Kwantitatief criminologisch onderzoek
1
,HOC 1: vak overzicht
Vak voor studenten die later cijfers analyseren (vb.: parketcriminoloog etc)
9 studiepunten: doelstellingen
o
o
o
o
3 modules + permanente evaluatie
1. Module 1: probleemstelling, onderzoeksontwerp, rapportage (40% eindscore)
a. Pass or fail toets => 2 maart
b. Examen meerkeuze en een open vraag met nadruk op inzicht
Vb “korpschef wil nieuwe strategie en weten of die effectief is, stel een
onderzoek op.” => 22 april
2. Module 2: vragenlijsten en beschrijvende statistiek (20% eindscore)
a. Groeps taak 1: vragenlijst opstellen en importeren op qualtrics
=> 23 maart
b. Taak 2: uitvoeren van beschrijvende data-analyses in SPSS (pass or fail)
=> 6 april
3. Module 3: inductieve statistiek (40% eindscore)
a. Examen => 20 mei
Wetenschap = problemen oplossen
Hoe?
- Heldere vragen stellen (toont dat je inzicht hebt)
- Antwoorden formuleren (moet aan een aantal voorwaarden voldoen)
Popper op de achtergrond, heeft een duidelijke visie op wetenschap. Antwoorden altijd
maar verbeteren door de scherpst mogelijke kritieken op bestaande antwoorden te
formuleren.
Er is een continue strijd van antwoorden waardoor er goede en slechte antwoorden zijn.
Wat maakt de wetenschap nu specifiek? Welke problemen zijn
belangrijk voor criminologen?
Criminologen zijn mensen die zich met specifieke problemen gaan bezig houden.
4 categorieën met een oneindige hoeveelheid vragen
1. Hoe komen definities van deviatie tot stand?
2
, a. Wat is normaal? wat is abnormaal? en waarom denken wij dat zo?
(vb.: visie op drugs)
2. Wie overtreedt die normen en waarom? Wie is het slachtoffer?
a. Zoals tijdens COVID
3. Hoe reageren wij op norm overtredingen?
a. Informeel (vb.: een duw krijgen) maar ook grote systemen zoals politie
gevangenis etc
4. Wat zijn de effecten daar nu van?
a. Meten van effecten van gevangenis op recidive
Je komt altijd wel in één van deze categorieën terecht.
Daarna problem solving = antwoorden formuleren = methodologie
Theorieën als antwoord op een vraag
Verschil tussen woord in volksmond en in wetenschap.
“tis maar een theorie” VS “ een theorie is altijd een antwoord op een vraag”
Adhv wetenschappelijk onderzoek gaan we verderbouwen op voorgaande studies door
te verfijnen of weerleggen.
Opnieuw de visie van popper!
Voorbeeld: schema van robert Agnew
3 soorten spanningen => negatieve emoties => criminaliteit
Duidelijk antwoord op de vraag ‘waarom plegen mensen feiten?’.
Als ik dit zie, dan verwacht ik als criminoloog een grotere kans op crimineel gedrag.
Hier kan je kritiek op hebben, dit is niet op alles toepasbaar, soms gaat die theorie van
Agnes niet op. Dus als we zo een theorie voor ons krijgen gaan we op zoek naar
voorbeelden om aan te geven dat die theorie niet klopt.
Hoe begin je aan een onderzoek?
