BLOK 1.1: onderwijsgroepen
OG4: ICF (international classification of functioning)
1. Wat is ICF?
= International Classification of Functioning, disability and health
ref. kader paramedische opleiding
ICF gaat uit v medisch en sociaal aspecten
o Sociaal: integratie v mensen id samenleving
= universeel classificatiesysteem
o gebaseerd biopsychosociaal model (PEO-model) (biomedische, psychologische en
sociale factoren, mede bepalend vr ziekte en G), rek houdend met pers- en omg
factoren die betrekking hebben op G-toestand vd cliënt
o Gaat uit van integratie, 2 tegenovergestelde modellen (sociaal/medisch)
Menselijk functioneren
o Functie – activiteit – participatie
Geen ET model
WHO = World Health Organisation
ICF-CY = ICF - Children and Youth
schematische voorstelling v dynamische relatie tss het functioneren, de beperkingen en de
contextuele factoren
ICF als gezamenlijke taal ((Uniforme taal))
Doel: met begrippenapparaat basis leggen voor gemeenschappelijke standaardtaal voor
versch. hulpverleners
3 niveaus
o orgaanniveau (stoornissen)
o het niveau v activiteiten (beperkingen)
o maatschappelijk niveau (handicaps)
, ICF heeft 2 typeringen vr activiteiten + participatie
o uitvoering = performance, wat een individu doet in zijn omgeving
o vermogen= capacity, wat een individu kan zonder (hulp)middelen --> nagaan wat
aangepast moet worden in omgeving
Componenten
Functioneren zelf, medische factoren
o Activiteit en participatie
Activiteit= uitvoering van taak of actie door een individu
Participatie= betrokkenheid in een levenssituatie
o Functies en anatomische eigenschappen
Functies= fysiologische en mentale eigenschappen vh menselijk organisme
(pijn, spraak, ...)
Anatomische eigenschappen= positie, aanwezigheid, vorm en continuïteit
van onderdelen vh menselijk lichaam (organen, ledematen)
Beïnvloedende factoren ((Belemmerend of ondersteunend))
- Belemmerend (VB: trap (rolstoel)) --> extern
- Ondersteunend: (VB: hellend vlak (rolstoel)) --> extern
Externe factoren
- Fysiek: ( Onmiddellijke omgeving)
- Sociaal: ( Sociale verbanden in omgeving van individu)
Persoonlijke factoren
- Iemands individuele achtergrond (VB: leeftijd, ras, ...)
2. wat zijn de verschillende onderdelen binnen ICF?
1.1Gezondheidstoestand
Op vlak v functioneren
o Op 3 perspectieven vh menselijk functioneren
biomedisch perspectief (Bv. ledematen, organen,...)
perspectief menselijk handelen (Bv. zitten, schoonmaken,...)
perspectief v participatie (Bv. deelnemen in verkeer, werk hebben,...)
o classificatiesysteem:
OG4: ICF (international classification of functioning)
1. Wat is ICF?
= International Classification of Functioning, disability and health
ref. kader paramedische opleiding
ICF gaat uit v medisch en sociaal aspecten
o Sociaal: integratie v mensen id samenleving
= universeel classificatiesysteem
o gebaseerd biopsychosociaal model (PEO-model) (biomedische, psychologische en
sociale factoren, mede bepalend vr ziekte en G), rek houdend met pers- en omg
factoren die betrekking hebben op G-toestand vd cliënt
o Gaat uit van integratie, 2 tegenovergestelde modellen (sociaal/medisch)
Menselijk functioneren
o Functie – activiteit – participatie
Geen ET model
WHO = World Health Organisation
ICF-CY = ICF - Children and Youth
schematische voorstelling v dynamische relatie tss het functioneren, de beperkingen en de
contextuele factoren
ICF als gezamenlijke taal ((Uniforme taal))
Doel: met begrippenapparaat basis leggen voor gemeenschappelijke standaardtaal voor
versch. hulpverleners
3 niveaus
o orgaanniveau (stoornissen)
o het niveau v activiteiten (beperkingen)
o maatschappelijk niveau (handicaps)
, ICF heeft 2 typeringen vr activiteiten + participatie
o uitvoering = performance, wat een individu doet in zijn omgeving
o vermogen= capacity, wat een individu kan zonder (hulp)middelen --> nagaan wat
aangepast moet worden in omgeving
Componenten
Functioneren zelf, medische factoren
o Activiteit en participatie
Activiteit= uitvoering van taak of actie door een individu
Participatie= betrokkenheid in een levenssituatie
o Functies en anatomische eigenschappen
Functies= fysiologische en mentale eigenschappen vh menselijk organisme
(pijn, spraak, ...)
Anatomische eigenschappen= positie, aanwezigheid, vorm en continuïteit
van onderdelen vh menselijk lichaam (organen, ledematen)
Beïnvloedende factoren ((Belemmerend of ondersteunend))
- Belemmerend (VB: trap (rolstoel)) --> extern
- Ondersteunend: (VB: hellend vlak (rolstoel)) --> extern
Externe factoren
- Fysiek: ( Onmiddellijke omgeving)
- Sociaal: ( Sociale verbanden in omgeving van individu)
Persoonlijke factoren
- Iemands individuele achtergrond (VB: leeftijd, ras, ...)
2. wat zijn de verschillende onderdelen binnen ICF?
1.1Gezondheidstoestand
Op vlak v functioneren
o Op 3 perspectieven vh menselijk functioneren
biomedisch perspectief (Bv. ledematen, organen,...)
perspectief menselijk handelen (Bv. zitten, schoonmaken,...)
perspectief v participatie (Bv. deelnemen in verkeer, werk hebben,...)
o classificatiesysteem: