Seksualiteit Taak 1
Wat zijn de endocriene aspecten van seksualiteit?
De productie van geslachtshormonen en -cellen wordt geregeld door de HPG-as:
Er bestaat een negatieve feedbackregulatie tussen hypothalamus, hypofysevoorkwab en
gonaden (testes en ovaria).
o Als reactie op bepaalde externe of endogene stimuli geeft de hypothalamus GnRH af.
GnRH wordt geproduceerd door kleincellige neuronen in de
nucleus paraventricularis. Dit stimuleert de
hypofysevoorkwab (adenohypofyse) tot afgifte van LH en
FSH:
FSH stimuleert de productie van geslachtscellen
LH verhoogt de productie van geslachtshormonen
o De toenemende geslachtshormonen + LH en FSH-
concentraties remmen de (eigen) secretie uit de
hypofysevoorkwab en de GnRH-productie in de hypothalamus.
Geslachtshormonen zorgen voor mannelijke en vrouwelijke
biologische (en wellicht ook psychologische) kenmerken
o Mannen hebben meer androgenen, vrouwen meer
oestrogenen/progestagenen, maar beide geslachten maken
beide soorten aan
o Geslachtshormonen zijn steroïden, gemaakt uit cholesterol,
vervoerd door bloed via eiwitten (SHBG, albumine) en binden
aan celreceptoren in de cel
Hypofyseachterkwab (neurohypofyse) produceert o.a. oxytocine,
vasopressine en prolactine -> geen rechtstreeks effect op de HPG-
as, indirecte invloed op seksualiteit
Puberteit
Start puberteit: hypothalamus gaat GnRH aanmaken, pulserend en eerst alleen ’s nachts.
Geslachtshormonen zorgen voor het ontstaan van de secundaire geslachtskenmerken, de
puberteitsgroeispurt, spermatogenese bij jongens en menstruaties bij meisjes
Lichamelijke veranderingen gaan snel en verlopen gewoonlijk volgens een vast patroon:
o Meisjes: borstgroei, pubisbeharing -> onderhuidse vetafzetting: minder in taille, meer
rond heupen, groei van okselhaar -> menarche
o Jongens: groei testes, groter/dikker worden penis, pubisbeharing -> stemverlaging, groei
okselhaar -> ejaculaties, baardgroei, lichaamsbeharing
Startleeftijd varieert erg tussen individuen, verschillende populaties en door de tijd heen
o Voor meisjes gewoonlijk tussen 8-12 jaar, voor jongens tussen 9-14 jaar
Het gonadale systeem bij mannen
Belangrijkste androgenen: testosteron, dihydrotestosteron (DHT) en androstadienon -> zijn
belangrijk voor seksueel verlangen. Testosteron wordt door Leydigcellen in de testes geproduceerd
en in diverse organen omgezet tot het actievere DHT door het enzym 5-alfa-reductase (5-AR).
Testosteron en DHT binden aan de androgeenreceptor -> vanuit de celkern wordt een groot
aantal biologische processen beïnvloed die als specifiek mannelijk worden gezien.
o Prenataal DHT -> virilisatie van mannelijke uitwendige genitalieën
o Puberteitsontwikkeling
Er is een sterke toename van testosteronproductie in de puberteit. Later een geleidelijke daling
zonder dat de toename volledig stopt
Andere bronnen van testosteron:
o DHEA: kan omgezet worden naar testosteron
o Androsteendion: omzetting naar testosteron of oestrogenen via aromatase
Hypogonadisme
= verminderd functioneren van de testes met gevolg een verminderde productie van testosteron en
spermatozoa. Veroorzaakt door een goedaardig gezwel dat de hypofysefunctie verstoort. 3 kenmerken:
, 1. Kan aangeboren zijn of gedurende het leven ontwikkelen
2. Kan sprake zijn van volledige of gedeeltelijke uitval
3. De mate van verlies van vruchtbaarheid hoeft geen gelijke tred te houden met de verlaging van
de testosteronconcentratie
Primair: door afwijking aan testes of gebrek aan aansturing vanuit hypofyse. Hypofyse gaat het
verlies proberen te compenseren door meer LH en FSH af te geven
o Oorzaken: infectie, trauma, bestraling, operatie, medicatie, chemo, etc.
