Aardrijkskunde Systeem Aarde Hfst. 1 + 2 + 3
Paragraaf 1.1, Planeet aarde
Het zonnestelsel
- De aarde en 7 andere planeten draaien rond de zon en vormen ons
zonnestelsel.
- Vier planeten bestaan uit steen: Mercurius, Venus, Aarde en Mars.
- Vier planeten bestaan uit gas: Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.
Tijdschalen
- Geologische tijdschaal: je ziet de ouderdom en jaren (ongeveer).
- Relatieve tijdschaal: de volgorde van de tijdperken zijn bekend, maar ouderdom
in jaren niet.
- Absolute tijdschaal: je ziet de verdeling in tijdperken, perioden en tijdvakken
met leeftijd in miljoenen jaren.
Opbouw van de aarde
- Kern: bestaat uit nikkel en ijzer, het binnenste deel is vast (door hoge druk) en
het buitenste deel vloeibaarder. De kern is radioactief.
- Mantel: bestaat uit traag stromend vast gesteente (convectiestromen), het
binnenste deel is vaster en het buitenste deel vloeibaarder.
- Aardkorst: bestaat uit veel verschillende stoffen (O2, Fe, Na, etc.) en is vast. (7-10
km onder oceanen, 35-40 km onder continenten en 70 km onder gebergten).
- Lithosfeer: de aardkorst en het buitenste deel van de mantel en is vast, stijf en
breekbaar).
- Asthenosfeer: ligt onder de lithosfeer (in de mantel) en is vloeibaar.
- Viscositeit: de mate van stroperigheid van een stof.
- Continenten bestaan uit graniet (lichter).
- Oceanen bestaan uit basalt (zwaarder).
, Paragraaf 1.2, Drijvende continenten
Catastrofe of niet?
- Vroeger wist men niet hoe oud de aarde was, omdat ze geen duidelijke
theorieën hadden. Nu gebruiken we vaak het actualiteitsbeginsel: het heden is de
sleutel tot het verleden.
Alfred Wegener
- In 1912 kwam Alfred Wegener met een aantal aanwijzingen:
● Overeenkomsten tussen fossielen in verschillende continenten.
● Sporen van vroegere ijskappen in Afrika en India.
● Gebergten van verschillende continenten passen precies in elkaar.
- Volgens Alfred dreven de continenten op iets vloeibaars, hij dacht dat vroeger
alle continenten aan elkaar zaten en dit noemde hij: Pangea.
- Dit wees erop dat continenten uit elkaar drijven, maar zijn aanwijzingen werden
niet erkend omdat er niet genoeg bewijs was.
Onderzeese bergruggen
- In de jaren ‘60 begon er meer bewijs te komen van continentverschuiving:
● Dwars door alle oceanen lopen bergketens van duizenden kilometers → mid-oceanische
ruggen.
● De aardkorst is het jongst op de mid-oceanische rug.
● De aardkorst wordt ouder richting het oosten en westen van de rug, dus
hoe verder weg van het midden, hoe ouder.
- Conclusie: de oceanische plaat groeit vanuit het midden.
Bewijzen
- 30 jaar na Alfreds dood kwamen er bewijzen:
● Er zijn bergketens onder water (doordat platen uit elkaar schuiven).
● Satelietmetingen tonen aan dat platen uit elkaar bewegen.
● Het magnetische veld van Europa sluit aan bij dat van Noord-Amerika.
- Resultaat: het verschuiven van platen werd bewezen en gemeten.
Paragraaf 1.1, Planeet aarde
Het zonnestelsel
- De aarde en 7 andere planeten draaien rond de zon en vormen ons
zonnestelsel.
- Vier planeten bestaan uit steen: Mercurius, Venus, Aarde en Mars.
- Vier planeten bestaan uit gas: Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.
Tijdschalen
- Geologische tijdschaal: je ziet de ouderdom en jaren (ongeveer).
- Relatieve tijdschaal: de volgorde van de tijdperken zijn bekend, maar ouderdom
in jaren niet.
- Absolute tijdschaal: je ziet de verdeling in tijdperken, perioden en tijdvakken
met leeftijd in miljoenen jaren.
Opbouw van de aarde
- Kern: bestaat uit nikkel en ijzer, het binnenste deel is vast (door hoge druk) en
het buitenste deel vloeibaarder. De kern is radioactief.
- Mantel: bestaat uit traag stromend vast gesteente (convectiestromen), het
binnenste deel is vaster en het buitenste deel vloeibaarder.
- Aardkorst: bestaat uit veel verschillende stoffen (O2, Fe, Na, etc.) en is vast. (7-10
km onder oceanen, 35-40 km onder continenten en 70 km onder gebergten).
- Lithosfeer: de aardkorst en het buitenste deel van de mantel en is vast, stijf en
breekbaar).
- Asthenosfeer: ligt onder de lithosfeer (in de mantel) en is vloeibaar.
- Viscositeit: de mate van stroperigheid van een stof.
- Continenten bestaan uit graniet (lichter).
- Oceanen bestaan uit basalt (zwaarder).
, Paragraaf 1.2, Drijvende continenten
Catastrofe of niet?
- Vroeger wist men niet hoe oud de aarde was, omdat ze geen duidelijke
theorieën hadden. Nu gebruiken we vaak het actualiteitsbeginsel: het heden is de
sleutel tot het verleden.
Alfred Wegener
- In 1912 kwam Alfred Wegener met een aantal aanwijzingen:
● Overeenkomsten tussen fossielen in verschillende continenten.
● Sporen van vroegere ijskappen in Afrika en India.
● Gebergten van verschillende continenten passen precies in elkaar.
- Volgens Alfred dreven de continenten op iets vloeibaars, hij dacht dat vroeger
alle continenten aan elkaar zaten en dit noemde hij: Pangea.
- Dit wees erop dat continenten uit elkaar drijven, maar zijn aanwijzingen werden
niet erkend omdat er niet genoeg bewijs was.
Onderzeese bergruggen
- In de jaren ‘60 begon er meer bewijs te komen van continentverschuiving:
● Dwars door alle oceanen lopen bergketens van duizenden kilometers → mid-oceanische
ruggen.
● De aardkorst is het jongst op de mid-oceanische rug.
● De aardkorst wordt ouder richting het oosten en westen van de rug, dus
hoe verder weg van het midden, hoe ouder.
- Conclusie: de oceanische plaat groeit vanuit het midden.
Bewijzen
- 30 jaar na Alfreds dood kwamen er bewijzen:
● Er zijn bergketens onder water (doordat platen uit elkaar schuiven).
● Satelietmetingen tonen aan dat platen uit elkaar bewegen.
● Het magnetische veld van Europa sluit aan bij dat van Noord-Amerika.
- Resultaat: het verschuiven van platen werd bewezen en gemeten.