100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Notas de lectura

Uitwerkingen werkcolleges Vennootschapsbelasting week 1 t/m 7 24-25 RuG

Puntuación
-
Vendido
1
Páginas
39
Subido en
21-05-2025
Escrito en
2024/2025

In dit document mijn eigen uitwerkingen van de werkcolleges / werkgroepen Vennootschapsbelasting week 1 tot en met 7 van schooljaar aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ik ben bij alle werkcolleges aanwezig geweest en heb zo goed mogelijk meegeschreven met de uitleg van de docent, om de opgave stap voor stap te kunnen beantwoorden en de systematiek zo goed mogelijk te kunnen begrijpen. In het document zijn alle werkgroepopgaven opgenomen, met daarbij de antwoorden, eventuele extra uitleg en toelichting die erbij gegeven werd schuin gedrukt. Zelf heb ik het tentamen in de eerste kans gehaald!

Mostrar más Leer menos
Institución
Grado











Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

Subido en
21 de mayo de 2025
Número de páginas
39
Escrito en
2024/2025
Tipo
Notas de lectura
Profesor(es)
/
Contiene
Todas las clases

Temas

Vista previa del contenido

Week 1: Vraagstukken subjectieve belastingplicht en winst (1)

1.
Wat is de betekenis van art. 2, lid 6, Wet VPB 1969 voor de toepassing van de
vennootschapsbelasting? Bestaat een vergelijkbaar voorschrift als in art. 2, lid 6, Wet VPB
1969 onder omstandigheden ook voor andere lichamen dan genoemd in art. 2, lid 6, Wet
VPB 1969? Zo ja, waarom is dit voorschrift ingevoerd?


De genoemde lichamen (waaronder de belangrijkste: BV en NV) kennen een
ondernemingsfictie: geacht met hun gehele vermogen een onderneming te drijven en
vermogensetikettering: alle activa en passiva worden geacht om ondernemingsvermogen te
zijn en dus belaste winst te genereren. Dus ook eventuele beleggingswinsten. Altijd geacht
een onderneming te drijven, ook bij een beleggings- of een lege BV. Ook altijd één en
dezelfde BV, 5 verschillende activiteiten binnen de BV gelden als één en dezelfde
onderneming, zowel wanneer dit gelijktijdig als na elkaar wordt uitgevoerd.
Voordeel: gebruikmaken van de HIR kent veel meer mogelijkheden (bij IB alleen binnen één
onderneming), bij Vpb wordt het gezamenlijk als één onderneming gezien, dus meer
investeringsmogelijkheden voor de HIR. Pand verkocht als patatwinkel, boekwinst kan
gebruikt worden voor een nieuw pand waarin je schaatsen gaat slijpen.
Artikel 12a; handel in BV’s met HIR voorkomen, handel in aandelen in beherend
vennootschappen.
2 6 maakt handel in deze HIR BV’s mogelijk, wetgever getracht dit te voorkomen door 12a
en 20a Vpb.
Heffing obv 2 lid 6 = integrale belastingplicht.

Vergelijkend voorschrift: artikel 2 lid 10; vereniging of stichting (lichaam als bedoeld in 2 1 e)
+ ook kwalificeren als culturele instelling betrokken in de vpb voor zover en indien een
onderneming wordt gedreven, maar culturele instellingen kunnen opteren voor 2 lid 6 en
hiermee alleen geacht worden om ondernemingsvermogen te hebben.
Wanneer/ waarom zou je dit doen: als met een deel verlies wordt geleden (deel = dan het
niet-ondernemingsvermogen = het culturele gedeelte), hiermee kan dit verlies alsnog
aftrekbaar worden voor de vpb.
Museum: verlies 2000 / café winst 3000 → door te opteren voor integrale
belastingplicht niet vpb betalen over 3000, maar over 1000. Optie staat vast
voor 10 jaar, je kunt dus niet elk jaar kiezen om wel of niet te opteren.