Secundair (Kallmannsyndroom): wanneer de hypofyse niet meer goed werkt, is er een mogelijk
tekort aan FSH en LH, waardoor de testes onvoldoende aangespoord worden om functie uit te
voeren. Kenmerkt zich door tekort aan GnRH-producerende neuronen in de nucleus
paraventricularis van de hypothalamus.
o Oorzaak: erfelijke afwijking
Het gonadale systeem bij vrouwen
Oestrogenen, progesteron en androgenen -> ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken, groeispurt,
menstruatiecyclus:
Schommelingen in bloedconcentraties van LH, FSG, oestrogenen, progesteron, testosteron
o FSH -> follikelgroei -> productie oestrogenen -> puberteitsontwikkeling
o LH-piek -> ovulatie + progesteron productie door corpus luteum -> voorbereiding
endometrium op innesteling van bevruchte eicel
Uitblijven zwangerschap -> geleidelijke daling progesteron door corpus luteum ->
menstruatie
Ook productie van androgenen. Testosteron is belangrijkste voor vrouwelijke seksuele respons
en specifiek (relatief gering) verhoogd rondom de ovulatie
Climacterium (overgang)
45-55 jaar: stop oestrogeen- en progesteronproductie door ovaria -> stijging LH en FSG + einde
vruchtbaarheid -> onregelmatigere, hevigere en langdurige of wegblijvende menstruaties
Ovariële androgenen dalen, maar bijnieren blijven androgenen produceren -> seksuele
responsiviteit en activiteit blijven bestaan
Menopauze = 1 jaar of langer geen menstruatie en hoge LH/FSH
o Daarna postmenopauze met lage oestrogeen- en progesteronniveaus
Seksuele responsiviteit over de cyclus
Vrouwen -> geen oestrus (=beperkte periode van seksuele responsiviteit), maar hormoonfluctuaties
kunnen grote fysiologische, psychologische en gedragsmatige veranderingen veroorzaken.
Geen bewijs dat vrouwen meer zin in seks hebben rondom ovulatie (wordt wel gedacht)
Bij gebruik van geslachtshormonen, zoals in de anticonceptiepil, verminderen of verdwijnen de
meeste cyclische veranderingen -> kan leiden tot minder zin in seks
Andere hormonen en seksualiteit
Hyper- of hypofunctioneren van schildklier (thyroïde) of van bijnieren (cortisol) -> negatieve
invloed seksualiteit
Onvoldoende insuline -> verhoogde bloedsuiker -> seksuele disfuncties
Overproductie prolactine -> minder geslachtshormonen en dopamine -> man: verlaagd
seksueel verlangen en erectiele disfunctie, vrouw: verlies menstruatiecyclus
Tekort prolactine: metabool syndroom, vasculaire erectieproblemen, premature ejaculatie
Oxytocine: rol bij bevalling, borstvoeding, seksueel functioneren en intimiteit + bevordert
hechting tussen seksuele partners
Wat is de seksuele respons?
Vroeger werd seks vooral biologisch benaderd vanuit voortplanting, maar tegenwoordig erkent men
seksuele diversiteit en het belang van seksueel genot voor de levenskwaliteit. Modellen in lijn met deze
bredere visie proberen lichamelijke en/of psychologische veranderingen door seksuele stimulatie te
beschrijven, onafhankelijk van fertiliteitsstatus, seksuele voorkeur en seksuele handeling.
