Kennismaking met onderzoeksmethoden en statistiek
Deel 1: Kwalitatief onderzoek
4 september 2024: Hoorcollege 1
Kenmerken wetenschappelijk onderzoek (wo)
- Empirische = gebaseerd op systematische waarnemingen, veel geobserveerd bij
veel verschillende mensen en in veel contexten
- Controleerbaar = andere onderzoekers moeten het werk kunnen controleren, wordt
gedaan via peer review, gestuurd via tijdschrift anoniem gestuurd en andere
onderzoekers gaan het proberen “af te kraken”, teruggestuurd en weer beoordeeld
door originele onderzoeker, die bepaald wat ie ermee doet en stuurt uiteindelijk weer
terug naar tijdschrift.
- Probabilistisch = probability (kans). we kunnen alleen maar uitspraken doen op basis
van kans, bijv. 80% kans op regen, maar dus ook 20% kans van niet. → niet
deterministisch (dus niet exact)
Startpunt onderzoek: theorie of idee. Vaak proberen die theorie te toetsen.
Theorie data cyclus (belangrijk):
Een goede theorie MOET worden ondersteund door data (uit wetenschappelijk onderzoek).
Als je een theorie niet kan weerleggen door systematische waarnemingen dan is het niet
interessant voor sociologen. Falsifieerbaar: aantonen dat het niet klopt. Spaarzaam
(parsimonious): als een eenvoudige theorie volstaat, is het niet nodig om deze complexer te
maken.
Onderzoeksvragen
Twee soorten:
- Fundamenteel (basic) = vraag waarbij onderzoeker vooral geïnteresseerd is in
het genereren van nieuwe kennis, bijdragen aan meer info over bepaald
onderwerp. Kennis om kennis te vergaren, alleen weten hoe het in elkaar zit/of die
relatie bestaat: ja of nee?
- Toegepast (applied) = wanneer je die fundamentele kennis pakt en omzet in een
concrete situatie. Op het moment dat je iets concreets hebt (kennis), en dan
onderzoeken of de kennis toegepast kan worden in een bepaalde context. interventie
die je gaat onderzoeken. helpt dit nu, fundamentele probleem op te lossen. bijna
altijd gericht op een oplossing: je wilt weten of iets werkt. wel later checken of het
, toeval is, want altijd twijfel percentage, en testen in andere contexten, voordat je er
echt beleid op kan maken.
Onderzoeksontwerp:
- Je vraag bepaalt altijd je ontwerp. Nooit andersom.
- Zijn de gegevens kwalitatief of kwantitatief?
- Hoe worden de gegevens verzameld?
- Bij wie worden empirische gegevens verzameld?
Gegevens
Kwalitatief = alles wat niks met cijfers te maken heeft
Kwantitatief = cijfermatige gegevens/data
(vragenlijst is bijna altijd alleen gesloten vragen, met open vragen ook niet echt goed
kwalitatief want de onderzoeker kan niet doorvragen, dus kwantitatief. daarbij onderzoek
vaak omgezet in getallen: zoveel zeiden dit, zoveel dat, etc.)
Hypothese: concrete verwachtingen over uitkomsten op basis van theoretisch kader en
onderzoeksvraag.
Gaat verder in dataverzameling en data-analyse. Of:
- Je data ondersteunt je theorie waarmee je begonnen bent (makkelijk want conclusie:
theorie houdt stand)
- Je data ondersteunt je theorie niet: kan liggen aan 1. theorie klopt niet, 2. eigen
onderzoek fout gedaan. Dit leidt tot herziening van de theorie of verbeterd
onderzoeksontwerp. In je artikel suggesties hiervoor doen.
→ Leidt tot publicatie, zodat het niet elke keer opnieuw onderzocht hoeft te worden.
LET OP: er wordt enorm veel gepubliceerd. Deze studie zorgt ervoor dat je steeds meer in
staat bent om de juiste artikelen uit te zoeken en hoe je ze goed beoordeeld.
Waarom kwalitatief onderzoek doen?
