Samenvatting + stappenplannen Beginselen Strafrecht
Einduitspraak rechter -> materiële vragen (week 1)
O.g.v. art. 350 Sv kijken wij naar de volgende 4 punten:
1. Is het ten laste gelegde feit bewezen? -> nee? Dan art. 352 Sv
2. Is het feit strafbaar? -> nee? Dan art. 352 Sv
3. Is de verdachte strafbaar? -> alle drie de vragen ja? Dan art. 351 Sv
4. Welke sanctie dient te worden opgelegd?
Voorwaardelijk opzet + culpa (week 2)
Stappenplan: voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk kans = bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans – HR HIV I, r.o. 3.6
1. Aanmerkelijke kans = bestaat er een aanmerkelijke kans dat het gevolg intreedt?
- Aard gedraging en omstandigheden
- Kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten
2. Bewust (weten) = was de verdachte bewust van deze aanmerkelijke kans?
- Casus
- Objectiveren normativeren
Objectiveren: feit van algemene bekendheid (als je met pistool op iemand schiet,
dan verwond je diegene, dit weet iedereen)
Normativeren: dus iedereen weet dat, de verdachte dan dus ook
3. Aanvaarden (willen) = heeft de verdachte de aanmerkelijke kans ook aanvaard?
- 1. Verklaring verdachte
- 2. Verklaringen getuige(n)
- Feitelijke omstandigheden van het geval
Aard en gedraging en omstandigheden
Uiterlijke verschijningsvorm, tenzij contra-indicaties (vgl. HR Porsche)
Stappenplan culpa
1. Aanmerkelijke onvoorzichtigheid (objectieve zijde) = de verdachte had anders
moeten handelen
a. Onvoorzichtig
= is het gedrag onvoorzichtig?
In strijd met normen, zorgplichten, voorschriften
Ook wel: is het gedrag wederrechtelijk?
b. Aanmerkelijk onvoorzichtig
= had een normaal redelijk denkend mens het beter gedaan? (culpa lata)
Niet: culpa levis
Factoren: hoeveelheid normen, ernst normen, Garantenstellung, geoorloofd
risico
2. Verwijtbaar (subjectieve zijde) = de verdachte had anders kunnen handelen
- Is in beginsel gegeven, tenzij er sprake is van een schulduitsluitingsgrond
- Let op! Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn bestanddelen
, Medeplegen + medeplichtigheid (week 3)
Stappenplan vaststellen medeplegen – overzichtsarrest r.o. 3.1 en 3.2
Criterium = voldoende nauwe en bewuste samenwerking (r.o. 3.1)
1. Accessoriteit: er is daadwerkelijk overgegaan tot een strafbaar feit
2. Nauwe samenwerking (objectieve deel): substantiële/wezenlijke (materiële of
intellectuele) bijdrage van voldoende gewicht
- Gezichtspunten:
a. Gezamenlijke uitvoering (tijdens begaan feit) -> in de regel
b. Bijdrage voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit
Geen rol in gezamenlijke uitvoering
Bijv. gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden
gebracht
Bijv. HR Moord op afstand
Compensatie vereist: bijv. grotere rol in voorbereiding
Gebruik factoren uit r.o. 3.2.2: intensiteit samenwerking, onderlinge
taakverdeling, (belang) rol in voorbereiding/uitvoering/afhandeling,
aanwezigheid op belangrijke momenten, niet distantiëren -> bijzondere
motiveringsplicht rechter: wezenlijke bijdrage?
3. Bewuste samenwerking = dubbel opzet (subjectieve deel)
a. Opzet op het medeplegen
- Vol opzet of voorwaardelijk opzet
b. Opzet op het gronddelict
- Opzet volgt het opzet van het gronddelict
Stappenplan vaststellen medeplichtigheid – art. 48 Sr
1. Accessoriteit = er is daadwerkelijk overgegaan tot (een poging tot/de voorbereiding
van) een strafbaar feit
2. Het gronddelict is een misdrijf
- Misdrijven staan in boek II
- Medeplichtigheid tot overtreding is niet mogelijk
3. Medeplichtigheidsgedraging
a. Gelijktijdige medeplichtigheid (art. 48 sub 1 Sr)
b. Voorafgaande medeplichtigheid (art. 48 sub 2 Sr)
Zowel actief als passief
4. Dubbel opzet
a. Opzet op de medeplichtigheid (samenwerking)
- Vol opzet of voorwaardelijk opzet
b. Opzet op het gronddelict
- Opzet volgt het opzet van het gronddelict
Vormen van medeplichtigheid
1. Gelijktijdig (simultane) medeplichtigheid (art. 48 sub 1 Sr) = zij die opzettelijk
behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf
2. Voorafgaande (consecutieve) medeplichtigheid (art. 48 sub 2 Sr) = zij die opzettelijk
gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf
Zowel actief als passief
Einduitspraak rechter -> materiële vragen (week 1)
O.g.v. art. 350 Sv kijken wij naar de volgende 4 punten:
