Samenvatting maatschappijleer H3
3.1 Wat verstaan we onder politiek en waarin verschillen democratieën van
autoritaire regimes?
(Een staat is) soeverein = op een bepaald, duidelijk begrensd gebied het hoogste
gezag uitoefent en het geweldsmonopolie heeft
Politiek gaat over = het maken van keuzes waaraan allen in een staat zijn
gebonden
De meeste onderwerpen waarmee de politiek zich bezig houdt zijn van algemeen
belang, omdat veel mensen er nu of later mee te maken krijgen.
De naam democratie komt van de Griekse woorden: démos (volk) en kratein
(regeren).
Er zijn verschillende soorten
democratieën:
Directe democratie = burgers
stemmen zelf over belangrijke
beslissingen
Indirecte democratie (ook wel
representatieve democratie
genoemd)= volk kiest
vertegenwoordigers die de
beslissingen nemen en aan de
bevolking verantwoording moeten
afleggen over hun beleid.
Kenmerken van een democratie:
- Er is individuele vrijheid
- Er gelden politieke grondrechten
- Politie en leger hebben wettelijk beperkte bevoegdheden
- Er bestaat onafhankelijke rechtspraak
- Er is persvrijheid
Er is onderscheid te maken tussen 2 soorten representatieve democratieën:
Parlementair stelsel = bevolking kiest via verkiezingen een parlement, een
volksvertegenwoordiging. Dat parlement is het hoogste machtsorgaan.
Uitvoerende macht wordt gekozen door parlement en moet verantwoording
afleggen aan parlement. Staatshoofd is meestal niet gekozen en heeft beperkte
macht. Als dit staatshoofd een koning is spreken we van een constitutionele
monarchie.
Presidentieel stelsel = bevolking kiest een parlement én staatshoofd. Die heeft
vaak veel bevoegdheden. De president staat aan het hoofd van de regering, de
uitvoerende macht, en kan naar eigen keuze ministers benoemen en ontslaan.
Om zijn macht enigszins te beperken, mist hij in de meeste landen het zogeheten
ontbindingsrecht, het recht om het parlement te ontbinden.
, Nederland is nu een parlementaire democratie met een constitutionele vorst. Dat
we in een democratie leven zien we terug in onze Grondwet:
- Taken en bevoegdheden van de drie politieke machten staan nauwkeurig
omschreven. Zo is wettelijk vastgelegd dat een kamerlid niet tegelijkertijd
minister, lid van Raad van State of lid van Hoge Raad kan zijn.
- Alle Nederlands vanaf achttien jaar hebben het recht om te stemmen en
om verkozen te worden.
- De regels voor politieke besluitvorming zijn vastgelegd.
- De overheid laat de media vrij en moet er ook voor zorgen dat de media
over de juiste informatie kunnen beschikken.
Autoritair regime = de drie machten – wetgevende, uitvoerende en rechterlijke
macht – niet van elkaar gescheiden zijn, maar in de handen van een kleine groep
mensen
Dictatuur is hier de strengste vorm van waarbij sprake is van schending van
mensenrechten en politiek geweld
Kenmerken autoritair regime:
o Een machtenscheiding ontbreekt
o Er is geen onafhankelijke rechtsspraak
o Grondrechten worden niet gerespecteerd
o Oppositiepartijen zijn vaak verboden
o Er is vaak overheidsgeweld
o Bij verkiezingen is er vaak sprake van verkiezingsfraude,
manipulatie en geweld
o Er is geen persvrijheid (censuur)
Soorten autoritaire regimes:
o Ideologische, bijvoorbeeld gericht op de communistische
gedachtegoed
o Religieuze, wetgeving wordt door religie ingegeven
o Militaire, macht ligt duidelijk bij leger
3.2 Welke verschillende politieke stromingen zijn er?
Ideologie = een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste
richting van de samenleving
Een ideologie heeft standpunten over:
1. Normen en waarden
2. Sociaaleconomische verhoudingen. Hierin onderscheiden we linkse en
rechtse ideologieën (of het politiek midden = tussen links en rechts)
3.1 Wat verstaan we onder politiek en waarin verschillen democratieën van
autoritaire regimes?