Het voornaamst doel van kwalitatief onderzoek is:
- Sociale fenomenen te begrijpen vanuit hun natuurlijke context, begrijpen hoe zij de
wereld zien, ervaringen, etc. (perspectief begrijpen)
- Om empirische patronen te zien
- Startpunt voor theorievorming
→ ontwikkeling nieuwe theorie
→ aanpassing of uitbreiding van bestaande theorie (bijv. houdt dit ook stand in
andere context, zoals ander land/groep etc.)
Kenmerken:
1. De onderzoeker is geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent.
2. De onderzoeker heeft een contextuele benadering.
3. Het perspectief van de respondenten staat centraal.
4. Via specifieke observaties probeert de onderzoeker:
- de sociale werkelijkheid te omschrijven in al haar diversiteit
- naar algemeenheden te zoeken die nieuwe theorieën vormen of bestaande
theorieën aan te passen.
,Kwalitatief onderzoek is inductief: in alle observaties die je in de sociale context doet, op
zoek gaan naar bredere patronen en die zijn weer theorievormend.
SPI(C)E:
- Setting: waar, in welke context?
- Perspective/population: wie?
- Interest: wat (wil je eigenlijk weten)?
- (Comparison: vergelijking met wie of wat?)
- Evaluation: welk resultaat?
5 september 2024: Hoorcollege 2
Zo worden gegevens verzameld:
- Kwalitatief interview: gesprek tussen 2 mensen, 1 op 1 gesprek, 1 stelt vragen 1
geeft antwoorden, je gaat niet heen en weer
- Focusgroep: 1 onderzoeker en een aantal respondenten die over een onderwerp
praten
- Observatie
- Bestaande gegevens
SPI(C)E:
Setting
Kwalitatief interview:
Gesprek waarin de interviewer vragen stelt aan de geïnterviewde over:
- ideeën
- motieven
- ervaringen
- (gedragingen)
met betrekking tot een sociaal fenomeen. De geïnterviewde is een informant of respondent.
Informant: expert of ervaringsdeskundige, iemand die niet per se direct tot de groep behoort
waar de onderzoeker onderzoek naar doet, soort voor onderzoek om een ideeen te krijgen
wat je je daadwerkelijke respondenten zou willen vragen (als je helemaal blanco bent over
een onderwerp om alvast een beetje info te generen en ideeën te krijgen over vragen die je
wilt stellen aan je respondenten)
In een focusgroep is meer dan een groepsinterview. Het is erop gericht dat de respondenten
met elkaar in gesprek gaan, dus de interviewer is meer een moderator. Hoopt door de type
vragen die gesteld worden dat als iemand wat zegt dat een ander dat herkent of juist niet
mee eens is en ze zo elkaar weer op nieuwe ideeën brengen. De interactie tussen de
deelnemers is waar de onderzoeker vooral in is geïnteresseerd. Dit vermindert de
anonimiteit en vertrouwelijkheid.
Groepssamenstelling focusgroep:
- moderator
- 6-10 personen (via één van de genoemde steekproefmethoden)
→ bij voorkeur homogene groep qua achtergrond
→ wel een breed scala aan ervaringen: heterogeen
Proberen de voorwaarde te scheppen dat ze hun eerlijke mening durft te geven
, maar niet te veel dezelfde ervaringen want zo kom je niet op nieuwe ideeën/breder beeld
van de situatie als onderzoeker. Het onderwerp is meer specifiek.
Als onderzoeker bewust van zijn dat hij veel invloed heeft op de resultaten van het interview
(bijv. kwaliteit van vragen etc.) Je kan ook iemand inhuren, zoals een ouderejaarsstudent of
prof interviewer (complete buitenstaander die je kan trainen in wat je wilt en dus geen
invloed vanuit onderzoeker, heeft wel z'n voor- en nadelen want buitenstaander weet nooit
exact wat de onderzoeker wilt). Door iemand in te huren zou je een klein beetje de barrière
weg kunnen nemen om over een gevoelig onderwerp te praten. De onderzoeker (of
ingehuurde) is nadrukkelijk aanwezig bij de dataverzameling.