2.
De stichting X, gevestigd in Nederland, heeft als doel de bevordering van de rockmuziek in
Nederland. Aanvankelijk oefende zij haar activiteiten zonder winstoogmerk uit, maar na
verloop van enkele jaren kwam zij tot de ontdekking dat haar activiteiten goed in de markt
liggen en dat daarmee aanzienlijke winsten kunnen worden behaald. Om die reden is de
stichting met ingang van het lopende jaar naar winst gaan streven. Daartoe heeft zij op dat
moment haar statuten en bedrijfsvoering aangepast en heeft zij een openingsbalans voor de
vennootschapsbelasting opgesteld.
Op deze balans is onder meer een post goodwill van € 1.000.000 vermeld. In de loop van
het jaar blijkt dat de winstverwachtingen meer dan uitkomen. Het resultaat over het lopende

,jaar bedraagt € 200.000. Hoewel op dit bedrag alle naar het oordeel van de stichting
relevante kosten in aftrek zijn gebracht, is nog geen rekening gehouden met een reservering
van € 140.000 die de stichting heeft gedaan in verband met een over een tweetal jaren te
houden tentoonstelling over de geschiedenis van de rockmuziek.
Geef aan wat de gevolgen van bovenstaande feiten zijn voor de heffing van de
vennootschapsbelasting van de stichting X. Beschrijf indien aanwezig meerdere mogelijkheden.
U mag ervan uitgaan dat in de jaren voorafgaand aan het lopende jaar geen sprake was van
belastingplicht voor de vennootschapsbelasting.


Belastingplichtig op grond van 2 1 e (voor zover en indien een onderneming drijven). Eerder:
zonder winstoogmerk geen materiële onderneming en geen belastingplicht voor de vpb. Op
moment ontstaan belastingplicht een openingsbalans opstellen tegen de WEV. Goodwill voor 1
miljoen op openingsbalans, maar mag hier niet opstaan, krijgt pas waarde zodra stichting naar
winst gaat streven. Goodwill is toekomstige overwinst, kent pas waarde wanneer er naar winst
gestreefd gaat worden. Winsten moeten in de toekomst wel worden belast, als je goodwill gaat
activeren kun je deze afschrijven ten laste van de winst en kunnen de toekomstige overwinsten
niet worden belast = reden niet activeren van goodwill. Zelf gekweekte goodwill NIET op balans.
Gekochte goodwill MOET worden geactiveerd tegen de dan geldende marktwaarde.
Zelf gekweekte goodwill mag ook niet op eindbalans als aan belastingplicht van vereniging of
stichting een einde komt doordat winstoogmerk stopt, wel wanneer deze zou worden verkocht.

Winst 200.000 / reservering 140.000. Kosten zijn nog niet gemaakt, komen in de komende 2 jaar.
MAAR faciliteit Vpb voor culturele instellingen: bestedingsreserve artikel 12. Lichamen aangemerkt
als culturele instellingen kunnen bestedingsreserve vormen. Kosten voor toekomstige activiteiten
in eerder jaar in aftrek brengen, namelijk in een jaar waarin deze kosten worden gereserveerd.
140.000 mag dus in aftrek van de winst worden gebracht, de winst voor de vpb is dus 60.000.
Moet er daadwerkelijk vpb over dit bedrag worden betaald? Lichamen met kleine winst: artikel 6 -
subjectieve vrijstelling. 2 1 e = vereniging of stichting. IN lopende jaar niet meer winst dan 15.000
of niet in de afgelopen 4 jaren en deze 75.000 (onder één van de plafonds zitten), dan een
subjectieve vrijstelling.
Winst is 60.000, dit is hoger dan 15.000, maar blijft wel binnen de grens van 75.000. GEEN recht
op de vrijstelling, artikel 6 lid 1; grens bepalen met uitzondering van de bestedingsreserve (12a).
WInst was dus niet 60.000, maar 200.000, dus er geldt GEEN subjectieve vrijstelling. Vpb betalen
over 60.000, want de reservering is wel degelijk aftrekbaar.

STEL: ook een niet-ondernemingsgedeelte waarmee verlies wordt geleden. Opteren voor integrale
belastingplicht op grond van 2 lid 10, hiermee is verlies aftrekbaar en wordt de winst lager.


3.
X, een naar Belgisch recht opgerichte aandelenvennootschap, heeft haar bedrijf, het
produceren van zuivelproducten voor de wereldmarkt, gedurende een groot aantal jaren
vanuit Nederland geleid. Met ingang van het lopende jaar heeft zij haar feitelijke leiding
vanuit Breda overgeplaatst naar Antwerpen (België).
Beschrijf de mogelijke gevolgen van het vertrek van de leiding uit Nederland van X voor de
heffing en de betaling van de vennootschapsbelasting. Veronderstel hierbij dat in de
onderneming van X stille reserves en niet-geactiveerde goodwill aanwezig zijn.

