Samenvattingen in boek per hoofdstuk
Hoofdstuk 1: Behavior and psychology
Psychologie wordt gedefinieerd als 'de wetenschappelijke studie van gedrag'. Met gedrag
bedoelen onderzoekers soms waarneembare reacties, innerlijke ervaring (gedachten, gevoelens,
enz.) of beide - de variaties zijn een van de factoren die de verschillende benaderingen binnen de
psychologie van elkaar onderscheiden. Het is wetenschappelijk, in die zin dat het gebaseerd is op
de methoden van systematische observatie en analyse die deel uitmaken van alle wetenschap.
De taak om gedrag te begrijpen kan worden gerelateerd aan perceptie. In plaats van een passieve
representatie van zintuiglijke input, is perceptie een actief proces van selecteren en interpreteren
van de informatie die door onze zintuigen wordt geleverd. Geconfronteerd met de complexiteit en
diversiteit van gedrag, maken psychologen keuzes in termen van welke aspecten te bestuderen,
de te gebruiken onderzoeksmethoden en andere zaken.
Deze keuzes worden weerspiegeld in de verschillende benaderingen van de studie van
psychologie, die verschillen in hun basisaannames over gedrag en in hun methoden en theorieën.
In feite vertegenwoordigt elke benadering een verschillend kader voor het begrijpen van gedrag.
De psychologie ontwikkelde zich vanuit twee verschillende tradities, geassocieerd met filosofie en
natuurwetenschappen. De invloed van de natuurwetenschappen is te zien in het werk van Wilhelm
Wundt, die in 1879 in Leipzig het eerste grote laboratorium voor psychologie oprichtte. De invloed
van de filosofie wordt weerspiegeld in de ideeën van William James, een Amerikaanse tijdgenoot
van Wundt die een zeer invloedrijke tekst over psychologie schreef.
Vijf belangrijke benaderingen zijn invloedrijk geweest binnen de psychologie: de biologische, de
behavioristische, de cognitieve, de psychodynamische en de humanistische.
In de psychologie zijn er veel manieren om observaties te verzamelen, die variëren in termen van
meettechnieken (zelfrapportage of directe observatie), setting (in een laboratorium of in het veld)
en onderzoeksmethode (experimenteel, niet-experimenteel en quasi-experimenteel).
Niet-experimentele technieken omvatten interviews, enquêtes, casestudies, naturalistische
observatie en het gebruik van onopvallende maatregelen. Niet-experimentele methoden zijn
correlationeel - dat wil zeggen dat ze ons helpen bij het vinden van patronen in gedrag, maar niet
direct de oorzaken achterhalen.
Experimentele methoden omvatten altijd het systematisch variëren van een of meer onafhankelijke
variabelen om te zien hoe de veranderingen het gedrag beïnvloeden. Deze systematische
manipulatie, samen met controle over andere factoren in de situatie, is bedoeld om te helpen bij
het begrijpen van de oorzaken van gedrag.
Quasi-experimentele methoden worden gebruikt om variabelen te bestuderen die niet direct
gecontroleerd kunnen worden, zoals leeftijd of geslacht, of in situaties waarin het manipuleren van
een variabele onethisch zou zijn. Quasi-experimenten bieden meer inzicht in causaliteit dan
Hoofdstuk 1: Behavior and psychology
Psychologie wordt gedefinieerd als 'de wetenschappelijke studie van gedrag'. Met gedrag
bedoelen onderzoekers soms waarneembare reacties, innerlijke ervaring (gedachten, gevoelens,
enz.) of beide - de variaties zijn een van de factoren die de verschillende benaderingen binnen de
psychologie van elkaar onderscheiden. Het is wetenschappelijk, in die zin dat het gebaseerd is op
de methoden van systematische observatie en analyse die deel uitmaken van alle wetenschap.
De taak om gedrag te begrijpen kan worden gerelateerd aan perceptie. In plaats van een passieve
representatie van zintuiglijke input, is perceptie een actief proces van selecteren en interpreteren
van de informatie die door onze zintuigen wordt geleverd. Geconfronteerd met de complexiteit en
diversiteit van gedrag, maken psychologen keuzes in termen van welke aspecten te bestuderen,
de te gebruiken onderzoeksmethoden en andere zaken.
Deze keuzes worden weerspiegeld in de verschillende benaderingen van de studie van
psychologie, die verschillen in hun basisaannames over gedrag en in hun methoden en theorieën.
In feite vertegenwoordigt elke benadering een verschillend kader voor het begrijpen van gedrag.
De psychologie ontwikkelde zich vanuit twee verschillende tradities, geassocieerd met filosofie en
natuurwetenschappen. De invloed van de natuurwetenschappen is te zien in het werk van Wilhelm
Wundt, die in 1879 in Leipzig het eerste grote laboratorium voor psychologie oprichtte. De invloed
van de filosofie wordt weerspiegeld in de ideeën van William James, een Amerikaanse tijdgenoot
van Wundt die een zeer invloedrijke tekst over psychologie schreef.
Vijf belangrijke benaderingen zijn invloedrijk geweest binnen de psychologie: de biologische, de
behavioristische, de cognitieve, de psychodynamische en de humanistische.
In de psychologie zijn er veel manieren om observaties te verzamelen, die variëren in termen van
meettechnieken (zelfrapportage of directe observatie), setting (in een laboratorium of in het veld)
en onderzoeksmethode (experimenteel, niet-experimenteel en quasi-experimenteel).
Niet-experimentele technieken omvatten interviews, enquêtes, casestudies, naturalistische
observatie en het gebruik van onopvallende maatregelen. Niet-experimentele methoden zijn
correlationeel - dat wil zeggen dat ze ons helpen bij het vinden van patronen in gedrag, maar niet
direct de oorzaken achterhalen.
Experimentele methoden omvatten altijd het systematisch variëren van een of meer onafhankelijke
variabelen om te zien hoe de veranderingen het gedrag beïnvloeden. Deze systematische
manipulatie, samen met controle over andere factoren in de situatie, is bedoeld om te helpen bij
het begrijpen van de oorzaken van gedrag.
Quasi-experimentele methoden worden gebruikt om variabelen te bestuderen die niet direct
gecontroleerd kunnen worden, zoals leeftijd of geslacht, of in situaties waarin het manipuleren van
een variabele onethisch zou zijn. Quasi-experimenten bieden meer inzicht in causaliteit dan