, Masters & Johnson: EPOR-model (Excitation, Plateau,
Orgasm, Resolution) -> seksuele respons =
fysiologische veranderingen die optreden tijdens seks ->
vooral nadruk op fysiologische kenmerken
o Seksuele responscyclus is een natuurlijke reactie
die kan worden tegengegaan, maar niet willekeurig
kan worden gestuurd
Faalangst, toeschouwersrol en
seksnegatieve socialisatie zijn belangrijkste
factoren die het optreden ervan negatief
beïnvloeden
o Refractaire periode = tijdelijke staat van
psychofysiologische ongevoeligheid voor seksuele
stimulatie na orgasme
1966: twee herzieningen:
o Lineaire herziening van Kaplan en Lief: verlangen
toegevoegd en plateaufase eruit (moeilijk te
onderscheiden van opwinding)
Kaplan ging er net als Masters & Johnson
vanuit dat seksualiteit een biologisch
instinct is -> seksueel verlangen is normaal
en dit niet hebben is een stoornis
Nabije en verre inhiberende factoren
kunnen het seksuele verlangen en
het optreden van de seksuele
responscyclus verstoren
Kritiek model: verlangen en opwinding covariëren en verlangen gaat niet altijd
vooraf aan opwinding (soms omgekeerd) -> moeilijk onderscheid te maken
Levin -> minder strak lineair onderscheid tussen seksueel verlangen en
opwinding en stelde dat het soms kan samenkomen
o Basson: de seksuele responscyclus start vanuit een positie van seksuele neutraliteit
en zowel niet-seksuele als seksuele factoren kunnen leiden
tot de seksuele responscyclus. Hierbij zijn er verschillende,
niet lineaire, seksuele responssequenties mogelijk
Opwinding en verlangen kunnen elkaar wederzijds
versterken
Belang van intimiteit als stimulus voor activering
van cyclus (vooral vrouwen)
Naast intimiteit 4 groepen van andere motieven voor
activering: fysieke redenen, seks als middel om doel
te bereiken, emotie en onzekerheidsreductie
Herstelfase van Masters & Johnson is volledig
verwaarloosd net zoals seksuele (dis)satisfactie
Fysiologie van de seksuele respons
Seksuele opwinding/responsiviteit bevindt zich niet alleen in de genitaliën, maar in het hele
lichaam (spierspanning, verhoogde ademhaling/hartslag/bloeddruk, etc.)
Genitale doorbloeding
Opwinding -> vasocongestie = zwelling van lichaamsweefsels door lokaal verhoogde doorbloeding en
bloeddruk. Bij man en vrouw werkt het ongeveer hetzelfde.
Vasocongestie vrouwen -> zwelling clitoris, bulbus vestibuli, baarmoeder, vagina, schaamlippen,
vaginale lubricatie (door transudatie = lekken van vocht uit capillairen van vaginale arteriën
door vaginawand heen)
Vasocongestie mannen -> erectie door verminderde vasoconstrictie en relaxatie gladde spieren
+ skeletspieren helpen bloed in penis te pompen
o Einde erectie: sympathische activatie -> vasoconstrictie en ontspannen zwellichamen
Vasocongestie is maximaal op moment van climax
Vele structuren spelen een rol: innervatie, vascularisatie, arterioveneuze anastomosen, glad
spierweefsel, etc.
Climax
Bestaat uit een fysiologische en psychologische (staat gelijk aan orgasme) component.
, Orgasme wordt opgewekt door hoge opwinding en genot en door veranderingen in cognitie en
bewustzijn.
Bij vrouw kan orgasme langer duren en vrouwen zijn meer in staat om verschillende orgasmen
kort na elkaar te hebben. Mannen ervaren meer een refractaire periode
Orgasme man: ejaculatie -> 2 fasen:
o Emissiefase: sperma wordt in urethra pars prostatica geperst (autonome innervatie)
o Expulsiefase: sperma wordt door reflexmatige contracties van dwarsgestreepte
bekkenbodemspieren geëjaculeerd (somatische innervatie)
Vrouwen kunnen ook ejaculatie hebben in 2 verschillende vormen:
o Kleine hoeveelheid vloeistof met kenmerken van sperma
o Squirting = urineverlies
Bekkenbodemcontracties tijdens orgasme dragen bij aan snelle beëindiging van
vasocongestie -> zijn bij vrouwen zwakker, variabeler en korter dan bij mannen
Andere fysiologische veranderingen
1. Cardiovasculaire veranderingen: toename hartslag, ademhaling en bloeddruk (piek rond
orgasme door toename noradrenaline)
o Pupilverwijding, betere huidgeleiding, vasocongestie en erectie tepel
2. Spieractiviteit van vagina en baarmoeder:
o Baarmoeder trekt samen tijdens orgasme (door oxytocine)
Retroversie = omhoogkomen en achteroverkantelen van baarmoeder (weg van
vagina) tijdens seksuele opwinding en dip van baarmoeder (vagina in) rondom
orgasme
o Tenteffect/vaginal ballooning = uitrekking en hoger worden van fornix posterior
tijdens opwinding -> vaginale tent is tijdens seksuele opwinding maximaal
o Beide processen zouden spermatransport kunnen versnellen en daarmee de bevruchting
bevorderen, maar versneld transport in niet in lijn met de voortplantingsfysiologie die
zegt dat het voor de fertiliteit belangrijk is dat sperma voldoende tijd heeft om
gecapaciteerd te raken.