1. Is het ten laste gelegde feit bewezen? -> nee? Dan art. 352 Sv
2. Is het feit strafbaar? -> nee? Dan art. 352 Sv
3. Is de verdachte strafbaar? -> alle drie de vragen ja? Dan art. 351 Sv
4. Welke sanctie dient te worden opgelegd?
Voorwaardelijk opzet + culpa (week 2)
Stappenplan: voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk kans = bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans – HR HIV I, r.o. 3.6
1. Aanmerkelijke kans = bestaat er een aanmerkelijke kans dat het gevolg intreedt?
- Aard gedraging en omstandigheden
- Kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten
2. Bewust (weten) = was de verdachte bewust van deze aanmerkelijke kans?
- Casus
- Objectiveren normativeren
Objectiveren: feit van algemene bekendheid (als je met pistool op iemand schiet,
dan verwond je diegene, dit weet iedereen)
Normativeren: dus iedereen weet dat, de verdachte dan dus ook
3. Aanvaarden (willen) = heeft de verdachte de aanmerkelijke kans ook aanvaard?
- 1. Verklaring verdachte
- 2. Verklaringen getuige(n)
- Feitelijke omstandigheden van het geval
Aard en gedraging en omstandigheden
Uiterlijke verschijningsvorm, tenzij contra-indicaties (vgl. HR Porsche)
Stappenplan culpa
1. Aanmerkelijke onvoorzichtigheid (objectieve zijde) = de verdachte had anders
moeten handelen
a. Onvoorzichtig
= is het gedrag onvoorzichtig?
In strijd met normen, zorgplichten, voorschriften
Ook wel: is het gedrag wederrechtelijk?
b. Aanmerkelijk onvoorzichtig
= had een normaal redelijk denkend mens het beter gedaan? (culpa lata)
Niet: culpa levis
Factoren: hoeveelheid normen, ernst normen, Garantenstellung, geoorloofd
risico
2. Verwijtbaar (subjectieve zijde) = de verdachte had anders kunnen handelen
- Is in beginsel gegeven, tenzij er sprake is van een schulduitsluitingsgrond
- Let op! Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn bestanddelen
, Medeplegen + medeplichtigheid (week 3)
Stappenplan vaststellen medeplegen – overzichtsarrest r.o. 3.1 en 3.2
Criterium = voldoende nauwe en bewuste samenwerking (r.o. 3.1)
1. Accessoriteit: er is daadwerkelijk overgegaan tot een strafbaar feit
2. Nauwe samenwerking (objectieve deel): substantiële/wezenlijke (materiële of
intellectuele) bijdrage van voldoende gewicht
- Gezichtspunten:
a. Gezamenlijke uitvoering (tijdens begaan feit) -> in de regel
b. Bijdrage voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit
Geen rol in gezamenlijke uitvoering
Bijv. gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden
gebracht
Bijv. HR Moord op afstand
Compensatie vereist: bijv. grotere rol in voorbereiding
Gebruik factoren uit r.o. 3.2.2: intensiteit samenwerking, onderlinge
taakverdeling, (belang) rol in voorbereiding/uitvoering/afhandeling,
aanwezigheid op belangrijke momenten, niet distantiëren -> bijzondere
motiveringsplicht rechter: wezenlijke bijdrage?
3. Bewuste samenwerking = dubbel opzet (subjectieve deel)
a. Opzet op het medeplegen
- Vol opzet of voorwaardelijk opzet
b. Opzet op het gronddelict
- Opzet volgt het opzet van het gronddelict
Stappenplan vaststellen medeplichtigheid – art. 48 Sr
1. Accessoriteit = er is daadwerkelijk overgegaan tot (een poging tot/de voorbereiding
van) een strafbaar feit
2. Het gronddelict is een misdrijf
- Misdrijven staan in boek II
- Medeplichtigheid tot overtreding is niet mogelijk
3. Medeplichtigheidsgedraging
a. Gelijktijdige medeplichtigheid (art. 48 sub 1 Sr)
b. Voorafgaande medeplichtigheid (art. 48 sub 2 Sr)
Zowel actief als passief
4. Dubbel opzet
a. Opzet op de medeplichtigheid (samenwerking)
- Vol opzet of voorwaardelijk opzet
b. Opzet op het gronddelict
- Opzet volgt het opzet van het gronddelict
Vormen van medeplichtigheid
1. Gelijktijdig (simultane) medeplichtigheid (art. 48 sub 1 Sr) = zij die opzettelijk
behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf
2. Voorafgaande (consecutieve) medeplichtigheid (art. 48 sub 2 Sr) = zij die opzettelijk
gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf
Zowel actief als passief