Echte kwalitatieve onderzoekers doen eigenlijk nooit
vragenlijsten want je kan niet doorvragen (blijft toch een
optie). Ongestructureerd: geeft een onderwerp aan en doet
verder niet veel. Kwalitatief interview. Semi-gestructureerd:
wel topiclijst. Kwalitatief interview. Subonderwerpen en
startvragen, en dan wel zien waar de respondent het heen
brengt. Stel nog helemaal geen theorie dan ongestructureerd
want je kan nog geen subonderwerpen bedenken. Als er al
iets van een theorie is dan semi-gestructureerd.
SPI(C)E:
Perspective
Participanten kunnen worden geselecteerd op
bijvoorbeeld:
- Participanten die eenvoudig te bereiken zijn
- Participanten die al een groepje vormen
- Participanten die voldoen aan hele specifieke
voorwaarden
Doelgerichte steekproef (purposive sample): de onderzoeker gaat op zoek naar
participanten die voldoen aan hele specifieke voorwaarden.
- Case study logic: onderzoeker gaat op zoek naar 1 specifieke case, bij doelgerichte
steekproeven gaan we ervan uit dat de case een persoon is. De onderzoeker gaat op
zoek naar specifieke individuen die belangrijke info kunnen geven. Elk verhaal is
relevant voor de onderzoeker, elk verhaal is waardevol en draagt bij aan beter
begrip. De onderzoeker wil een zo breed mogelijk beeld krijgen van de situatie.
- Sample for range: de onderzoeker gaat op zoek naar een zo breed mogelijk scala
aan ervaringen
Andere soort steekproeven
- Gemakssteekproef (convenience sample): participanten die eenvoudig te bereiken
zijn.
- Quota steekproef: doelgerichte of gemakssteekproef met een voorwaarde voor
aantallen binnen een groep.
- Sneeuwbalsteekproef: populaties die moeilijk te vinden zijn of niet zomaar te
herkennen zijn binnen een samenleving. Dus via andere participanten nieuwe
vinden, of de deelnemers een of meer anderen willen aanbevelen. Vaak deelnemers
Deel 1: Kwalitatief onderzoek
4 september 2024: Hoorcollege 1
Kenmerken wetenschappelijk onderzoek (wo)
- Empirische = gebaseerd op systematische waarnemingen, veel geobserveerd bij
veel verschillende mensen en in veel contexten
- Controleerbaar = andere onderzoekers moeten het werk kunnen controleren, wordt
gedaan via peer review, gestuurd via tijdschrift anoniem gestuurd en andere
onderzoekers gaan het proberen “af te kraken”, teruggestuurd en weer beoordeeld
door originele onderzoeker, die bepaald wat ie ermee doet en stuurt uiteindelijk weer
terug naar tijdschrift.
- Probabilistisch = probability (kans). we kunnen alleen maar uitspraken doen op basis
van kans, bijv. 80% kans op regen, maar dus ook 20% kans van niet. → niet
deterministisch (dus niet exact)
Startpunt onderzoek: theorie of idee. Vaak proberen die theorie te toetsen.
Theorie data cyclus (belangrijk):
Een goede theorie MOET worden ondersteund door data (uit wetenschappelijk onderzoek).
Als je een theorie niet kan weerleggen door systematische waarnemingen dan is het niet
interessant voor sociologen. Falsifieerbaar: aantonen dat het niet klopt. Spaarzaam
(parsimonious): als een eenvoudige theorie volstaat, is het niet nodig om deze complexer te
maken.
Onderzoeksvragen
Twee soorten:
- Fundamenteel (basic) = vraag waarbij onderzoeker vooral geïnteresseerd is in
het genereren van nieuwe kennis, bijdragen aan meer info over bepaald
onderwerp. Kennis om kennis te vergaren, alleen weten hoe het in elkaar zit/of die
relatie bestaat: ja of nee?