1. Wat wil ik onderzoeken? (Thema)
a. Opgelegd door opdrachtgever
b. Naar aanleiding van gebeurtenis
c. Persoonlijke interesse
d. Gebaseerd op voorgaand onderzoek
2. Is er bestaande informatie?
a. Wat weten we al
b. Start een literatuuronderzoek obv voorlopige vraagstelling
3
, c. Relevantie wordt duidelijk
3. Hoe ga je opzoek naar informatie?
a. Vertalen en definiëren van onderzoeksbegrippen
b. Bepaal inclusie en exclusie criteria
4. Hoe ga ik mijn vraag beantwoorden?
Ik kies NIET voor empirisch onderzoek
4
1
,HOC 1: vak overzicht
Vak voor studenten die later cijfers analyseren (vb.: parketcriminoloog etc)
9 studiepunten: doelstellingen
o
o
o
o
3 modules + permanente evaluatie
1. Module 1: probleemstelling, onderzoeksontwerp, rapportage (40% eindscore)
a. Pass or fail toets => 2 maart
b. Examen meerkeuze en een open vraag met nadruk op inzicht
Vb “korpschef wil nieuwe strategie en weten of die effectief is, stel een
onderzoek op.” => 22 april
2. Module 2: vragenlijsten en beschrijvende statistiek (20% eindscore)
a. Groeps taak 1: vragenlijst opstellen en importeren op qualtrics
=> 23 maart
b. Taak 2: uitvoeren van beschrijvende data-analyses in SPSS (pass or fail)
=> 6 april
3. Module 3: inductieve statistiek (40% eindscore)
a. Examen => 20 mei
Wetenschap = problemen oplossen
Hoe?
- Heldere vragen stellen (toont dat je inzicht hebt)
- Antwoorden formuleren (moet aan een aantal voorwaarden voldoen)
Popper op de achtergrond, heeft een duidelijke visie op wetenschap. Antwoorden altijd
maar verbeteren door de scherpst mogelijke kritieken op bestaande antwoorden te
formuleren.
Er is een continue strijd van antwoorden waardoor er goede en slechte antwoorden zijn.
Wat maakt de wetenschap nu specifiek? Welke problemen zijn
belangrijk voor criminologen?
Criminologen zijn mensen die zich met specifieke problemen gaan bezig houden.
4 categorieën met een oneindige hoeveelheid vragen
1. Hoe komen definities van deviatie tot stand?
2
, a. Wat is normaal? wat is abnormaal? en waarom denken wij dat zo?
(vb.: visie op drugs)
2. Wie overtreedt die normen en waarom? Wie is het slachtoffer?
a. Zoals tijdens COVID
3. Hoe reageren wij op norm overtredingen?
a. Informeel (vb.: een duw krijgen) maar ook grote systemen zoals politie
gevangenis etc
4. Wat zijn de effecten daar nu van?
a. Meten van effecten van gevangenis op recidive
Je komt altijd wel in één van deze categorieën terecht.
Daarna problem solving = antwoorden formuleren = methodologie
Theorieën als antwoord op een vraag
Verschil tussen woord in volksmond en in wetenschap.
“tis maar een theorie” VS “ een theorie is altijd een antwoord op een vraag”
Adhv wetenschappelijk onderzoek gaan we verderbouwen op voorgaande studies door
te verfijnen of weerleggen.
Opnieuw de visie van popper!
Voorbeeld: schema van robert Agnew
3 soorten spanningen => negatieve emoties => criminaliteit
Duidelijk antwoord op de vraag ‘waarom plegen mensen feiten?’.
Als ik dit zie, dan verwacht ik als criminoloog een grotere kans op crimineel gedrag.
Hier kan je kritiek op hebben, dit is niet op alles toepasbaar, soms gaat die theorie van
Agnes niet op. Dus als we zo een theorie voor ons krijgen gaan we op zoek naar
voorbeelden om aan te geven dat die theorie niet klopt.
Hoe begin je aan een onderzoek?
1. Wat wil ik onderzoeken? (Thema)
a. Opgelegd door opdrachtgever
b. Naar aanleiding van gebeurtenis
c. Persoonlijke interesse
d. Gebaseerd op voorgaand onderzoek
2. Is er bestaande informatie?
a. Wat weten we al
b. Start een literatuuronderzoek obv voorlopige vraagstelling
3
, c. Relevantie wordt duidelijk
3. Hoe ga je opzoek naar informatie?
a. Vertalen en definiëren van onderzoeksbegrippen
b. Bepaal inclusie en exclusie criteria
4. Hoe ga ik mijn vraag beantwoorden?
Ik kies NIET voor empirisch onderzoek
4