Geluid – Audiovisuele Technieken
Doel van de cursus
Deze cursus biedt een basisinzicht in geluidstechniek voor evenementen. Je leert
vakterminologie, het gebruik van apparatuur, en hoe je als eventmanager effectief kan
communiceren met technici.
1. Werking van een geluidsinstallatie
- Geluid = luchtdruktrillingen → via microfoon omgezet in elektrisch signaal → versterker →
luidspreker → terug akoestisch signaal.
- Stappen:
• Bron: Akoestisch of elektrisch (via microfoon of DI-box).
• Bewerking: Mengtafel (toon, volume, effecten).
• Weergave: Via versterker naar luidsprekers.
2. Geluidstheorie
- Medium nodig (lucht).
- Geluid = luchtdrukvariaties (verdichtingen & verdunningen).
- Belangrijkste parameters:
• Frequentie (Hz): Aantal trillingen/sec.
• Amplitude (dB): Volume.
• Periode: Tijd voor 1 trilling.
• Golflengte = snelheid / frequentie.
• Geluidssnelheid: ~344 m/s.
3. Akoestiek
- Binnen: Reflectie, absorptie, diffusie bepalen klank.
- Buiten: Wind, temperatuur en luchtvochtigheid beïnvloeden geluid.
- Nagalm: Tijd waarin geluid uitsterft na uitschakelen bron.
- Inverse square law: Verdubbeling van afstand = -6 dB.
4. Fase en interferentie
- Fase = positie in trilling (0–360°).
- In fase = versterking.
- Tegenfase = uitdoving.
- Kamfilters: Klankvervorming door kleine tijdsverschillen.
, 5. Resonantie & staande golven
- Ontstaan tussen parallelle oppervlakken.
- Geven “knopen” en “buiken” = wisselende klankervaring.
- Oplossing: Geen parallelle muren, absorptie en correcte speakeropstelling.
6. Decibel en geluidsnormen
- dB SPL = geluidsdruk.
- dB(A): Gehoorgecorrigeerd.
- Normen: VLAREM regelgeving (bv. LAeq,15min).
- Meetplaats = FOH. Ook publieksgeluid telt mee.
7. Microfoons
- Soorten:
• Dynamisch (robust, minder hoge tonen, geen voeding nodig).
• Condensator (gevoelig, natuurgetrouw, vereist 48V phantom power).
- Richtingskarakteristieken:
• Omni, Cardioïde, Supercardioïde, Hypercardioïde, Bi-directioneel.
- Toepassingen: Headsets, dasspelden, handhelds, instrumentmicrofoons.
8. Frequentiekarakteristiek
- Microfoons reageren anders op frequenties.
- SM58: ideaal voor spraak.
- C535, DPA4011: natuurgetrouwe weergave, breed bereik.
9. Praktijkvoorbeelden
- Proximity effect: Meer bas dichtbij de microfoon.
- Feedback: Oplossen via toonregeling, plaatsing en juiste microfoonkeuze.
10. DI-box
- Zet ongebalanceerde (instrument)signalen om naar gebalanceerde signalen.
- Nodig voor keyboards, gitaren, laptops, enz.
Licht – Audiovisuele Technieken (2024)
Deze samenvatting biedt een helder overzicht van de belangrijkste concepten rond licht en
belichtingstechnieken zoals toegepast in de audiovisuele sector. Inclusief uitleg over
kleurmenging, soorten spots, lichtsturing en meer.
Doel van de cursus
Deze cursus biedt een basisinzicht in geluidstechniek voor evenementen. Je leert
vakterminologie, het gebruik van apparatuur, en hoe je als eventmanager effectief kan
communiceren met technici.
1. Werking van een geluidsinstallatie
- Geluid = luchtdruktrillingen → via microfoon omgezet in elektrisch signaal → versterker →
luidspreker → terug akoestisch signaal.
- Stappen:
• Bron: Akoestisch of elektrisch (via microfoon of DI-box).
• Bewerking: Mengtafel (toon, volume, effecten).
• Weergave: Via versterker naar luidsprekers.
2. Geluidstheorie
- Medium nodig (lucht).
- Geluid = luchtdrukvariaties (verdichtingen & verdunningen).
- Belangrijkste parameters:
• Frequentie (Hz): Aantal trillingen/sec.
• Amplitude (dB): Volume.
• Periode: Tijd voor 1 trilling.
• Golflengte = snelheid / frequentie.
• Geluidssnelheid: ~344 m/s.
3. Akoestiek
- Binnen: Reflectie, absorptie, diffusie bepalen klank.
- Buiten: Wind, temperatuur en luchtvochtigheid beïnvloeden geluid.
- Nagalm: Tijd waarin geluid uitsterft na uitschakelen bron.
- Inverse square law: Verdubbeling van afstand = -6 dB.
4. Fase en interferentie
- Fase = positie in trilling (0–360°).
- In fase = versterking.
- Tegenfase = uitdoving.
- Kamfilters: Klankvervorming door kleine tijdsverschillen.
, 5. Resonantie & staande golven
- Ontstaan tussen parallelle oppervlakken.
- Geven “knopen” en “buiken” = wisselende klankervaring.
- Oplossing: Geen parallelle muren, absorptie en correcte speakeropstelling.
6. Decibel en geluidsnormen
- dB SPL = geluidsdruk.
- dB(A): Gehoorgecorrigeerd.
- Normen: VLAREM regelgeving (bv. LAeq,15min).
- Meetplaats = FOH. Ook publieksgeluid telt mee.
7. Microfoons
- Soorten:
• Dynamisch (robust, minder hoge tonen, geen voeding nodig).
• Condensator (gevoelig, natuurgetrouw, vereist 48V phantom power).
- Richtingskarakteristieken:
• Omni, Cardioïde, Supercardioïde, Hypercardioïde, Bi-directioneel.
- Toepassingen: Headsets, dasspelden, handhelds, instrumentmicrofoons.
8. Frequentiekarakteristiek
- Microfoons reageren anders op frequenties.
- SM58: ideaal voor spraak.
- C535, DPA4011: natuurgetrouwe weergave, breed bereik.
9. Praktijkvoorbeelden
- Proximity effect: Meer bas dichtbij de microfoon.
- Feedback: Oplossen via toonregeling, plaatsing en juiste microfoonkeuze.
10. DI-box
- Zet ongebalanceerde (instrument)signalen om naar gebalanceerde signalen.
- Nodig voor keyboards, gitaren, laptops, enz.
Licht – Audiovisuele Technieken (2024)
Deze samenvatting biedt een helder overzicht van de belangrijkste concepten rond licht en
belichtingstechnieken zoals toegepast in de audiovisuele sector. Inclusief uitleg over
kleurmenging, soorten spots, lichtsturing en meer.