(Een staat is) soeverein = op een bepaald, duidelijk begrensd gebied het hoogste
gezag uitoefent en het geweldsmonopolie heeft
Politiek gaat over = het maken van keuzes waaraan allen in een staat zijn
gebonden
De meeste onderwerpen waarmee de politiek zich bezig houdt zijn van algemeen
belang, omdat veel mensen er nu of later mee te maken krijgen.
De naam democratie komt van de Griekse woorden: démos (volk) en kratein
(regeren).
Er zijn verschillende soorten
democratieën:
Directe democratie = burgers
stemmen zelf over belangrijke
beslissingen
Indirecte democratie (ook wel
representatieve democratie
genoemd)= volk kiest
vertegenwoordigers die de
beslissingen nemen en aan de
bevolking verantwoording moeten
afleggen over hun beleid.
Kenmerken van een democratie:
- Er is individuele vrijheid
- Er gelden politieke grondrechten
- Politie en leger hebben wettelijk beperkte bevoegdheden
- Er bestaat onafhankelijke rechtspraak
- Er is persvrijheid
Er is onderscheid te maken tussen 2 soorten representatieve democratieën:
Parlementair stelsel = bevolking kiest via verkiezingen een parlement, een
volksvertegenwoordiging. Dat parlement is het hoogste machtsorgaan.
Uitvoerende macht wordt gekozen door parlement en moet verantwoording
afleggen aan parlement. Staatshoofd is meestal niet gekozen en heeft beperkte
macht. Als dit staatshoofd een koning is spreken we van een constitutionele
monarchie.
Presidentieel stelsel = bevolking kiest een parlement én staatshoofd. Die heeft
vaak veel bevoegdheden. De president staat aan het hoofd van de regering, de
uitvoerende macht, en kan naar eigen keuze ministers benoemen en ontslaan.
Om zijn macht enigszins te beperken, mist hij in de meeste landen het zogeheten
ontbindingsrecht, het recht om het parlement te ontbinden.
, Nederland is nu een parlementaire democratie met een constitutionele vorst. Dat
we in een democratie leven zien we terug in onze Grondwet:
- Taken en bevoegdheden van de drie politieke machten staan nauwkeurig
omschreven. Zo is wettelijk vastgelegd dat een kamerlid niet tegelijkertijd
minister, lid van Raad van State of lid van Hoge Raad kan zijn.
- Alle Nederlands vanaf achttien jaar hebben het recht om te stemmen en
om verkozen te worden.
- De regels voor politieke besluitvorming zijn vastgelegd.
- De overheid laat de media vrij en moet er ook voor zorgen dat de media
over de juiste informatie kunnen beschikken.
Autoritair regime = de drie machten – wetgevende, uitvoerende en rechterlijke
macht – niet van elkaar gescheiden zijn, maar in de handen van een kleine groep
mensen
Dictatuur is hier de strengste vorm van waarbij sprake is van schending van
mensenrechten en politiek geweld
Kenmerken autoritair regime:
o Een machtenscheiding ontbreekt
o Er is geen onafhankelijke rechtsspraak
o Grondrechten worden niet gerespecteerd
o Oppositiepartijen zijn vaak verboden
o Er is vaak overheidsgeweld
o Bij verkiezingen is er vaak sprake van verkiezingsfraude,
manipulatie en geweld
o Er is geen persvrijheid (censuur)
Soorten autoritaire regimes:
o Ideologische, bijvoorbeeld gericht op de communistische
gedachtegoed
o Religieuze, wetgeving wordt door religie ingegeven
o Militaire, macht ligt duidelijk bij leger
3.2 Welke verschillende politieke stromingen zijn er?
Ideologie = een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste
richting van de samenleving
Een ideologie heeft standpunten over:
1. Normen en waarden
2. Sociaaleconomische verhoudingen. Hierin onderscheiden we linkse en
rechtse ideologieën (of het politiek midden = tussen links en rechts)