- Toegepast (applied) = wanneer je die fundamentele kennis pakt en omzet in een
concrete situatie. Op het moment dat je iets concreets hebt (kennis), en dan
onderzoeken of de kennis toegepast kan worden in een bepaalde context. interventie
die je gaat onderzoeken. helpt dit nu, fundamentele probleem op te lossen. bijna
altijd gericht op een oplossing: je wilt weten of iets werkt. wel later checken of het
, toeval is, want altijd twijfel percentage, en testen in andere contexten, voordat je er
echt beleid op kan maken.
Onderzoeksontwerp:
- Je vraag bepaalt altijd je ontwerp. Nooit andersom.
- Zijn de gegevens kwalitatief of kwantitatief?
- Hoe worden de gegevens verzameld?
- Bij wie worden empirische gegevens verzameld?
Gegevens
Kwalitatief = alles wat niks met cijfers te maken heeft
Kwantitatief = cijfermatige gegevens/data
(vragenlijst is bijna altijd alleen gesloten vragen, met open vragen ook niet echt goed
kwalitatief want de onderzoeker kan niet doorvragen, dus kwantitatief. daarbij onderzoek
vaak omgezet in getallen: zoveel zeiden dit, zoveel dat, etc.)
Hypothese: concrete verwachtingen over uitkomsten op basis van theoretisch kader en
onderzoeksvraag.
Gaat verder in dataverzameling en data-analyse. Of:
- Je data ondersteunt je theorie waarmee je begonnen bent (makkelijk want conclusie:
theorie houdt stand)
- Je data ondersteunt je theorie niet: kan liggen aan 1. theorie klopt niet, 2. eigen
onderzoek fout gedaan. Dit leidt tot herziening van de theorie of verbeterd
onderzoeksontwerp. In je artikel suggesties hiervoor doen.
→ Leidt tot publicatie, zodat het niet elke keer opnieuw onderzocht hoeft te worden.
LET OP: er wordt enorm veel gepubliceerd. Deze studie zorgt ervoor dat je steeds meer in
staat bent om de juiste artikelen uit te zoeken en hoe je ze goed beoordeeld.
Waarom kwalitatief onderzoek doen?
Het voornaamst doel van kwalitatief onderzoek is:
- Sociale fenomenen te begrijpen vanuit hun natuurlijke context, begrijpen hoe zij de
wereld zien, ervaringen, etc. (perspectief begrijpen)
- Om empirische patronen te zien
- Startpunt voor theorievorming
→ ontwikkeling nieuwe theorie
→ aanpassing of uitbreiding van bestaande theorie (bijv. houdt dit ook stand in
andere context, zoals ander land/groep etc.)
Kenmerken:
1. De onderzoeker is geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent.
2. De onderzoeker heeft een contextuele benadering.
3. Het perspectief van de respondenten staat centraal.
4. Via specifieke observaties probeert de onderzoeker:
- de sociale werkelijkheid te omschrijven in al haar diversiteit
- naar algemeenheden te zoeken die nieuwe theorieën vormen of bestaande
theorieën aan te passen.
,Kwalitatief onderzoek is inductief: in alle observaties die je in de sociale context doet, op
zoek gaan naar bredere patronen en die zijn weer theorievormend.
SPI(C)E:
- Setting: waar, in welke context?
- Perspective/population: wie?
- Interest: wat (wil je eigenlijk weten)?
- (Comparison: vergelijking met wie of wat?)
- Evaluation: welk resultaat?
5 september 2024: Hoorcollege 2
Zo worden gegevens verzameld:
- Kwalitatief interview: gesprek tussen 2 mensen, 1 op 1 gesprek, 1 stelt vragen 1
geeft antwoorden, je gaat niet heen en weer
- Focusgroep: 1 onderzoeker en een aantal respondenten die over een onderwerp
praten
- Observatie
- Bestaande gegevens
SPI(C)E:
Setting
Kwalitatief interview:
Gesprek waarin de interviewer vragen stelt aan de geïnterviewde over:
- ideeën
- motieven
- ervaringen
- (gedragingen)
met betrekking tot een sociaal fenomeen. De geïnterviewde is een informant of respondent.
