ontwikkelingsgericht observeren (4 nov examen 90%)
les 1
- innerlijke en uiterlijke kenmerken —> leeftijd
- belang van deze module → ontwikkeling van kind is complex, wat heeft het kind
nodig?
3 luiken:
- ontwikkelingsdomeinen (.........)
- ontwikkelingsfases (baby, peuter, kleuter, lager school)
-
ontwikkelingspsychologie=
● ontwikkeling: een reeks progressieve veranderingen die tot differentiatie en hogere
niveaus van functioneren leiden
Onze kennis en ervaringen gaan we vaardigen verwerven
ontwikkelingsfasen:
1. babyperiode (0-1 jaar) → baby kan niet lopen en is zeer afhankelijk
2. peuterperiode (1-4 jaar) → taalontwikkeling, egocentrisme
3. kleuterperiode (4- 6 jaar) gevorderde taalontwikkeling (volzinnen), fantasie, sociale
omgeving groeit
4. schoolperiode (6- 12 jaar) cognitieve ontwikkeling (leren) sociale omgeving groeit
nog meer
5. jeugdjaren (12- 18 jaar) lichamelijke verandering, identiteitsvorming
ontwikkelingsdomeinen:
1. fysieke en motorische ontwikkeling
2. cognitieve ontwikkeling
- denkontwikkeling
- taalontwikkeling
3. persoonlijke en sociale (emotionele) ontwikkeling
Voorbeelden:
1/2
Lowie vindt kiekeboespelletjes plezant
samira mist haar papa 3
Kenny speelt alleen 3
fran leert zwemmen 1
Noah zegt zijn eerste woordje 2
HISTORISCH PERSPECTIEF
, - Vanaf 18e eeuw: interesse in het kind
Locke Rousseau
- geef structuur, regels. Een strikte - Geef ruimte, stimulans, respect. Een
opvoeding. kindgerichte opvoeding.
- Vanaf 19e eeuw: beschrijvend onderzoek
Darwin. (onderzoeker) vb. baby biografieën
- was niet altijd objectief
Onderzoek heeft aangetoond dat….
Meten in de gedragswetenschappen ( ‘gedrag meten’ )
- observatie
- interview
- vragenlijst
- enquête
DEEL 2
Ontwikkelingspsychologische theorieën
historisch perspectief
nativisten omgevingspsychologen
nature (van natuur) nurture (omgeving)
bv: muzikale familie
Slotoefening: thuis bekijken (vbn staat in notities)
Kijkdoel opstellen,
1: fysieke en motorische ontwikkeling
2: cognitieve ontwikkeling
3: persoonlijke en sociale ontwikkeling
, Les 2
Observeren
aan de slag met waarnemen
- fysisch gegeven: geluidsgolven, licht } Prikels
- zintuiglijk gegeven: geluid, geur, beeld }
↓
- neuropsychologisch gegeven: betekenis geven (muziek, een verhaal)
↓
Een gedrag, reactie, mening, gedachte,...
Kenmerken van het waarnemingsproces
- er treedt habituatie (gewoonte waar je niet meer bij stilstaat) op
- er is een onder- en bovendrempel van wat je kan waarnemen bv: je hond dat iets
kan hoeren en jij niet
- geleidelijke veranderingen vallen minder op → haar
OPLETTEN WANT
- WN is selectief → laat niet ALLE prikkels toe
- WN is beïnvloedbaar → auto’s botsen, knalden tegen elkaar, raakten tegen elkaar
● letten op je woordkeuze of heel concreet zijn
- Wn is subjectief → wat jij lekker vindt, vindt een ander niet noodzakelijk lekker
- Wn zijn illusies → hersenen volgen een patroon → kan misleiden
- eigen referentiekader → alle info geven, ruim zien
Nog meer valluiken:
1. Halo-effect
- je ziet iets ‘+’ en voegt dus andere ‘+’ kenmerken toe (bv iemand knap is sportief)
2. Horn-effect
- je ziet iets ‘-’ en voegt dus andere ‘-’ kenmerken toe (bv iemand met een beperken is
niet …)
3. Projectie
- Je gaat je eigen gedachten overbrengen op een ander.
4. Stereotypering
- stereotypes
5. Selffulfilling prophecy
- je laat je verwachtingen meeslepen (je denkt dat je toets niet gaat lukken, dus zal het
moeilijker verlopen OF iemand geeft hetzelfde antwoord maar is wel slim dus zij zijn
er door en jij niet want de leerkracht denkt dat je antwoord niet volledig is)
BESLUIT
● prikkels zijn objectief meetbaar
● Maar het proces van waarnemen → persoonlijk en misleidend
→ We maken elk onze eigen werkelijkheid
les 1
- innerlijke en uiterlijke kenmerken —> leeftijd
- belang van deze module → ontwikkeling van kind is complex, wat heeft het kind
nodig?