,Opgericht naar Belgisch recht, feitelijke leiding verplaatst van NL naar BE = emigratie
(beslissingen voortaan vanuit hier genomen). Afrekenen over goodwill en stille reserves,
afrekenen conform 15c, niet naar NLs recht (en dus vreemd recht) opgerichte lichamen, dan
altijd afrekenen wanneer de feitelijke leiding wordt verplaatst.
Waarover: stille reserves, fiscale reserves en niet-geactiveerde goodwill = meerwaarde,
alleen wanneer die schuilen in activa waarvoor NL het heffingsrecht verliest.
Wanneer verliest NL niet het heffingsrecht = met een vaste inrichting in NL, heffingrecht
over onroerend goed daar waar onroerend goed is gelegen, NL verliest dan het
heffingsrecht niet wanneer deze stille reserves in het pand zitten. Dus alleen afrekenen over
stille reserves van activa die meegaan naar het buitenland.
Over niet-geactiveerde goodwill moet altijd worden afgerekend, deze wordt toegerekend aan
het bestuur en deze verplaatst naar het buitenland.
Eventueel uitstel van betaling (5 jaar, vijf jaarlijkse gelijke termijnen) over het afrekenen
conform 25b Inv wanneer er wordt geemigreerd naar een land binnen de EU of EER.

Waarheen verhuizen in dit kader niet relevant = altijd afrekenen vanwege naar vreemd recht
opgericht lichaam.

Emigreren van een naar Nlse recht opgericht lichaam wel afrekenen wanneer er wordt
geemigreerd naar een verdragsland (BRK, BRN), ivm fictie 2 lid 5 in principe nog steeds
binnenlands belastingplichtig, maar belastingverdragen bepalen uiteindelijk wie er heft. Op
grond van verdragen verliest NL de heffingsbevoegdheid dus ook afrekenen conform 15c.
Emigreren naar land zonder verdrag: NIET afrekenen, er is geen verdrag dat zorgt dat NL
niet mag heffen, op grond van 2 5 Vpb blijft dit lichaam binnenlandse belastingplichtig.
Verdragsland binnen EU = mogelijkheid tot uitstel conform 25b (alleen wanneer binnen de
EU, ander soort onderscheid dan het wel of niet afrekenen).

Exitheffing over meerwaarde bij de uitstelregeling altijd gebaseerd op moment van
emigreren. Waarde van een jaar later en het verlies of de groei hiervan is niet relevant.
Afrekenen over waarde op moment van emigratie.

Stille reserves: waar schuilen deze in → wel of niet afrekenen
Niet-geactiveerde goodwill → ALTIJD afrekenen


4.
X is woonachtig in Y-land. Hij is mededirecteur en groot-aandeelhouder van de in Groningen
gevestigde X BV. X BV is als assurantiebemiddelaar voor de internationale
zeescheepvaart werkzaam. Dankzij moderne IT-voorzieningen is X in staat een groot deel
van zijn werkzaamheden voor X BV vanuit Y-land te verrichten. X komt daarom gemiddeld
maar één week per maand naar Nederland om vanuit het kantoor in Groningen, waar nog
vier (andere) medewerkers van X BV werkzaam zijn, de rest van zijn werk voor X BV te
verrichten. Ondanks X’s beperkte aanwezigheid in Nederland is hij ongeveer 160 uur per
maand werkzaam voor X BV. Voor het lopende jaar is met hem een brutosalaris
afgesproken van € 20.000 (voor het gehele jaar). Geef aan wat de gevolgen van deze feiten
zijn voor de vennootschapsbelasting. Beschrijf indien aanwezig meerdere mogelijkheden.

, Loon is 20.000, dit is heel erg laag en dus sprake van informeel kapitaal. Hier informeel
kapitaal in de kosten/batensfeer. X BV bespaart geld op loonkosten, had aan iedere andere
derde veel meer moeten betalen en X had veel meer loon ontvangen bij een ander bedrijf.
Stel andere werknemers krijgen 100.000, hiermee een informele kapitaalstorting van
80.000. Eigen BV bespaart kosten en dus is de winst van de BV hoger.

