Attitudes
Basisbevindingen
Definitie attitude
aangeleerde, algemene evaluatie van een object, die met bepaalde intensiteit uitgedrukt wordt
hebben betrekking op personen, objecten en ideeën
o Vb zelfwaardering, vooroordelen, ideologieën zijn allemaal eigenlijk attitudes ma telkens
tov een ander bepaald object
De positieve en negatieve dimensie zijn onafhankelijk van elkaar
o Ambivalentie: twee versch gevoelen tov een bepaald object
▪ je kan je hiervan bewust zijn ma kan ook onbewust
omda je attitude op verschn niveaus zit zoals
vb expliciet en impliciet
The forming of attitudes towards people/things is an immediate reaction
need for evaluation: Individuals differ in their reactions to things in strong positive and negative
terms
High in need for evaluation → more likely to view their daily experiences in judgmental terms
(socially, morally, politically)
does forming pos/neg judgements serve any useful purpose?
Yes
it enables us to judge quickly → helps us to sort/avoid things
But: having pre-existing attitudes can lead us to become close-minded
o eg; the way we interpret new information or the resistance against change
3 componenten
niet bij alle attitudes alle 3 even sterk aanwezig
cognitief
o gedachten en opvattingen over het attitude object
o afwegen van positieve/negatieve kenmerken
affectief
o pos/neg voelen tov iets
o = gevolg van leerproces
▪ Mere exposure
• Hoe meer we iets zien, hoe positiever we het beoordelen
▪ Sociale vergelijking
• Je vindt een bepaalde attitude oke als iemand anders die jij belangrijk
vindt dezelfde attitude heeft
▪ Klassieke conditionering
• een neutrale stimulus die samen voorkomt met een aangename stimulus
roept op den duur zelf positieve emoties op
▪ Operante conditionering
• affect ten aanzien van een stimulus wordt bepaald door beloning en straf
, conatief/gedrag
o Attitudes brengen gedrag met zich mee
o maar ontstaan ook door de observatie van het eigen gedrag ten aanzien van een attitude
object (= self perception theory)
link tss de drie componenten
how do we know how to behave, when we don’t even know how we feel?
o Under certain circumstances people don’t know how they feel until they know how they
behave
o Eg; you ask your friend if he likes sports and he’s says ‘I think so, because I go to the gym
3times a week’ (=behaviorally based attitude)
No equal distribution between cognition, affect and behavior
o Eg; your attitude toward a vacuum cleaner; your attitude will be mostly based on the
characteristics of the object like how good they suck (= cognitive)
Individual differences: rational versus emotional people
o Religious people will be more value based attitudes toward things like abortion than
based on a rationalisation of the facts
o Eg; liking the taste of chocolate, despite the amount of calories
Attitudesterkte
Over sterke attitudes is men zeker, men vindt ze belangrijk en ze komen snel in ons bewustzijn,
bijna zoals een ‘reflex’
Genetische component (cf. tweelingstudies)
o Attitudes of identical twins are more similar than those of fraternal twins
o Even when twins are raised apart
o you should be careful in how you interpret this evidence
▪ eg; same attitudes towards jazz doesn’t come from a jazz gene
▪ Some attitudes are an indirect function of our genetic maker → they related to
things as temperament & personality, which are things that are directly related to
our genes → so they may have a high temperament coming from their genes and
that’s why they more like rock than jazz
o Things that are in our genes that can influence attitudes: inborn physical, sensory, and
cognitive skills, temperament and personality
Psychische kenmerken, zoals eigenbelang, of het feit dat de attitude verbonden is aan
filosofische, politieke en religieuze overtuigingen
Steunen meestal op veel informatie en zijn gestoeld op eigen ervaringen
o The strength of an attitude is not only determined by the amount of information on which
we base, but also on how that information is required
