epitheelweefsel
● =dekweefsel
● bestaat uit weefsels die structuren bedekken en uit klieren
● lagen cellen die in- of uitwendige oppervlakken bedekken
● klieren bestaan uit cellen die producten afscheiden (=> cellen van dekweefsel
afgeleid)
celverbindingstructuren
● koppelen individuele cellen aan elkaar tot een functionele eenheid
● 3 soorten
- afsluitende verbindingen/occludensverbindingen
● cellen verankeren aan elkaar
● impermeabele barrière vormen (=> geen diffusie van mol.)
● tight junction
● dunne darm
● concentratiegradiënt in actief transport stabiel houden
- hechtingsstructuren/ adherensverbindingen
● geven mechanische stevigheid aan groepen epitheelweefsel
● functioneren als samenhangende eenheden
● koppelen van cytoskelet van cellen aan elkaar en aan
onderliggende weefsels
● 2 typen cel verbindingsstructuren voor actinenetwerk
- zonula adhaerens: actine-filamentnetwerk koppelen
- adhesieplaten: actine-filamentnetwerk van cel plaatselijk
koppelen aan extracellulaire matrixeiwit
● 2 types cel verbindingsstructuren voor filamentnetwerk
- desomosomen/macula adhaerens: verbinden van
intermediaire filamentnetwerken
- hemidesmosomen: verbinden vh cytokeratine-intermediaire
filamentnetwerk aan extracellulaire matrix via
transmembraaneiwit
- communicatieverbindingen/gap junctions
● moleculen tussen cellen uitwisselen
● aanwezig in relatief lage dichtheid, hartspieren en gladde spieren
● ter hoogte van de apex vormt er een verbindingscomplex (junctional complex) of
sluitlijst
, oppervlaktespecialisaties
● structurele modificaties van het oppervlak
● belangrijkste aanpassing is toename in celoppervlak
→ bereikt door microvilli (borstelzoon/staafjeszoom); basolaterale plooien en
membraanplaques
● substanties kunnen langs het opp verplaatst worden dankzij trilharen of cilia
● microvilli: vingervormige uitsteeksels op apicale celoppervlak → toename celopp
- absorberende cellen
- nierbuisjes, epitheel van dunne darm
- vorm blijft behouden door bundel actinefilamenten (=> vormt kern in elke
villus en verankerd in actinecortex van cel)
● stereocilia: extreem lange vorm v microvilli
- epitheelcellen in bijbal
- sensoren van haarcellen van het orgaan Corti vh slakkenhuis vh inwendig
oor
● basolaterale plooien: diepe invaginaties van basale of laterale celopp
- vooral duidelijk bij cellen betrokken bij vloeistof- of ionentransport
- vaak gepaard met hoge concentratie mitochondriën
- cellen van de nierbuisjes
- buizen van secretoire klieren
- celopp vergroten door invaginatie van laterale celmembraan
- cellen die darm bekleden en betrokken zijn met absorptie
● membraanplaques: gespecialiseerde rigide gebieden van apicale celmem
- aangetroffen in epitheelcellen die urinewegen bekleden
- instulpen in cel wanneer blaas leeg is
- ontvouwen om luminale gebied cel vergroten wanneer cel vol is
● cilia: haarachtige beweeglijke uitsteeksels op apicale opp
- cellen die bij transport betrokken zijn
- rol bij voortbewegen van vloeistof over celopp
- bestaan uit axonema (=georganiseerde kern van parallelle microtubili)
- luchtwegen
- eileider (eicel vervoeren naar baarmoeder)
● =dekweefsel
● bestaat uit weefsels die structuren bedekken en uit klieren
● lagen cellen die in- of uitwendige oppervlakken bedekken
● klieren bestaan uit cellen die producten afscheiden (=> cellen van dekweefsel
afgeleid)
celverbindingstructuren
● koppelen individuele cellen aan elkaar tot een functionele eenheid
● 3 soorten
- afsluitende verbindingen/occludensverbindingen
● cellen verankeren aan elkaar
● impermeabele barrière vormen (=> geen diffusie van mol.)
● tight junction
● dunne darm
● concentratiegradiënt in actief transport stabiel houden
- hechtingsstructuren/ adherensverbindingen
● geven mechanische stevigheid aan groepen epitheelweefsel
● functioneren als samenhangende eenheden
● koppelen van cytoskelet van cellen aan elkaar en aan
onderliggende weefsels
● 2 typen cel verbindingsstructuren voor actinenetwerk
- zonula adhaerens: actine-filamentnetwerk koppelen
- adhesieplaten: actine-filamentnetwerk van cel plaatselijk
koppelen aan extracellulaire matrixeiwit
● 2 types cel verbindingsstructuren voor filamentnetwerk
- desomosomen/macula adhaerens: verbinden van
intermediaire filamentnetwerken
- hemidesmosomen: verbinden vh cytokeratine-intermediaire
filamentnetwerk aan extracellulaire matrix via
transmembraaneiwit
- communicatieverbindingen/gap junctions
● moleculen tussen cellen uitwisselen
● aanwezig in relatief lage dichtheid, hartspieren en gladde spieren
● ter hoogte van de apex vormt er een verbindingscomplex (junctional complex) of
sluitlijst
, oppervlaktespecialisaties
● structurele modificaties van het oppervlak
● belangrijkste aanpassing is toename in celoppervlak
→ bereikt door microvilli (borstelzoon/staafjeszoom); basolaterale plooien en
membraanplaques
● substanties kunnen langs het opp verplaatst worden dankzij trilharen of cilia
● microvilli: vingervormige uitsteeksels op apicale celoppervlak → toename celopp
- absorberende cellen
- nierbuisjes, epitheel van dunne darm
- vorm blijft behouden door bundel actinefilamenten (=> vormt kern in elke
villus en verankerd in actinecortex van cel)
● stereocilia: extreem lange vorm v microvilli
- epitheelcellen in bijbal
- sensoren van haarcellen van het orgaan Corti vh slakkenhuis vh inwendig
oor
● basolaterale plooien: diepe invaginaties van basale of laterale celopp
- vooral duidelijk bij cellen betrokken bij vloeistof- of ionentransport
- vaak gepaard met hoge concentratie mitochondriën
- cellen van de nierbuisjes
- buizen van secretoire klieren
- celopp vergroten door invaginatie van laterale celmembraan
- cellen die darm bekleden en betrokken zijn met absorptie
● membraanplaques: gespecialiseerde rigide gebieden van apicale celmem
- aangetroffen in epitheelcellen die urinewegen bekleden
- instulpen in cel wanneer blaas leeg is
- ontvouwen om luminale gebied cel vergroten wanneer cel vol is
● cilia: haarachtige beweeglijke uitsteeksels op apicale opp
- cellen die bij transport betrokken zijn
- rol bij voortbewegen van vloeistof over celopp
- bestaan uit axonema (=georganiseerde kern van parallelle microtubili)
- luchtwegen
- eileider (eicel vervoeren naar baarmoeder)