Totaalwinst begrip: winst geschoond van aandeelhoudersmotieven. Hoewel er maar 20.000
is betaald, hadden ze aan anderen 100.000 moeten betalen, dus wordt er gedaan alsof
100.000 betaald. 100.000 aftrekbaar, gelijke behandeling wanneer zoals nu 20.000 betaald
of wanneer een gewone werknemer in dienst en wel 100.000 betalen. (= gunstig voor BV)
Bepaling: 10 1 g; voorwaarde dat hoge aftrek alleen kan dat bij DGA het verschil tussen
beide bedragen (80.000) in de belasting wordt betrokken die naar NLse maatstaven redelijk
is. Is dat het geval bij meneer X? Wie mag er heffen; NL of Y-land = kijken naar
belastingverdrag. Wanneer NL mag heffen wordt er een redelijke heffing geheven vanwege
12a LB (gebruikelijk loon bepaling), dus LB inhouden over 100.000. Wanneer Y-land mag
heffen is de daadwerkelijke heffing bepalend, heffen zij over 20.000 of over 100.000? Heffen
over 20.000 betekent dat X BV maar 20.000 mag aftrekken. Helemaal geen verdrag: NL
mag heffen en deze zal heffen over 100.000 en dus 100.000 aftrekbaar.


5.
P, natuurlijk persoon en wonend in Nederland, is houder van alle aandelen K Holding BV en
K Holding BV is op haar beurt aandeelhouder van alle aandelen K BV. Beide
vennootschappen zijn in Nederland gevestigd, maar vormen geen fiscale eenheid voor de
vennootschapsbelasting. K BV maakt kleding en heeft in de loop van het jaar een partij
kleding geleverd aan L Ltd. L Ltd. is een in Hong Kong gevestigde vennootschap die volledig
in handen is van Q, een zoon van P. Voor deze levering is een prijs van € 2 mln. berekend,
terwijl L Ltd. voor een vergelijkbare levering van een derde een offerte had ontvangen met
een prijs van € 5 mln. P is commissaris bij L Ltd. Geef aan wat de gevolgen van het
bovenstaande zijn voor de heffing van de vennootschapsbelasting van K Holding BV en K
BV. Ga daarbij ook in op bewijsrechtelijke aspecten.


Er is hier vermoedelijk sprake van een middellijke uitdeling van € 3 mln. omdat de prijs voor
de partij kleding bezien vanuit het perspectief van K BV te laag is, terwijl het voordeel
waarschijnlijk op instigatie van P, de uiteindelijke aandeelhouder van K BV, terechtkomt bij
een vennootschap van P’s zoon. Zie art. 8, lid 1, Wet VPB 1969. De uitdeling verloopt
tussen K BV en K Holding BV, en vervolgens tussen K Holding BV en P. Zie BNB 1993/41.

Dat sprake is van een winstuitdeling moet in beginsel door de Belastingdienst worden
bewezen, omdat zij zich naar mag worden aangenomen op dit verschijnsel zal beroepen.
Gegeven de relaties tussen de partijen kan voor het bewijs in dit verband worden volstaan
met het aantonen van een aanzienlijk prijsverschil tussen de overeengekomen prijs en de
zakelijke prijs. Dit bewijs zal relatief eenvoudig zijn te brengen. Zie BNB 1997/42.
K BV kan overigens nog pogen tegenbewijs te leveren.Overigens zal in deze situatie ook
art. 8b Wet VPB 1969 van toepassing zijn omdat P niet alleen aandeelhouder is van de K-
groep maar ook deelneemt aan het toezicht op L Ltd. (lid 1 en 2). Met betrekking tot de
$11.80
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada

Conoce al vendedor

Seller avatar
Los indicadores de reputación están sujetos a la cantidad de artículos vendidos por una tarifa y las reseñas que ha recibido por esos documentos. Hay tres niveles: Bronce, Plata y Oro. Cuanto mayor reputación, más podrás confiar en la calidad del trabajo del vendedor.
lbr77 Nhl stenden
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
79
Miembro desde
4 año
Número de seguidores
4
Documentos
13
Última venta
3 semanas hace

4.3

10 reseñas

5
5
4
3
3
2
2
0
1
0

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes