Hoofdstuk 1
Rechtsvormen
Eenmanszaak = 1 eigenaar die de leiding heeft en volledig verantwoordelijk is
Vennootschap onder firma = 2 of meer eigenaren die samenwerken onder een
gemeenschappelijke naam, waarbij ze allemaal volledig apart verantwoordelijk zijn.
Besloten vennootschap = aandelen op naam
Naamloze vennootschap = aandelen kan iedereen kopen en niet op naam
Vereniging
Stichting
- Eenmanszaak en vennootschap onder firma zijn natuurlijk persoon = eigenaren verantwoordelijk voor
alles
- Bv, nv, vereniging, stichting zijn rechtspersonen = zelfstandige rechten en verplichtingen, maar alleen
verantwoordelijk voor het geld dat ze hebben ingebracht.
- Informatie die je gebruikt om beslissingen te nemen = beslissingsinformatie
- Informatie wordt gebruikt om verantwoording af te leggen = verantwoordingsinformatie
- Informatie wordt gebruikt om een terugkoppeling te krijgen = feedbackinformatie
Hoofdstuk 2
- Procentuele verandering= nieuw – oud/ oud x 100
- 1 % (promillage) = 0,001
- Ongewogen gemiddelde:
10 13 9 5 12
|
Plus elkaar delen door het aantal
- Gewogen gemiddelde =
Wf x waarde + wf x waarde + wf x waarde …… / totaal wegingsfactor (wf) = gemiddelde per …
- Index = waarde / basiswaarde x 100
- Index x index/ 100 = index
- Vreemde valuta = valuta uit een land buiten de eurozone
- Aankoop = wanneer je (bijv) Deense kronen wil kopen bij de bank
- Verkoop = wanneer je (bijv) Deense kronen wilt verkopen aan de bank
- Provisie = extra bedrag die bij aankoop/verkoop moet betalen, zodat de bank dekking heeft van haar
kosten.
Hoofdstuk 3
, Balans v/e bedrijf 1 jan 2022
Bezit (activa/ credit) Schuld (passiva/ debet)
- Vaste activa = gaan meerdere - Eigen vermogen (altijd bijzetten welk
productieprocessen mee soort ev en bij ev-winst ook wv-
Gebouwen rekening)
Machines Aandelenvermogen
Inventaris Reserves
Onverdeelde winst
- Vlottende activa= gaan 1 - Vreemd vermogen lang = opeisbaar
productieproces mee langer dan 1 jaar
Voorraad goederen Hypothecaire lening
Debiteuren (mensen die jou moeten Obligatielening
betalen)
- Liquide middelen - Vreemd vermogen kort = opeisbaar
Bank korter dan 1 jaar
Kas (contant geld) Te betalen bedragen (bijv. kosten)
Crediteuren (mensen die jij moet
betalen)
Bank
Totale activa (gelijk aan elkaar) Totale vermogen
Verlies – winstrekening Over januari 2022
Kosten Opbrengsten
- Inkoopwaarde - Omzet
- Bedrijfskosten
Winstsaldo ____________ Verliessaldo ________
Totaal (gelijk aan elkaar) Totaal
- Maximale bedrag tot waar je rood mag staan = kredietplafond
- Opstelling van vw – rekening is een scontrovorm met een debet en creditkant.
- Opstelling vw – rekening kan ook paginavorm dan komt alles onder elkaar
- Liquiditeitsbegroting = overzicht van verwachte ontvangsten en uitgaven
Hoofdstuk 5
,Verzekering = verplichting van verzekeraar tegen ontvangst van premie de verzekerde schadeloos te
stellen wegens verlies, diefstal of gemis van verwacht voordeel door een onzeker voorval.
2 soorten verzekeringen
- Schadeverzekering = uitkering afhankelijk van schade, nooit meer dan schadebedrag
- Sommenverzekering = uitkering niet afhankelijk van verlies of diefstal, maar tegen onzeker
ongeval.