Een alternatieve theorie is dat de vaginale tent het transport van sperma juist
vertraagt wat de zaadcellen de kans geeft de capaciteren.
Wat zijn psychologische benaderingen van seksualiteit?
Buss’ theorie van seksuele strategieën
Paringsgedrag is universeel. Seks komt ook voor buiten vaste relaties. Buss’ heeft het verloop van het
paringsproces beschreven in zijn theorie van seksuele strategieën.
Buss: de menselijke soort wordt niet gekenmerkt door monogamie en hebben zowel korte- als
langetermijnstrategieën. Hij gaat uit van een wederzijdse evolutionaire beïnvloeding tussen de
seksen met behoud van relatieve sekseverschillen door verschillen in ouderlijke investering.
Ouderschapsinvestering
= elke investering door een ouder in een nakomeling die leidt tot een hogere overlevingskans van de
nakomeling -> leidt daardoor ook tot een hogere kans op genetische reproductie -> gevolg: dezelfde
inspanning kan niet meer worden geleverd voor een andere nakomeling
Seksuele selectie = evolutionaire selectie van kenmerken waardoor een reproductief voordeel
ontstaat
o Intraseksuele competitie (meestal mannen) = strijd binnen dezelfde sekse om
toegang tot partners
Mannen -> laagste investering in ouderschap en zijn met bijna onbegrensde
vruchtbaarheidscapaciteit in staat met een eenmalige seksuele daad een
bevruchting te bewerkstelligen. Toegang tot meer vrouwen en dus competitie met
andere mannen om hen deze toegang te onthouden, verhoogt dan de kans op
genetisch reproductief succes.
o Interseksuele selectie (vooral vrouwen) = voorkeur voor partners met aantrekkelijkste
eigenschappen.
Vrouwen -> meeste belang om kieskeurig te zijn en om zo aantrekkelijk mogelijk
te zijn, zodat de kans op genetisch reproductief succes en een genetisch goede
partner worden vergroot.
Wat zijn de endocriene aspecten van seksualiteit?
De productie van geslachtshormonen en -cellen wordt geregeld door de HPG-as:
Er bestaat een negatieve feedbackregulatie tussen hypothalamus, hypofysevoorkwab en
gonaden (testes en ovaria).
o Als reactie op bepaalde externe of endogene stimuli geeft de hypothalamus GnRH af.
GnRH wordt geproduceerd door kleincellige neuronen in de
nucleus paraventricularis. Dit stimuleert de
hypofysevoorkwab (adenohypofyse) tot afgifte van LH en
FSH:
FSH stimuleert de productie van geslachtscellen
LH verhoogt de productie van geslachtshormonen
o De toenemende geslachtshormonen + LH en FSH-
concentraties remmen de (eigen) secretie uit de
hypofysevoorkwab en de GnRH-productie in de hypothalamus.
Geslachtshormonen zorgen voor mannelijke en vrouwelijke
biologische (en wellicht ook psychologische) kenmerken
o Mannen hebben meer androgenen, vrouwen meer
oestrogenen/progestagenen, maar beide geslachten maken
beide soorten aan
o Geslachtshormonen zijn steroïden, gemaakt uit cholesterol,
vervoerd door bloed via eiwitten (SHBG, albumine) en binden
aan celreceptoren in de cel
Hypofyseachterkwab (neurohypofyse) produceert o.a. oxytocine,
vasopressine en prolactine -> geen rechtstreeks effect op de HPG-
as, indirecte invloed op seksualiteit
Puberteit
Start puberteit: hypothalamus gaat GnRH aanmaken, pulserend en eerst alleen ’s nachts.
