biomoleculen
koolhydraten
● samengesteld uit aantal koolstof, waterstof en zuurstofatomen
● verhouding: 1 C 2 H 1 O
● aanwezigheid van polaire hydroxylgroep (OH) → goed oplosbaar in water
=> snel vervoerd door het lichaam
● functie: energie voor de cel + structurele functie (door aanwezigheid in het
membraan)
● vorming en structuur van de molecule bepaald welk soort koolhydraat
monosacharide
● enkelvoudige koolhydraat molecuul
disacharide
● samenvoegen van 2 monosachariden
=> gebeurd door dehydratatiereactie
=> 1 OH groep van de ene molecuul vormt samen met 1 H atoom een
H2O molecuul
polysacharide
● samenvoegen van meer dan 2 monosachariden
● plantaardige polysacharide = zetmeel
vetten/lipiden
● samengesteld uit aantal koolstof, waterstof en zuurstofatomen
● lange keten van koolstof en wateratomen met op het einde: carboxylgroep (-COOH)
● alle koolstofatomen met elkaar verbonden? verzadigd/gesatureerd vetzuur
● 1 of meerdere dubbele bindingen? onverzadigde vetzuren
● functies: energievoorziening (vetten opslaan in vetweefsel) + signaalmolecule +
structurerende component in celmembraan
triglyceriden
● grootste groep van vetten in menselijk lichaam
● centrale glycerolmolecule waarvan 1, 2 of 3 vetzuren aan elkaar gekoppeld zijn via
dehydratatie
=> vorming covalente binding tussen hydroxylgroep v glycerolmolecule en
carboxylgroep v vetzuur
● energie vrijmaken uit triglyceriden? hydrolysereactie → vetzuren vrijmaken v glycerol
● eigenschappen
- verzadigde vetten: vast van vorm
- onverzadigde vetten: vloeibaar (door laag smeltpunt)
, fosfolipiden
● een glycerolmolecule waarbij de derde hydroxylgroep gekoppeld is met een
fosfaatgroep (PO43-) ter vervanging v een vetzuur
● aan de fosfaatgroep zit vaak een kleine polaire of geïoniseerde groep
=> hierdoor zowel een polair (hydrofiel) als een apolair (hydrofoob) gedeelte
(=amfifiel)
● in een waterig milieu: polair in contact met water en apolair vormt een cluster
steroïden
● grote vetmoleculen (van oorsprong cholesterolmoleculen)
● steraanskelet: verbinding van 4 ringstructuren uit koolstofatomen, vergezeld van
enkele polaire hydroxylgroepen
● niet-oplosbare vetten die door transporteiwitten door het lichaam moeten worden
vervoerd
eiwitten (voorbeeld: insuline)
● opgebouwd uit aminozuren
=> bestaat uit:
- aminogroep
- carboxylgroep
- side chain
=> bepaald de functie
● 3 soorten aminozuren:
- hydrofiel: waterbruggen
- hydrofoob: waterafstotend
- geladen: reageren goed met andere geladen moleculen
● structuur
- primaire structuur
- de aminozuursequentie
- vorming van polypeptideketens
- secundaire structuur
- lokale vouwing van polypeptide in ruimtelijk structuurelement
- alpha helix of beta-plaats structuur
- tertiaire structuur
- driedimensionale vouwing van de polypeptide
- structuur hangt af van de aminozuursequentie
- quaternaire structuur
- de vorming van een driedimensionale structuur vanuit verschillende,
afzonderlijk gevouwen polypeptides
● functies:
- defensie
- transport
- communicatie
- opslag
- enzymes
- structuur
koolhydraten
● samengesteld uit aantal koolstof, waterstof en zuurstofatomen
● verhouding: 1 C 2 H 1 O
● aanwezigheid van polaire hydroxylgroep (OH) → goed oplosbaar in water
=> snel vervoerd door het lichaam
● functie: energie voor de cel + structurele functie (door aanwezigheid in het
membraan)
● vorming en structuur van de molecule bepaald welk soort koolhydraat
monosacharide
● enkelvoudige koolhydraat molecuul
disacharide
● samenvoegen van 2 monosachariden
=> gebeurd door dehydratatiereactie
=> 1 OH groep van de ene molecuul vormt samen met 1 H atoom een
H2O molecuul
polysacharide
● samenvoegen van meer dan 2 monosachariden
● plantaardige polysacharide = zetmeel
vetten/lipiden
● samengesteld uit aantal koolstof, waterstof en zuurstofatomen
● lange keten van koolstof en wateratomen met op het einde: carboxylgroep (-COOH)
● alle koolstofatomen met elkaar verbonden? verzadigd/gesatureerd vetzuur
● 1 of meerdere dubbele bindingen? onverzadigde vetzuren
● functies: energievoorziening (vetten opslaan in vetweefsel) + signaalmolecule +
structurerende component in celmembraan
triglyceriden
● grootste groep van vetten in menselijk lichaam
● centrale glycerolmolecule waarvan 1, 2 of 3 vetzuren aan elkaar gekoppeld zijn via
dehydratatie
=> vorming covalente binding tussen hydroxylgroep v glycerolmolecule en
carboxylgroep v vetzuur
● energie vrijmaken uit triglyceriden? hydrolysereactie → vetzuren vrijmaken v glycerol
● eigenschappen
- verzadigde vetten: vast van vorm
- onverzadigde vetten: vloeibaar (door laag smeltpunt)
, fosfolipiden
● een glycerolmolecule waarbij de derde hydroxylgroep gekoppeld is met een
fosfaatgroep (PO43-) ter vervanging v een vetzuur
● aan de fosfaatgroep zit vaak een kleine polaire of geïoniseerde groep
=> hierdoor zowel een polair (hydrofiel) als een apolair (hydrofoob) gedeelte
(=amfifiel)
● in een waterig milieu: polair in contact met water en apolair vormt een cluster
steroïden
● grote vetmoleculen (van oorsprong cholesterolmoleculen)
● steraanskelet: verbinding van 4 ringstructuren uit koolstofatomen, vergezeld van
enkele polaire hydroxylgroepen
● niet-oplosbare vetten die door transporteiwitten door het lichaam moeten worden
vervoerd
eiwitten (voorbeeld: insuline)
● opgebouwd uit aminozuren
=> bestaat uit:
- aminogroep
- carboxylgroep
- side chain
=> bepaald de functie
● 3 soorten aminozuren:
- hydrofiel: waterbruggen
- hydrofoob: waterafstotend
- geladen: reageren goed met andere geladen moleculen
● structuur
- primaire structuur
- de aminozuursequentie
- vorming van polypeptideketens
- secundaire structuur
- lokale vouwing van polypeptide in ruimtelijk structuurelement
- alpha helix of beta-plaats structuur
- tertiaire structuur
- driedimensionale vouwing van de polypeptide
- structuur hangt af van de aminozuursequentie
- quaternaire structuur
- de vorming van een driedimensionale structuur vanuit verschillende,
afzonderlijk gevouwen polypeptides
● functies:
- defensie
- transport
- communicatie
- opslag
- enzymes
- structuur