o Attitudes are more stable & predictive of behavior when they come from a direct personal
experience rather than on indirect information
, Expliciete en impliciete attitudes
Zelfrapportage
Enquête
o 1 vraag: probleem van woordkeuze
▪ Vb ‘geeft te overheid te veel uit aan bijstand (vs welvaart) voor de armen?’ -> wnr
‘welvaart’ gezegd werd, vonden meer mensen dat OH te veel geld uitgeeft
o Lage stabiliteit
Attitudeschalen
o Deelnemers geven (bewuste) voorkeur voor een object aan: expliciete attitude
▪ Likert schaal
• Totally disagree 1 2 3 4 5 6 7 Totally agree
• total attitude is then the sum of all attitudes to each item
▪ Semantische differentiatieschaal
Vertekening
o Sociaal wenselijk
o Instemmingstendens
▪ sommige mensen zijn meer geneigd om op alles in te stemmen dan anderen ->
maar kan je adhv specfieke woordkeuze oplossen
o zelfkennis laag bij complexe onderwerpen
Verborgen metingen
Non-verbaal gedrag
o Gelaatsuitdrukkingen, stem, lichaamshouding, hoofdbewegingen
o Nadeel: Kunnen min of meer geacteerd worden
Fysiologische metingen
o Arousal meting: hartslag, galvanische huidreflex
o Geen informatie over richting attitude
Gelaatselektromyograaf (EMG)
o sensoren op je gezicht (spieren in hoofd spannen op bij neg enbij mond bij pos)
Elektro-encefalografie (EEG)
fMRI onderzoek – amygdala (Cunningham)
IAT
Impliciete attitude: Een attitude die we niet kunnen rapporteren omdat we er ons niet bewust
van zijn. Gebaseerd op automatische associaties
Categorisatie van enkelvoudige stimuli
o zo snel mogelijk stimuli (zwarte of blanke aangezichten) toewijzen aan categorieën zwart
of blank
o zo snel mogelijk positieve (geluk, vrede, liefde) en negatieve woorden (kwaad, mislukken)
toewijzen aan de categorieën goed versus slecht
Categorisatie van combinaties van stimuli
o 1. Blank of slecht versus zwart of goed
o 2. Zwart of slecht versus blank of goed
Basisbevindingen
Definitie attitude
aangeleerde, algemene evaluatie van een object, die met bepaalde intensiteit uitgedrukt wordt
hebben betrekking op personen, objecten en ideeën
o Vb zelfwaardering, vooroordelen, ideologieën zijn allemaal eigenlijk attitudes ma telkens
tov een ander bepaald object
De positieve en negatieve dimensie zijn onafhankelijk van elkaar
o Ambivalentie: twee versch gevoelen tov een bepaald object
▪ je kan je hiervan bewust zijn ma kan ook onbewust
omda je attitude op verschn niveaus zit zoals
vb expliciet en impliciet
The forming of attitudes towards people/things is an immediate reaction
need for evaluation: Individuals differ in their reactions to things in strong positive and negative
terms
High in need for evaluation → more likely to view their daily experiences in judgmental terms
(socially, morally, politically)
does forming pos/neg judgements serve any useful purpose?
Yes
it enables us to judge quickly → helps us to sort/avoid things
But: having pre-existing attitudes can lead us to become close-minded
o eg; the way we interpret new information or the resistance against change
3 componenten
niet bij alle attitudes alle 3 even sterk aanwezig
cognitief
o gedachten en opvattingen over het attitude object
o afwegen van positieve/negatieve kenmerken
affectief
o pos/neg voelen tov iets
o = gevolg van leerproces
▪ Mere exposure
• Hoe meer we iets zien, hoe positiever we het beoordelen
▪ Sociale vergelijking
• Je vindt een bepaalde attitude oke als iemand anders die jij belangrijk
vindt dezelfde attitude heeft
▪ Klassieke conditionering
• een neutrale stimulus die samen voorkomt met een aangename stimulus
roept op den duur zelf positieve emoties op
▪ Operante conditionering
• affect ten aanzien van een stimulus wordt bepaald door beloning en straf
, conatief/gedrag
o Attitudes brengen gedrag met zich mee
o maar ontstaan ook door de observatie van het eigen gedrag ten aanzien van een attitude
object (= self perception theory)
link tss de drie componenten
how do we know how to behave, when we don’t even know how we feel?