Geslachtshormonen zorgen voor het ontstaan van de secundaire geslachtskenmerken, de
puberteitsgroeispurt, spermatogenese bij jongens en menstruaties bij meisjes
Lichamelijke veranderingen gaan snel en verlopen gewoonlijk volgens een vast patroon:
o Meisjes: borstgroei, pubisbeharing -> onderhuidse vetafzetting: minder in taille, meer
rond heupen, groei van okselhaar -> menarche
o Jongens: groei testes, groter/dikker worden penis, pubisbeharing -> stemverlaging, groei
okselhaar -> ejaculaties, baardgroei, lichaamsbeharing
Startleeftijd varieert erg tussen individuen, verschillende populaties en door de tijd heen
o Voor meisjes gewoonlijk tussen 8-12 jaar, voor jongens tussen 9-14 jaar
Het gonadale systeem bij mannen
Belangrijkste androgenen: testosteron, dihydrotestosteron (DHT) en androstadienon -> zijn
belangrijk voor seksueel verlangen. Testosteron wordt door Leydigcellen in de testes geproduceerd
en in diverse organen omgezet tot het actievere DHT door het enzym 5-alfa-reductase (5-AR).
Testosteron en DHT binden aan de androgeenreceptor -> vanuit de celkern wordt een groot
aantal biologische processen beïnvloed die als specifiek mannelijk worden gezien.
o Prenataal DHT -> virilisatie van mannelijke uitwendige genitalieën
o Puberteitsontwikkeling
Er is een sterke toename van testosteronproductie in de puberteit. Later een geleidelijke daling
zonder dat de toename volledig stopt
Andere bronnen van testosteron:
o DHEA: kan omgezet worden naar testosteron
o Androsteendion: omzetting naar testosteron of oestrogenen via aromatase
Hypogonadisme
= verminderd functioneren van de testes met gevolg een verminderde productie van testosteron en
spermatozoa. Veroorzaakt door een goedaardig gezwel dat de hypofysefunctie verstoort. 3 kenmerken:
, 1. Kan aangeboren zijn of gedurende het leven ontwikkelen
2. Kan sprake zijn van volledige of gedeeltelijke uitval
3. De mate van verlies van vruchtbaarheid hoeft geen gelijke tred te houden met de verlaging van
de testosteronconcentratie
Primair: door afwijking aan testes of gebrek aan aansturing vanuit hypofyse. Hypofyse gaat het
verlies proberen te compenseren door meer LH en FSH af te geven
o Oorzaken: infectie, trauma, bestraling, operatie, medicatie, chemo, etc.
Secundair (Kallmannsyndroom): wanneer de hypofyse niet meer goed werkt, is er een mogelijk
tekort aan FSH en LH, waardoor de testes onvoldoende aangespoord worden om functie uit te
voeren. Kenmerkt zich door tekort aan GnRH-producerende neuronen in de nucleus
paraventricularis van de hypothalamus.
o Oorzaak: erfelijke afwijking
Het gonadale systeem bij vrouwen
Oestrogenen, progesteron en androgenen -> ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken, groeispurt,
menstruatiecyclus:
Schommelingen in bloedconcentraties van LH, FSG, oestrogenen, progesteron, testosteron
o FSH -> follikelgroei -> productie oestrogenen -> puberteitsontwikkeling
o LH-piek -> ovulatie + progesteron productie door corpus luteum -> voorbereiding
endometrium op innesteling van bevruchte eicel
Uitblijven zwangerschap -> geleidelijke daling progesteron door corpus luteum ->
menstruatie
Ook productie van androgenen. Testosteron is belangrijkste voor vrouwelijke seksuele respons
en specifiek (relatief gering) verhoogd rondom de ovulatie
Climacterium (overgang)
45-55 jaar: stop oestrogeen- en progesteronproductie door ovaria -> stijging LH en FSG + einde
vruchtbaarheid -> onregelmatigere, hevigere en langdurige of wegblijvende menstruaties
Ovariële androgenen dalen, maar bijnieren blijven androgenen produceren -> seksuele
responsiviteit en activiteit blijven bestaan
Menopauze = 1 jaar of langer geen menstruatie en hoge LH/FSH
o Daarna postmenopauze met lage oestrogeen- en progesteronniveaus
Seksuele responsiviteit over de cyclus
Vrouwen -> geen oestrus (=beperkte periode van seksuele responsiviteit), maar hormoonfluctuaties
kunnen grote fysiologische, psychologische en gedragsmatige veranderingen veroorzaken.
