Centrale vraag: hoe zou je de bewering testen dat suiker kinderen hyperactief maakt?
Psychologen gebruiken de wetenschappelijke methode om dit soort beweringen te
testen.
In gecontroleerd experiment (een onderzoek om oorzaak en gevolg aan te tonen)
zouden kinderen willekeurig aan de experimentele groep of de controlegroep
worden toegewezen en een suiker drankje of een drankje zonder suiker te drinken
krijgen.
Vervolgens zou in een dubbel blind onderzoek (om expectancy bias en het placebo
effect tegen te gaan) het activiteitsniveau van ieder kind worden geregistreerd
Een analyse van de data zo laten zien of de hypothese wel of niet wordt
ondersteund. Als kinderen die suikertante gekregen, actiever zijn dan de kinderen die
in de controlegroep, kunnen we concluderen dat suiker kinderen hyperactief maakt
Kern vraag 1.1 wat is psychologie en wat is het niet?
Alle psychologen houden zich bezig met aspecten van gedrag en geestelijke processen. In
tegenstelling tot de pseudowetenschappen eis de wetenschappelijke psychologie stevig
bewijs als onderbouwing van de beweringen. Binnen de psychologie zijn er veel
specialismen, die binnen drie brede gebieden vallen. Experimenteel psychologen doen
voornamelijk onderzoek en geven vaak ook onderwijs. Ze zijn veel al verbonden aan
universiteiten. Degene die in de eerste plaats docent psychologie zijn, werken in
verschillende omgevingen, waaronder hbo opleidingen psychologie. Toegepast psychologen
beoefenen veel specialismen, zoals onderwijs, klinische psychologie en counseling. In
tegenstelling tot de psychologie is de psychiatrie een medisch specialisme dat zich
bezighoudt met psychische stoornissen.
In de media is veel wat op de psychologie lijkt in feite pseudo psychologie. Om het verschil te
kennen tussen psychologie en pseudo psychologie is het nodig kritische denk vaardigheden
te ontwikkelen; dit boek organiseert deze vaardigheden rond de volgende zes vragen, die je
zou moeten stellen als je met nieuwe bewegingen wordt geconfronteerd waarvan wordt
beweerd dat ze een wetenschappelijke basis hebben:
1. Wat is de bron?
2. Is de bewering redelijk of extreem?
3. Wat is het bewijs materiaal?
4. Kan de conclusie door bias zijn beïnvloed?
5. Wordt een veel voorkomende denkfouten vermijden?
6. Zijn voor het oplossen van problemen verschillende invalshoeken nodig
Kern concept één. Een psychologie is een Breedveld, met vele specialismen, maar in wezen
is psychologie de wetenschap van gedrag en geestelijke processen.
Kern vraag 1.2 Wat zijn de zes belangrijkste perspectieven van de psychologie?
Psychologie wortelt in verschillende, Dick Wells conflicterende tradities die terug gaan tot de
oude Grieken.
René Descartes zet de eerste stap naar de wetenschappelijke studie van de Geest
toen hij besefte dat sensaties en gedragingen te maken hebben met zenuwactiviteit.
Deze stap leiden tot het moderne biologische perspectief dat de oorzaken van gedrag
zoekt in lichamelijke processen als hersenfuncties en genetica. Biologische
psychologie heeft zich ontwikkeld in twee richtingen: de neurowetenschap in de
evolutionaire psychologie. Het formele begin van de psychologie als wetenschap is
, echter te herleiden tot de oprichting van het eerste psychologielaboratorium door
Wilhelm Wundt in 1879. De psychologie van Wundt, Door Amerikaanse psychologen
omgevormd tot het structuralisme, pleiten voor het begrijpen van geestelijke
processen zoals bewust zijn door de inhoud en structuur ervan te onderzoeken. Een
andere vroege school, het zogenoemde functionalisme, betoogde dat geestelijke
processen het beste kunnen worden begrepen met betrekking tot hun adaptieve
doel en hun functies.
Elementen van deze scholen vinden we terug in het moderne cognitieve perspectief,
met zijn aandacht voor leren, geheugen, sensatie, perceptie, taal en denken, en zijn
nadruk op informatie verwerking.
Het behavioristische perspectief kwam rond 1900 en verwerkt de introspectieve
methode en mentalistische verklaringen van gedrag. In plaats daarvan kiest men voor
verklaringen in termen van waarneembare stimuli en responsum. Behavioristen als
John Watson en B.F. Skinner hebben een sterke invloed gehad op moderne
psychologie, met de nadruk op objectieven methode, inzichten in de aard van het
leren en effectieve technieken voor de behandeling van onwenselijk gedrag.
Drie nogal uiteenlopende standpunten voor m’n de perspectieven vanuit de gehele
persoon; elk van deze heeft een globale kijk op het individu. Sigmund Freuds
psychoanalytische benadering, met zijn nadruk op psychische stoornissen en
onbewuste processen, heeft tot de psychoanalyse en de moderne psychodynamische
psychologie geleid. De humanistische psychologie onder leiding van Carl Rogers en
Abraham Maslow benadrukt juist het potentieel van de menselijke natuur. De
psychologie van karakter trekken en temperament bezit mensen in termen van hun
blijvende eigenschappen en neigingen.