o Under certain circumstances people don’t know how they feel until they know how they
behave
o Eg; you ask your friend if he likes sports and he’s says ‘I think so, because I go to the gym
3times a week’ (=behaviorally based attitude)
No equal distribution between cognition, affect and behavior
o Eg; your attitude toward a vacuum cleaner; your attitude will be mostly based on the
characteristics of the object like how good they suck (= cognitive)
Individual differences: rational versus emotional people
o Religious people will be more value based attitudes toward things like abortion than
based on a rationalisation of the facts
o Eg; liking the taste of chocolate, despite the amount of calories
Attitudesterkte
Over sterke attitudes is men zeker, men vindt ze belangrijk en ze komen snel in ons bewustzijn,
bijna zoals een ‘reflex’
Genetische component (cf. tweelingstudies)
o Attitudes of identical twins are more similar than those of fraternal twins
o Even when twins are raised apart
o you should be careful in how you interpret this evidence
▪ eg; same attitudes towards jazz doesn’t come from a jazz gene
▪ Some attitudes are an indirect function of our genetic maker → they related to
things as temperament & personality, which are things that are directly related to
our genes → so they may have a high temperament coming from their genes and
that’s why they more like rock than jazz
o Things that are in our genes that can influence attitudes: inborn physical, sensory, and
cognitive skills, temperament and personality
Psychische kenmerken, zoals eigenbelang, of het feit dat de attitude verbonden is aan
filosofische, politieke en religieuze overtuigingen
Steunen meestal op veel informatie en zijn gestoeld op eigen ervaringen
o The strength of an attitude is not only determined by the amount of information on which
we base, but also on how that information is required
o Attitudes are more stable & predictive of behavior when they come from a direct personal
experience rather than on indirect information
, Expliciete en impliciete attitudes
Zelfrapportage
Enquête
o 1 vraag: probleem van woordkeuze
▪ Vb ‘geeft te overheid te veel uit aan bijstand (vs welvaart) voor de armen?’ -> wnr
‘welvaart’ gezegd werd, vonden meer mensen dat OH te veel geld uitgeeft
o Lage stabiliteit
Attitudeschalen
o Deelnemers geven (bewuste) voorkeur voor een object aan: expliciete attitude
▪ Likert schaal
• Totally disagree 1 2 3 4 5 6 7 Totally agree
• total attitude is then the sum of all attitudes to each item
▪ Semantische differentiatieschaal
Vertekening
o Sociaal wenselijk
o Instemmingstendens
▪ sommige mensen zijn meer geneigd om op alles in te stemmen dan anderen ->
maar kan je adhv specfieke woordkeuze oplossen
o zelfkennis laag bij complexe onderwerpen
Verborgen metingen
Non-verbaal gedrag
o Gelaatsuitdrukkingen, stem, lichaamshouding, hoofdbewegingen
o Nadeel: Kunnen min of meer geacteerd worden
Fysiologische metingen
o Arousal meting: hartslag, galvanische huidreflex
o Geen informatie over richting attitude
Gelaatselektromyograaf (EMG)
o sensoren op je gezicht (spieren in hoofd spannen op bij neg enbij mond bij pos)
Elektro-encefalografie (EEG)
fMRI onderzoek – amygdala (Cunningham)
IAT
Impliciete attitude: Een attitude die we niet kunnen rapporteren omdat we er ons niet bewust
van zijn. Gebaseerd op automatische associaties
Categorisatie van enkelvoudige stimuli
o zo snel mogelijk stimuli (zwarte of blanke aangezichten) toewijzen aan categorieën zwart
of blank
o zo snel mogelijk positieve (geluk, vrede, liefde) en negatieve woorden (kwaad, mislukken)
toewijzen aan de categorieën goed versus slecht
Categorisatie van combinaties van stimuli
o 1. Blank of slecht versus zwart of goed
o 2. Zwart of slecht versus blank of goed