Geen bewijs dat vrouwen meer zin in seks hebben rondom ovulatie (wordt wel gedacht)
Bij gebruik van geslachtshormonen, zoals in de anticonceptiepil, verminderen of verdwijnen de
meeste cyclische veranderingen -> kan leiden tot minder zin in seks
Andere hormonen en seksualiteit
Hyper- of hypofunctioneren van schildklier (thyroïde) of van bijnieren (cortisol) -> negatieve
invloed seksualiteit
Onvoldoende insuline -> verhoogde bloedsuiker -> seksuele disfuncties
Overproductie prolactine -> minder geslachtshormonen en dopamine -> man: verlaagd
seksueel verlangen en erectiele disfunctie, vrouw: verlies menstruatiecyclus
Tekort prolactine: metabool syndroom, vasculaire erectieproblemen, premature ejaculatie
Oxytocine: rol bij bevalling, borstvoeding, seksueel functioneren en intimiteit + bevordert
hechting tussen seksuele partners
Wat is de seksuele respons?
Vroeger werd seks vooral biologisch benaderd vanuit voortplanting, maar tegenwoordig erkent men
seksuele diversiteit en het belang van seksueel genot voor de levenskwaliteit. Modellen in lijn met deze
bredere visie proberen lichamelijke en/of psychologische veranderingen door seksuele stimulatie te
beschrijven, onafhankelijk van fertiliteitsstatus, seksuele voorkeur en seksuele handeling.
, Masters & Johnson: EPOR-model (Excitation, Plateau,
Orgasm, Resolution) -> seksuele respons =
fysiologische veranderingen die optreden tijdens seks ->
vooral nadruk op fysiologische kenmerken
o Seksuele responscyclus is een natuurlijke reactie
die kan worden tegengegaan, maar niet willekeurig
kan worden gestuurd
Faalangst, toeschouwersrol en
seksnegatieve socialisatie zijn belangrijkste
factoren die het optreden ervan negatief
beïnvloeden
o Refractaire periode = tijdelijke staat van
psychofysiologische ongevoeligheid voor seksuele
stimulatie na orgasme
1966: twee herzieningen:
o Lineaire herziening van Kaplan en Lief: verlangen
toegevoegd en plateaufase eruit (moeilijk te
onderscheiden van opwinding)
Kaplan ging er net als Masters & Johnson
vanuit dat seksualiteit een biologisch
instinct is -> seksueel verlangen is normaal
en dit niet hebben is een stoornis
Nabije en verre inhiberende factoren
kunnen het seksuele verlangen en
het optreden van de seksuele
responscyclus verstoren
Kritiek model: verlangen en opwinding covariëren en verlangen gaat niet altijd
vooraf aan opwinding (soms omgekeerd) -> moeilijk onderscheid te maken
Levin -> minder strak lineair onderscheid tussen seksueel verlangen en
opwinding en stelde dat het soms kan samenkomen
o Basson: de seksuele responscyclus start vanuit een positie van seksuele neutraliteit
en zowel niet-seksuele als seksuele factoren kunnen leiden
tot de seksuele responscyclus. Hierbij zijn er verschillende,
niet lineaire, seksuele responssequenties mogelijk
Opwinding en verlangen kunnen elkaar wederzijds
versterken
Belang van intimiteit als stimulus voor activering
van cyclus (vooral vrouwen)
Naast intimiteit 4 groepen van andere motieven voor
activering: fysieke redenen, seks als middel om doel
te bereiken, emotie en onzekerheidsreductie
Herstelfase van Masters & Johnson is volledig
verwaarloosd net zoals seksuele (dis)satisfactie
Fysiologie van de seksuele respons
Seksuele opwinding/responsiviteit bevindt zich niet alleen in de genitaliën, maar in het hele
lichaam (spierspanning, verhoogde ademhaling/hartslag/bloeddruk, etc.)
Genitale doorbloeding
Opwinding -> vasocongestie = zwelling van lichaamsweefsels door lokaal verhoogde doorbloeding en
bloeddruk. Bij man en vrouw werkt het ongeveer hetzelfde.
Vasocongestie vrouwen -> zwelling clitoris, bulbus vestibuli, baarmoeder, vagina, schaamlippen,
vaginale lubricatie (door transudatie = lekken van vocht uit capillairen van vaginale arteriën
door vaginawand heen)
Vasocongestie mannen -> erectie door verminderde vasoconstrictie en relaxatie gladde spieren
+ skeletspieren helpen bloed in penis te pompen
o Einde erectie: sympathische activatie -> vasoconstrictie en ontspannen zwellichamen
Vasocongestie is maximaal op moment van climax
Vele structuren spelen een rol: innervatie, vascularisatie, arterioveneuze anastomosen, glad
spierweefsel, etc.
