WEEK 1
Leerdoel Strategische Marketing Q4
Je leert hoe strategische issues vertaald worden naar keuzes die aansluiten bij de
missie, purpose en het waardenplatform van een organisatie.
Daarbij staat duurzame groei centraal. Je onderzoekt hoe duurzaamheid kan
worden geïntegreerd als strategisch voordeel en werkt de gekozen strategie uit tot
een concreet en uitvoerbaar implementatieplan.
Strategisch marketing planningsproces
De kapstok, na de SWOT en confrontatiematrix
0. Je weet de organisatiestrategie te beschrijven (Porter, T&W)
1. Strategische opties (oplossing ) formuleren op basis van de strategische
issues (probleem).
2. Strategische opties toetsen aan organisatiestrategie
- Porter’s concurrentiestrategieën
- Treacy & Wiersema (waarde strategieën)
- Ansoff matrix (markt-/product ontwikkeling groeimatrix)
3. Strategische opties getoetst aan de (organisatie) doelstelling
SFA-analyse
(suitability(geschiktheid), feasibility (haalbaarheid aan de hand van een FOETSJE),
acceptability (aanvaardbaarheid)
4. Strategische route bepaald
Strategie gekozen die past bij je strategische optie.
,Voorbeeld
Een bedrijf merkt dat het marktaandeel daalt. Uit de analyse blijk dat klanten overstappen
nar goedkopere concurrenten.
Centraal probleem: klanten vertrekken vanwege een te hoge prijsperceptie.
Mogelijke opties om dit probleem op te lossen:
1. Product goedkoper maken
2. Waardepropositie verbeteren (meer waarde voor dezelfde prijs)
3. Nieuwe klantsegmenten aanspreken die wél bereid zijn deze prijs te betalen.
Hiërarchie in strategie (doelstellingen op organisatie niveau)
Je begint bij de doelstelling op het hoogste niveau.
Organisatiestrategieën PORTER
, Groeimatrix ANSOFF
! Organisatiestrategieën TREACY EN WIERSEMA
1. Operation Excellence
- Efficiënte processen en kostenbeheersing
- Optimale distributie
- Scherpe prijzen en aanbiedingen
2. Customer intimacy
- Klant tevredenstellen
- Eigenmerken en loyaliteitsprogramma’s
- Kennis
3. Product Leadership
- Uitstekend product
- Superieur kwaliteit (Rolls Royce)
Organisatiestrategieën zijn dus fundamentele uitgangspunten voor strategieën op langer
niveau!
SFA-analyse (Johnson en Schols) handig model om te gebruik als je van 3 naar 1
opties wil gaan. Objectief!
1. Suitability (geschiktheid)
in welke mate is de optie geschikt en past het bij de trends en ontwikkelingen?
- Worden kansen en sterkte benut?
- Worden bedreigen en zwaktes geminimaliseerd?
- Pas het bij de strategie (purpose, missie, visie?)
- Oplossing van het centrale probleem (COV centrale onderzoeksvraag)
2. Feasibility (haalbaarheid) (FOETSJE)
In welke mate is de optie haalbaar of mogelijk bezien van sterktes en zwaktes
- F: financieel genoeg middelen beschikbaar om het plan uit te voeren?
- O: organisatorisch is het plan organisatorisch uitvoerbaar?
- E: economische past het plan binnen de doelstellingen van de organisatie
- T: technologisch is het plan technisch uitvoerbaar?
Leerdoel Strategische Marketing Q4
Je leert hoe strategische issues vertaald worden naar keuzes die aansluiten bij de
missie, purpose en het waardenplatform van een organisatie.
Daarbij staat duurzame groei centraal. Je onderzoekt hoe duurzaamheid kan
worden geïntegreerd als strategisch voordeel en werkt de gekozen strategie uit tot
een concreet en uitvoerbaar implementatieplan.
Strategisch marketing planningsproces
De kapstok, na de SWOT en confrontatiematrix
0. Je weet de organisatiestrategie te beschrijven (Porter, T&W)
1. Strategische opties (oplossing ) formuleren op basis van de strategische
issues (probleem).
2. Strategische opties toetsen aan organisatiestrategie
- Porter’s concurrentiestrategieën
- Treacy & Wiersema (waarde strategieën)
- Ansoff matrix (markt-/product ontwikkeling groeimatrix)
3. Strategische opties getoetst aan de (organisatie) doelstelling
SFA-analyse
(suitability(geschiktheid), feasibility (haalbaarheid aan de hand van een FOETSJE),
acceptability (aanvaardbaarheid)
4. Strategische route bepaald
Strategie gekozen die past bij je strategische optie.
,Voorbeeld
Een bedrijf merkt dat het marktaandeel daalt. Uit de analyse blijk dat klanten overstappen
nar goedkopere concurrenten.
Centraal probleem: klanten vertrekken vanwege een te hoge prijsperceptie.
Mogelijke opties om dit probleem op te lossen:
1. Product goedkoper maken
2. Waardepropositie verbeteren (meer waarde voor dezelfde prijs)
3. Nieuwe klantsegmenten aanspreken die wél bereid zijn deze prijs te betalen.
Hiërarchie in strategie (doelstellingen op organisatie niveau)
Je begint bij de doelstelling op het hoogste niveau.
Organisatiestrategieën PORTER
, Groeimatrix ANSOFF
! Organisatiestrategieën TREACY EN WIERSEMA
1. Operation Excellence
- Efficiënte processen en kostenbeheersing
- Optimale distributie
- Scherpe prijzen en aanbiedingen
2. Customer intimacy
- Klant tevredenstellen
- Eigenmerken en loyaliteitsprogramma’s
- Kennis
3. Product Leadership
- Uitstekend product
- Superieur kwaliteit (Rolls Royce)
Organisatiestrategieën zijn dus fundamentele uitgangspunten voor strategieën op langer
niveau!
SFA-analyse (Johnson en Schols) handig model om te gebruik als je van 3 naar 1
opties wil gaan. Objectief!
1. Suitability (geschiktheid)
in welke mate is de optie geschikt en past het bij de trends en ontwikkelingen?
- Worden kansen en sterkte benut?
- Worden bedreigen en zwaktes geminimaliseerd?
- Pas het bij de strategie (purpose, missie, visie?)
- Oplossing van het centrale probleem (COV centrale onderzoeksvraag)
2. Feasibility (haalbaarheid) (FOETSJE)
In welke mate is de optie haalbaar of mogelijk bezien van sterktes en zwaktes
- F: financieel genoeg middelen beschikbaar om het plan uit te voeren?
- O: organisatorisch is het plan organisatorisch uitvoerbaar?
- E: economische past het plan binnen de doelstellingen van de organisatie
- T: technologisch is het plan technisch uitvoerbaar?