Verzekeringsovereenkomst leg je vast in polis = afgesproken risico´s of onzekere elementen,
maximale vergoeding, hoogte premie (te betalen bedrag aan verzekering).
Over premie en bijkomende kosten betaal je 21% assurantiebelasting.
Schadeverzekeringen:
- Brandverzekering = dekt schade dat ontstaan is door brand (vaak geldt de verzekering voor
inbraak, water- en stormschade en diefstal). Maximaal uitkeerbare bedrag is verzekerde som (bedrag
dat is verzekerd in polis). Vaak ook indexclausule meegenomen = verzekerde som en premie
meegroeien met prijsstijgingen.
- Transportverzekering = schade dat ontstaat tijdens het vervoeren van goederen. Verzekering
waarmee een onderneming tegen financiële gevolgen van schade kan verzekeren. Goederen, laad-
en loskosten, imaginaire winst (winst dat zou gemaakt worden als er geen schade was) vergoed.
- Bedrijfsschadeverzekering = dekt financiële gevolgen door bedrijfsstilstand als gevolg van
brand, stormschade enz. Keert voor elke dag dat bedrijf stilstaat uitkering, ook mogelijk om de
imaginaire winst te krijgen (leidt wel tot hogere premie)
- Kredietverzekering = verzekering als klanten op rekening niet betalen. Het is geen 100%
uitkering verzekering dus onderneming heeft ook kredietrisico. Ook stelt verkoper kredietlimiet uit =
hoogte bedrag te verstrekken aan een (groep) klant(en).
Bijzondere vorm: exportkredietverzekering = beperkt risico dat buitenlandse afnemers niet betalen.
Dekt:
• Commerciële risico = afnemer kan/wil niet schuld afbetalen
• Politieke risico = geen geld ons land binnen kan komen
Om ervoor te zorgen dat exportkredietverzekeraar de verzekeringen kan dekken kunnen zij
herverzekeren bij Nederlandse Staat.
- Productaansprakelijkheidsverzekering = voorkomt dat fabrikanten producten verkopen die
bij gebruik gevaren kunnen opleveren. Ondernemingen kunnen dit afsluiten tegen de geldelijke
gevolgen van schadeclaims
- Aansprakelijkheidsverzekering = wanneer iemand (of iemand waar hij/zij verantwoordelijk
voor is) door schuld letselschade aan personen of schade aan zaken van personen toebrengt is die
persoon ervoor aansprakelijk. Soms wettelijk verplicht, bij bijv motor of auto (WA)
- Rechtsbijstandsverzekering = verzekeringsmaatschappij verleent hulp bij juridische
geschillen.
Schaderegelingen:
Schadebedrag = waarde van goederen die verloren zijn gegaan
Gezonde waarde = waarde van verzekerde goederen op het moment voordat schade ontstaat
Verzekerde som = waarde waarvoor alle goederen verzekerd zijn.
Verzekeringsbreuk = verzekerde som / gezonde waarde
Schade – uitkering = verzekerde som / gezonde waarde x schadebedrag
Als verzekerde som hoger is dan de gezonde waarde = oververzekering
Als verzekerde som lager is dan gezonde waarde = onderverzekering
Als verzekerde som / gezonde waarde kleiner is dan 1 = onderverzekeringsbreuk
Verzekeraar geeft bij bijzonder geval (ook bij onderverzekering) hele schadebedrag uit, want bij
inbraak wordt maar klein deel van alle goederen meegenomen dus dat vergoeden ze vaak voluit,
maar verzekeraar keert nooit meer uit dan verzekerde som = premier risqueverzekering.