Climax
Bestaat uit een fysiologische en psychologische (staat gelijk aan orgasme) component.
, Orgasme wordt opgewekt door hoge opwinding en genot en door veranderingen in cognitie en
bewustzijn.
Bij vrouw kan orgasme langer duren en vrouwen zijn meer in staat om verschillende orgasmen
kort na elkaar te hebben. Mannen ervaren meer een refractaire periode
Orgasme man: ejaculatie -> 2 fasen:
o Emissiefase: sperma wordt in urethra pars prostatica geperst (autonome innervatie)
o Expulsiefase: sperma wordt door reflexmatige contracties van dwarsgestreepte
bekkenbodemspieren geëjaculeerd (somatische innervatie)
Vrouwen kunnen ook ejaculatie hebben in 2 verschillende vormen:
o Kleine hoeveelheid vloeistof met kenmerken van sperma
o Squirting = urineverlies
Bekkenbodemcontracties tijdens orgasme dragen bij aan snelle beëindiging van
vasocongestie -> zijn bij vrouwen zwakker, variabeler en korter dan bij mannen
Andere fysiologische veranderingen
1. Cardiovasculaire veranderingen: toename hartslag, ademhaling en bloeddruk (piek rond
orgasme door toename noradrenaline)
o Pupilverwijding, betere huidgeleiding, vasocongestie en erectie tepel
2. Spieractiviteit van vagina en baarmoeder:
o Baarmoeder trekt samen tijdens orgasme (door oxytocine)
Retroversie = omhoogkomen en achteroverkantelen van baarmoeder (weg van
vagina) tijdens seksuele opwinding en dip van baarmoeder (vagina in) rondom
orgasme
o Tenteffect/vaginal ballooning = uitrekking en hoger worden van fornix posterior
tijdens opwinding -> vaginale tent is tijdens seksuele opwinding maximaal
o Beide processen zouden spermatransport kunnen versnellen en daarmee de bevruchting
bevorderen, maar versneld transport in niet in lijn met de voortplantingsfysiologie die
zegt dat het voor de fertiliteit belangrijk is dat sperma voldoende tijd heeft om
gecapaciteerd te raken.
Een alternatieve theorie is dat de vaginale tent het transport van sperma juist
vertraagt wat de zaadcellen de kans geeft de capaciteren.
Wat zijn psychologische benaderingen van seksualiteit?
Buss’ theorie van seksuele strategieën
Paringsgedrag is universeel. Seks komt ook voor buiten vaste relaties. Buss’ heeft het verloop van het
paringsproces beschreven in zijn theorie van seksuele strategieën.
Buss: de menselijke soort wordt niet gekenmerkt door monogamie en hebben zowel korte- als
langetermijnstrategieën. Hij gaat uit van een wederzijdse evolutionaire beïnvloeding tussen de
seksen met behoud van relatieve sekseverschillen door verschillen in ouderlijke investering.
Ouderschapsinvestering
= elke investering door een ouder in een nakomeling die leidt tot een hogere overlevingskans van de
nakomeling -> leidt daardoor ook tot een hogere kans op genetische reproductie -> gevolg: dezelfde
inspanning kan niet meer worden geleverd voor een andere nakomeling
Seksuele selectie = evolutionaire selectie van kenmerken waardoor een reproductief voordeel
ontstaat
o Intraseksuele competitie (meestal mannen) = strijd binnen dezelfde sekse om
toegang tot partners
Mannen -> laagste investering in ouderschap en zijn met bijna onbegrensde
vruchtbaarheidscapaciteit in staat met een eenmalige seksuele daad een
bevruchting te bewerkstelligen. Toegang tot meer vrouwen en dus competitie met
andere mannen om hen deze toegang te onthouden, verhoogt dan de kans op
genetisch reproductief succes.
o Interseksuele selectie (vooral vrouwen) = voorkeur voor partners met aantrekkelijkste
eigenschappen.
Vrouwen -> meeste belang om kieskeurig te zijn en om zo aantrekkelijk mogelijk
te zijn, zodat de kans op genetisch reproductief succes en een genetisch goede
partner worden vergroot.