep: wanneer kinderen elkaar kennen, betrokken zijn bij elkaar en
Samen aan taken werken is er sprake van samenhang.
-groepsklimaat beïnvloeden: als begeleider kun je het groepsklimaat beïnvloeden, geef
Bv. Positief ingestelde kinderen de ruimte om initiatieven te nemen.
-spiegeling: het gedrag van kinderen is vaak een spiegeling van je eigen gedrag, schreeuw jij
Dan gaat een kind dat ook doen
-groepsregels: dit helpt bij een positief groepsklimaat. Zoals bv-gedragsregels “help elkaar of
Luister naar de ander”
8.4 wat te doen bij pesten:
Pesten komt regelmatig voor. Ongeveer 20% van de kinderen wordt regelmatig gepest en
een derde van hen heeft zelf weleens gepest. In een groep van 30 kinderen worden dus 6
kinderen regelmatig gepest.
-verbaal pesten: dat zijn opmerkingen die gemaakt worden over iemand
-fysiek pesten: dit is iemand lichamelijk pesten (met geweld of duwen, schoppen, slaan)
-online pesten: iemand pesten via sociaal media
-indirect pesten: dit is een vorm van pesten door iemand buiten te sluiten
HET VERSCHIL TUSSEN PLAGEN EN PESTEN
PLAGEN PESTEN
- Is kort, komt niet regelmatig voor is structureel
- Beide betrokkenen kunnen lachen brengt blijvende schade toe
- Gelijkwaardigheid ongelijkheid
- Geen negatieve bedoelingen wordt bewust gedaan
- Je loopt geen schade op verliezen zelfvertrouwen
- Plagen is vaak zichtbaar pesten gebeurt meestal stiekem
-zwijgende middengroep: als er gepest wordt in een groep zijn er altijd 3 partijen bij
Betrokken: de Pester(s), het slachtoffer en de rest van de groep. Zijn worden de zwijgende
Middengroep genoemd
-pestprotocol: iedere school is verplicht een pestprotocol te hebben. Hierin staat hoe de
School omgaat met pesten
8.1 wat een kind nodig heeft:
- jonge kinderen hebben een vertrouwensfiguur nodig om zich veilig te voelen
- onverdeelde aandacht: is aandacht die op 1 kindgericht is
- voorspelbaarheid: is constant hetzelfde ritueel herhalen (bv.-ritueel)
- structuur: een bepaalde volgorde bij activiteiten
- eenkennig: rond 6 maanden wordt een kind eenkennig voor bv. een vreemd gezicht.
Eenkennigheid is het begin van de hechting.
-verschillende hechtingstypen:
- onveilig-vermijdend gehecht: (A-kinderen) deze kinderen hebben meestal een zeer
onderzoekende houding, en zijn redelijk oppervlakkig. Het lijkt of ze nergens in
geïnteresseerd zijn.
-veilig gehecht: (B-kinderen) kinderen die veilig gehecht zijn laten meestal een balans zien
tussen ondernemend gedrag en hechtingsgedrag. Als de ouders in de buurt zijn gaan ze
Rustig hun gang, maar als die de ruimte verlaten kan het kind angstig reageren.
-onveilig-afwerend gedrag: (C-kinderen) je kunt herkennen dat een kind onveilig-afwerend
gehecht is als het meer dan gewoon aan de ouder of verzorger blijft plakken. Deze kinderen
Reageren zeer heftig als de ouder de ruimte verlaat.
-onveilig gedesorganiseerd gehecht: (D-kinderen) deze kinderen kenmerken zicht doordat
Een kind eigenlijk niet goed weet hoe het op zijn ouder moet reageren. Het kan het ene
Moment een angstige reactie vertonen en het andere moment gaan lachen. Het kind
Gedraagt zich ook verward
-interactie: dit is hoe je op elkaar reageert, en kan dus deels het gedrag bepalen.
-sensitieve responsiviteit: dit betekent dat je in het gedrag van een kind herkent dat er
Iets aan de hand is. Je kunt een kind goed troosten of complimentjes geven.
Samenvatting: kinderen hebben een vertrouwensfiguur nodig om zich veilig te voelen. Ook
vertrouwde gebeurtenissen geven een kind een ritme en een veilig gevoel. Zo kunnen
kinderen hun wereld vrij ontwikkelen. Regels en structuur geven een kind een veilige
omgeving. Maar die regels en structuur bieden alleen veiligheid als je een kind ook duidelijk
laat zien waar de grenzen liggen.