Sommenverzekering:
, - Levensverzekering = verplichting waarbij verzekeraar een overeengekomen bedrag uit moet
keren op een moment dat verband houdt met het niet in leven zijn van een bepaalde persoon
Bedrag die je betaalt = koopsom (krijgt het in 1 keer terug)
• Verzekeraar (maatschappij)
• Verzekeringnemer (verzekeringsafsluitende)
• Verzekerde (om wie zijn leven het gaat)
• Begunstigde (wie de uitkering ontvangt)
- Lijfrenteverzekering = net als levensverzekering maar periodieke uitkeringen
- Pensioensverzekering = AOW-uitkering (uitkering als je in je werktijd hebt ingezet tijdens je
pensioen ontvang je deze) Tijdens werken premie ingehouden op loon om te kunnen geven aan nu
gepensioneerden en dat wordt later teruggegeven door andere werknemers. Veel werknemers
sluiten ook aanvullende pensioensverzekering af = oudedags- en/of nabestaandenpensioen.
Meest toegepaste pensioensstelsel = beschikbare-uitkeringssysteem dus uitkering is afhankelijk van
afgedragen premie, aaneengesloten pensioenfonds en gemiddelde loon tijdens dienstverband.
- Compagnonsverzekering = heeft te maken met vennootschap onder firma (twee of meer
eigenaren = vennoten, firmanten) is levensverzekering op leven van vennoten (compagnons), zodat
het firma blijft bestaan.
Investering in jezelf (bijv studeren) = human capital
Leren doe je levenslang – permanente educatie = bijscholen en omscholen
Sparen = geld niet direct uitgeven, maar op bankrekening zetten (wordt gebruikt om lening aan
anderen te geven)
Als beloning van sparen = rente/interest over gespaarde bedrag.
Sparen heeft risico´s
- Rentepercentage lager dan inflatiepercentage (koopkracht spaargeld neemt af) = daarvoor
bestaat depositogarantiestelsel (geregeld door DNB)
Lenen kan ook = over geleende bedrag rente betalen en geleende geld aflossen.
Banken zijn verplicht volgens wet van Consumentenkrediet jaarlijkse kostenpercentage te melden =
percentage interest + percentage kosten dat je werkelijk betaalt over geleende bedrag.
Jaarlijkse kostenpercentage = effectieve rentepercentage – bij bepalen ook rekening gehouden met
dat niet alle klanten terug kunnen betalen en extra kosten gemaakt moeten worden.
Onder 40.000 is er een maximum interestpercentage. Dus wettelijke rente + 12 procentpunten
(14%).
Effectieve rentepercentage x leningbedrag = financiëringskosten.
Bureau Kredietregistratie (BKR) = houdt bij wie hoeveel heeft geleend
Consumptief krediet = voor particulieren zonder zekerheid (want geen onderpand)
Kredietvormen:
- Doorlopend krediet = bank en consument bespreken samen opname limiet af en hoeveel
maanden tijd heeft om terug te betalen. Consument kan altijd afgeloste bedragen opnemen en
wordt maandelijks afgeschreven hoeveel hij/zij moet betalen. Voordelig voor de bank = hoeft maar
1x onderzoek in te stellen over kredietwaardigheden.
- Persoonlijke lening = in een keer een bepaald bedrag opgenomen voor bepaald doel.
Afgeloste bedragen mogen niet opgenomen mogen, kan alleen nieuwe lening aanvragen. Is
overzichtelijk, want vaste aflossing, rente en schuldbedrag liggen vast en moet in termijnen worden
betaald.
Doorlopend krediet en persoonlijk lening erg duur, want geen zekerheid voor de bank
- Koop en verkoop op afbetaling = iemand koopt iets op aanbetaling (20%), krijgt het mee en
betaalt overige plus interest in termijnen. Vb : duurzame consumptiegoederen (auto, wasmachine,
tv) koper is eigenaar bij aanbetaling.
- Huurkoop = verkoper eigenaar tot laatste betaling en daarna wordt eigendom overgedragen
aan koper.
Meer zekerheid bij koop en verkoop op afbetaling, huurkoop.
Hoofdstuk 6