3 luiken:
- ontwikkelingsdomeinen (.........)
- ontwikkelingsfases (baby, peuter, kleuter, lager school)
-
ontwikkelingspsychologie=
● ontwikkeling: een reeks progressieve veranderingen die tot differentiatie en hogere
niveaus van functioneren leiden
Onze kennis en ervaringen gaan we vaardigen verwerven
ontwikkelingsfasen:
1. babyperiode (0-1 jaar) → baby kan niet lopen en is zeer afhankelijk
2. peuterperiode (1-4 jaar) → taalontwikkeling, egocentrisme
3. kleuterperiode (4- 6 jaar) gevorderde taalontwikkeling (volzinnen), fantasie, sociale
omgeving groeit
4. schoolperiode (6- 12 jaar) cognitieve ontwikkeling (leren) sociale omgeving groeit
nog meer
5. jeugdjaren (12- 18 jaar) lichamelijke verandering, identiteitsvorming
ontwikkelingsdomeinen:
1. fysieke en motorische ontwikkeling
2. cognitieve ontwikkeling
- denkontwikkeling
- taalontwikkeling
3. persoonlijke en sociale (emotionele) ontwikkeling
Voorbeelden:
1/2
Lowie vindt kiekeboespelletjes plezant
samira mist haar papa 3
Kenny speelt alleen 3
fran leert zwemmen 1
Noah zegt zijn eerste woordje 2
HISTORISCH PERSPECTIEF
, - Vanaf 18e eeuw: interesse in het kind
Locke Rousseau
- geef structuur, regels. Een strikte - Geef ruimte, stimulans, respect. Een
opvoeding. kindgerichte opvoeding.
- Vanaf 19e eeuw: beschrijvend onderzoek
Darwin. (onderzoeker) vb. baby biografieën
- was niet altijd objectief
Onderzoek heeft aangetoond dat….
Meten in de gedragswetenschappen ( ‘gedrag meten’ )
- observatie
- interview
- vragenlijst
- enquête
DEEL 2
Ontwikkelingspsychologische theorieën
historisch perspectief
nativisten omgevingspsychologen
nature (van natuur) nurture (omgeving)
bv: muzikale familie
Slotoefening: thuis bekijken (vbn staat in notities)
Kijkdoel opstellen,
1: fysieke en motorische ontwikkeling
2: cognitieve ontwikkeling
3: persoonlijke en sociale ontwikkeling
, Les 2
Observeren
aan de slag met waarnemen
- fysisch gegeven: geluidsgolven, licht } Prikels
- zintuiglijk gegeven: geluid, geur, beeld }
↓
- neuropsychologisch gegeven: betekenis geven (muziek, een verhaal)
↓
Een gedrag, reactie, mening, gedachte,...
Kenmerken van het waarnemingsproces
- er treedt habituatie (gewoonte waar je niet meer bij stilstaat) op
- er is een onder- en bovendrempel van wat je kan waarnemen bv: je hond dat iets
kan hoeren en jij niet
- geleidelijke veranderingen vallen minder op → haar
OPLETTEN WANT
- WN is selectief → laat niet ALLE prikkels toe
- WN is beïnvloedbaar → auto’s botsen, knalden tegen elkaar, raakten tegen elkaar
● letten op je woordkeuze of heel concreet zijn
- Wn is subjectief → wat jij lekker vindt, vindt een ander niet noodzakelijk lekker
- Wn zijn illusies → hersenen volgen een patroon → kan misleiden
- eigen referentiekader → alle info geven, ruim zien
Nog meer valluiken:
1. Halo-effect
- je ziet iets ‘+’ en voegt dus andere ‘+’ kenmerken toe (bv iemand knap is sportief)
2. Horn-effect
- je ziet iets ‘-’ en voegt dus andere ‘-’ kenmerken toe (bv iemand met een beperken is
niet …)
3. Projectie
- Je gaat je eigen gedachten overbrengen op een ander.
4. Stereotypering
- stereotypes
5. Selffulfilling prophecy
- je laat je verwachtingen meeslepen (je denkt dat je toets niet gaat lukken, dus zal het
moeilijker verlopen OF iemand geeft hetzelfde antwoord maar is wel slim dus zij zijn
er door en jij niet want de leerkracht denkt dat je antwoord niet volledig is)
BESLUIT
● prikkels zijn objectief meetbaar
● Maar het proces van waarnemen → persoonlijk en misleidend
→ We maken elk onze eigen werkelijkheid