8.2 ik ben ik:
We zijn allemaal zelfstandig personen met een eigen persoonlijkheid en onze eigen
kwaliteiten. Kinderen en jongeren op school, in de opvang of de jeugdzorg maken bijna
zonder uitzondering deel uit van een groep. Toch moeten ze vooral zichzelf kunnen zijn
binnen die groep.
- autonoom: als je het gevoel hebt dat je je eigen keuzes kunt maken zonder daarbij een
Ander nodig te hebben. Je maakt bijv. de keuzes over: eigen lichaam/ eigen gedachten en
Eigen verantwoordelijkheid.
Het is belangrijk om deze kinderen zichzelf te laten zijn.
-participatie: het is heel belangrijk dat kinderen en jongeren meedoen in de groep, maar
Ook in de samenleving. Dit meedoen noem je participatie. Iedereen mag een mening geven
En dus meedoen. Ze krijgen daarmee verantwoordelijkheid.
, 8.3 wijs kinderen de weg:
In de sociale ontwikkeling van kinderen staat de omgang met anderen centraal. Door met
andere kinderen en mensen om te gaan leert een kind bv. Om voor zichzelf op te komen,
beslissingen te nemen, anderen te vertrouwen en vriendschappen op te bouwen.
-socialisatie: dit is het proces waarin kinderen de sociale wereld om zich heen steeds beter
Begrijpen en zich aanpassen aan de groep.
-losmakingsproces: pubers zitten in een fase waarin ze zich proberen los te maken van hun
Ouders. Ze willen zelfverantwoordelijk zijn voor de dingen die ze doen. Dit noem je het
Losmakingsproces.
-groepsprocessen: dit gebeurt als er vertrouwen ontstaat in een groep met kinderen in een
Groep. Dus aan elkaar wennen/elkaar leren kennen/elkaar vertrouwen
-positieve invloed: is als kinderen plezier hebben en van elkaar leren
-negatieve invloed: is als een groep kinderen veel ruzie maakt
-samenhang in de groep: wanneer kinderen elkaar kennen, betrokken zijn bij elkaar en
Samen aan taken werken is er sprake van samenhang.
-groepsklimaat beïnvloeden: als begeleider kun je het groepsklimaat beïnvloeden, geef
Bv. Positief ingestelde kinderen de ruimte om initiatieven te nemen.
-spiegeling: het gedrag van kinderen is vaak een spiegeling van je eigen gedrag, schreeuw jij
Dan gaat een kind dat ook doen
-groepsregels: dit helpt bij een positief groepsklimaat. Zoals bv-gedragsregels “help elkaar of
Luister naar de ander”
8.4 wat te doen bij pesten:
Pesten komt regelmatig voor. Ongeveer 20% van de kinderen wordt regelmatig gepest en
een derde van hen heeft zelf weleens gepest. In een groep van 30 kinderen worden dus 6
kinderen regelmatig gepest.
-verbaal pesten: dat zijn opmerkingen die gemaakt worden over iemand
-fysiek pesten: dit is iemand lichamelijk pesten (met geweld of duwen, schoppen, slaan)
-online pesten: iemand pesten via sociaal media
-indirect pesten: dit is een vorm van pesten door iemand buiten te sluiten
HET VERSCHIL TUSSEN PLAGEN EN PESTEN
PLAGEN PESTEN
- Is kort, komt niet regelmatig voor is structureel
- Beide betrokkenen kunnen lachen brengt blijvende schade toe
- Gelijkwaardigheid ongelijkheid
- Geen negatieve bedoelingen wordt bewust gedaan
- Je loopt geen schade op verliezen zelfvertrouwen
- Plagen is vaak zichtbaar pesten gebeurt meestal stiekem
-zwijgende middengroep: als er gepest wordt in een groep zijn er altijd 3 partijen bij
Betrokken: de Pester(s), het slachtoffer en de rest van de groep. Zijn worden de zwijgende
Middengroep genoemd
-pestprotocol: iedere school is verplicht een pestprotocol te hebben. Hierin staat hoe de
School omgaat met pesten