Informant: expert of ervaringsdeskundige, iemand die niet per se direct tot de groep behoort
waar de onderzoeker onderzoek naar doet, soort voor onderzoek om een ideeen te krijgen
wat je je daadwerkelijke respondenten zou willen vragen (als je helemaal blanco bent over
een onderwerp om alvast een beetje info te generen en ideeën te krijgen over vragen die je
wilt stellen aan je respondenten)
In een focusgroep is meer dan een groepsinterview. Het is erop gericht dat de respondenten
met elkaar in gesprek gaan, dus de interviewer is meer een moderator. Hoopt door de type
vragen die gesteld worden dat als iemand wat zegt dat een ander dat herkent of juist niet
mee eens is en ze zo elkaar weer op nieuwe ideeën brengen. De interactie tussen de
deelnemers is waar de onderzoeker vooral in is geïnteresseerd. Dit vermindert de
anonimiteit en vertrouwelijkheid.
Groepssamenstelling focusgroep:
- moderator
- 6-10 personen (via één van de genoemde steekproefmethoden)
→ bij voorkeur homogene groep qua achtergrond
→ wel een breed scala aan ervaringen: heterogeen
Proberen de voorwaarde te scheppen dat ze hun eerlijke mening durft te geven
, maar niet te veel dezelfde ervaringen want zo kom je niet op nieuwe ideeën/breder beeld
van de situatie als onderzoeker. Het onderwerp is meer specifiek.
Als onderzoeker bewust van zijn dat hij veel invloed heeft op de resultaten van het interview
(bijv. kwaliteit van vragen etc.) Je kan ook iemand inhuren, zoals een ouderejaarsstudent of
prof interviewer (complete buitenstaander die je kan trainen in wat je wilt en dus geen
invloed vanuit onderzoeker, heeft wel z'n voor- en nadelen want buitenstaander weet nooit
exact wat de onderzoeker wilt). Door iemand in te huren zou je een klein beetje de barrière
weg kunnen nemen om over een gevoelig onderwerp te praten. De onderzoeker (of
ingehuurde) is nadrukkelijk aanwezig bij de dataverzameling.
Echte kwalitatieve onderzoekers doen eigenlijk nooit
vragenlijsten want je kan niet doorvragen (blijft toch een
optie). Ongestructureerd: geeft een onderwerp aan en doet
verder niet veel. Kwalitatief interview. Semi-gestructureerd:
wel topiclijst. Kwalitatief interview. Subonderwerpen en
startvragen, en dan wel zien waar de respondent het heen
brengt. Stel nog helemaal geen theorie dan ongestructureerd
want je kan nog geen subonderwerpen bedenken. Als er al
iets van een theorie is dan semi-gestructureerd.
SPI(C)E:
Perspective
Participanten kunnen worden geselecteerd op
bijvoorbeeld:
- Participanten die eenvoudig te bereiken zijn
- Participanten die al een groepje vormen
- Participanten die voldoen aan hele specifieke
voorwaarden
Doelgerichte steekproef (purposive sample): de onderzoeker gaat op zoek naar
participanten die voldoen aan hele specifieke voorwaarden.
- Case study logic: onderzoeker gaat op zoek naar 1 specifieke case, bij doelgerichte
steekproeven gaan we ervan uit dat de case een persoon is. De onderzoeker gaat op
zoek naar specifieke individuen die belangrijke info kunnen geven. Elk verhaal is
relevant voor de onderzoeker, elk verhaal is waardevol en draagt bij aan beter
begrip. De onderzoeker wil een zo breed mogelijk beeld krijgen van de situatie.
- Sample for range: de onderzoeker gaat op zoek naar een zo breed mogelijk scala
aan ervaringen
Andere soort steekproeven
- Gemakssteekproef (convenience sample): participanten die eenvoudig te bereiken
zijn.
- Quota steekproef: doelgerichte of gemakssteekproef met een voorwaarde voor
aantallen binnen een groep.
- Sneeuwbalsteekproef: populaties die moeilijk te vinden zijn of niet zomaar te
herkennen zijn binnen een samenleving. Dus via andere participanten nieuwe
vinden, of de deelnemers een of meer anderen willen aanbevelen. Vaak deelnemers