Het ontwikkelingsperspectief richt de aandacht op geestelijke en gedragsmatige
veranderingen die voorspelbaar gedurende het gehele leven plaatsvinden. Zulke
veranderingen zijn het gevolg van de interactie van erfelijkheid en omgeving, nature
versus nurture.
Het socioculturele perspectief richt de aandacht op het feit dat elk individu wordt
beïnvloed door andere mensen en door cultuur waarvan iedereen deel uitmaakt.
De moderne psychologie is gedurende de laatste decennia snel veranderd, doordat de
biologische, cognitieve en ontwikkelingsperspectieven de overhand hebben gekregen.
Tegelijkertijd bundelen de aanhangers van verschillende perspectieven hun krachten. Een
andere grote verandering omvat het steeds verder toenemende aantal vrouwen en leden
van minderheidsgroepen dat het veld betreedt.
Kern concept 1.2. Zes belangrijke perspectieven domineren het snel veranderen mijn veld
van de moderne psychologie: het biologische, cognitieve, behavioristische, gehele
persoons, Ontwikkelings-en socioculturele perspectief. Alle kwamen ze voort uit radicaal
een nieuwe ideeën over geest en gedrag.
Kern vraag 1.3. Hoe vergaren psychologen nieuwe kennis?
Psychologie onderscheidt zich van pseudowetenschappen doordat psychologen de
wetenschappelijke methode gebruiken om hun ideeën empirisch en op grond van eigen
observaties te toetsen. De wetenschappelijke methode baseert zich op toetsbare theorieën
en falsificeerbare hypotheses. Er bestaan diverse soorten psychologisch onderzoek, die
allemaal op deze wetenschappelijke methode geënt zijn, waaronder experimenten,
, correlatie onderzoek, surveys, Natuurlijke observatie in geval studie. Ze verschillen in de
mate van controle die de onderzoeker heeft over de condities die hij onderzoekt.
Wetenschappers kunnen het slachtoffer worden van expectancy bias. Zij kunnen
vertekeningen in hun onderzoek controleren door gebruik te maken van dubbel blind
onderzoek.
Psychologen moeten zich in hun werk houden aan de beroepscode die is opgesteld door het
Nederlands instituut van psychologen, waarin staat dat proefpersonen op een humane wijze
behandeld moeten worden. Er zijn altijd discussies over onderzoeken op de rand van het
toelaatbare. Die gaan met namen over het gebruik van misleiding en het gebruik van dieren
als proef objecten. Sinds kort wordt het gebruik van social media voor gegevensverzameling
en experimenten ook nauwkeurig onderzocht, omdat hier bij traditionele methode waarmee
ethische normen worden gewaarborgd ter discussie komen te staan.
Kern concept 1.3. Net als onderzoekers in alle andere vakgebieden gebruiken om
psychologen de wetenschappelijke methode om hun ideeën empirisch de toetsen.
Hoofdstuk 2. Biopsychologie, neurowetenschappen en de menselijke aard.
Centrale vraag: wat verteld Jill’s ervaring ons over de bouw van onze hersenen in hun
enorme aanpassingsvermogen?
Onze hersenen communiceren via contralaterale banen, waardoor sensorische
informatie van de ene kant van het lichaam door de tegenoverliggende hersen helft
wordt verwerkt.
Door schade of trauma verminderen of vergaan soms hersenfuncties. Dankzij de
plasticiteit van de hersenen kunnen we die functies herstellen of opnieuw
ontwikkelen.
Onze hersenen bestaan uit een groep gespecialiseerder structuren, die elk bepaalde
taken uitvoeren, maar tegelijkertijd samenwerken om gedachten, gedrag en emoties
de reguleren.
Kern vraag 2.1. Wat is het verband tussen genen en gedrag?
De door Charles Darwin ontwikkelde theorie over de evolutie verklaard gedrag als het
resultaat van natuurlijke selectie. Variatie onder individuen en strijd om hulpbronnen maakt
het dat het meest adaptief gedrag overleefd, net als de geschikte kenmerken. Dit principe
verklaart een groot deel van ons gedrag. De genetica heeft de biologische basis van
natuurlijke selectie en erfelijkheid opgehelderd. Onze Chrome zomen bevat een duizenden
genen waarop de eigenschappen liggen die we van onze ouders hebben geërfd. Elk gen
bestaat uit een DNA-segment dat voor eiwitten codeert. Eiwitten vormen op hun beurt de
bouwstenen van de structuur en functies van het organisme, met inbegrip van het
functioneren van de hersenen. We weten nog niet precies op welke wijze gedrag en
psychologische processen door specifieke genen worden beïnvloed. De oorspronkelijke
blauwdruk, ons DNA, blijft ons hele leven door hetzelfde. Het epigenoom is echter flexibel en
past zich aan aan de omgeving aan door genen aan en uit te zetten, in reactie op de
ervaringen van het organisme.
Kern concept 2.1. De evolutie staat voor de verandering van biologische en psychologische
processen in de mens, waarbij genetische variaties die gunstig zijn voor overleving en
voortplanting zullen worden doorgegeven van generatie op generatie.
Kern vraag 2.2. Hoe is de interne communicatie van het lichaam geregeld?