2024-2025
Huwelijksvermogensrecht
Werkgroep 1 2
Opgaven 2
Werkgroep 2 6
Opgaven 6
Aantekeningen 8
Werkgroep 3 9
Opgaven 9
Aantekeningen 11
1
, Werkgroep 1
Opgaven
Opgave 1:
1. Uit de rechtspraak blijkt dat dit alle kosten zijn die dienstbaar zijn aan het lichamelijk
en geestelijk welzijn van de echtgenoten en hun kinderen en die passend zijn bij de
levensstandaard van het gezin. Het begrip wordt dus subjectief uitgelegd en kan per
gezin verschillen. Denk bijvoorbeeld aan kosten van voedsel, (normale) hobby’s, een
vakantieverblijf, medische behandelingen en kosten van de sportvereniging
2. Het geld dat Daphne en Sem verdienen valt in de gemeenschap, aangezien ze voor
2018 zijn gehuwd. Dit blijkt uit art 1:94 lid 2 BW (oud). De kosten der huishouding
worden uit het gemene inkomen (€80.000) betaald op grond van art 1:84 lid 1 BW.
Het gemene inkomen komt dus eerst. De kosten van de huishouding bedragen
€15.000 per jaar. In beginsel is de draagplicht de helft (vgl. art 1:100 lid 1 BW), dus
Daphne is draagplichtig voor €7.500. Art 1:100 BW gebruiken we om te kijken hoe de
gerechtigheid is gedurende het huwelijk. Dit is zo omdat er geen apart artikel is
hiervoor. Deze moet dus analoog toegepast worden
3. Het huis valt in beginsel in de gemeenschap op grond van art 1:94 lid 2 BW (oud).
Het huis is ten titel van schenking en onder uitsluitingsclausule in het privévermogen
van Daphne terecht gekomen op grond van art 1:94 lid 2 sub a BW (oud). Uit art 1:90
lid 1 BW volgt dat Daphne privatief bestuursbevoegd is ten aanzien van haar
privégoederen. Daphne is dus privatief bestuursbevoegd ten aanzien van de
hoekwoning, want het huis valt buiten de gemeenschap volgens art 1:94 lid 2 sub a
BW (oud). Indien er geen uitsluitingsclausule zou zijn geweest, zou de woning in de
gemeenschap vallen. Dan blijft Daphne echter ook privatief bestuursbevoegd op
grond van art 1:90 lid 1 jo art 1:97 lid 1 BW
4. Sem heeft een home cinema set ter waarde van €5.000 besteld. Sem is
aansprakelijk volgens de regels van het verbintenissenrecht, omdat hij contractspartij
is en Daphne niet. Daphne is in beginsel niet aansprakelijk omdat ze geen
contractpartij is. Er moet echter ook gekeken worden naar art 1:85 BW. Op grond
van dit artikel kan Daphne ook aansprakelijk worden gesteld. Volgens dit artikel kan
de ene echtgenoot naast de andere echtgenoot voor het geheel aansprakelijk zijn
voor de door deze ten behoeve van de gewone gang van de huishouding aangegane
verbintenissen. Er moet dan nagegaan worden of de home cinema set een
gebruikelijke uitgave is. Je kan hier voor of tegen betogen op grond van hoe
vermogend de echtgenoten zijn
5. Eerst moet er gekeken worden in welk vermogen de hoekwoning zit. Bij deze casus
is in vraag 3 al vastgesteld dat de hoekwoning een privégoed is van Daphne op
grond van art 1:94 lid 2 sub a BW (oud). Vervolgens moet er gekeken worden wie de
privéschuld heeft betaald. De schuld is betaald vanuit de gemeenschap. Het inkomen
van Sem valt namelijk ook in de gemeenschap volgens art 1:94 lid 2 BW (oud). De
schuld blijft een privéschuld van Daphne volgens art 1:94 lid 5 sub a BW (oud),
omdat het een privéwoning van haar is. De schuld ziet namelijk op het privégoed. Als
je met gemeenschappelijk geld een privéschuld aflost, krijg je met de gemeenschap
een vergoedingsrecht (art 1:96 lid 5 BW). Voor de berekenmethode wordt door art
1:96 lid 5 BW verwezen naar art 1:87 lid 2 en lid 3 BW. Er moet gekeken worden
2
Huwelijksvermogensrecht
Werkgroep 1 2
Opgaven 2
Werkgroep 2 6
Opgaven 6
Aantekeningen 8
Werkgroep 3 9
Opgaven 9
Aantekeningen 11
1
, Werkgroep 1
Opgaven
Opgave 1:
1. Uit de rechtspraak blijkt dat dit alle kosten zijn die dienstbaar zijn aan het lichamelijk
en geestelijk welzijn van de echtgenoten en hun kinderen en die passend zijn bij de
levensstandaard van het gezin. Het begrip wordt dus subjectief uitgelegd en kan per
gezin verschillen. Denk bijvoorbeeld aan kosten van voedsel, (normale) hobby’s, een
vakantieverblijf, medische behandelingen en kosten van de sportvereniging
2. Het geld dat Daphne en Sem verdienen valt in de gemeenschap, aangezien ze voor
2018 zijn gehuwd. Dit blijkt uit art 1:94 lid 2 BW (oud). De kosten der huishouding
worden uit het gemene inkomen (€80.000) betaald op grond van art 1:84 lid 1 BW.
Het gemene inkomen komt dus eerst. De kosten van de huishouding bedragen
€15.000 per jaar. In beginsel is de draagplicht de helft (vgl. art 1:100 lid 1 BW), dus
Daphne is draagplichtig voor €7.500. Art 1:100 BW gebruiken we om te kijken hoe de
gerechtigheid is gedurende het huwelijk. Dit is zo omdat er geen apart artikel is
hiervoor. Deze moet dus analoog toegepast worden
3. Het huis valt in beginsel in de gemeenschap op grond van art 1:94 lid 2 BW (oud).
Het huis is ten titel van schenking en onder uitsluitingsclausule in het privévermogen
van Daphne terecht gekomen op grond van art 1:94 lid 2 sub a BW (oud). Uit art 1:90
lid 1 BW volgt dat Daphne privatief bestuursbevoegd is ten aanzien van haar
privégoederen. Daphne is dus privatief bestuursbevoegd ten aanzien van de
hoekwoning, want het huis valt buiten de gemeenschap volgens art 1:94 lid 2 sub a
BW (oud). Indien er geen uitsluitingsclausule zou zijn geweest, zou de woning in de
gemeenschap vallen. Dan blijft Daphne echter ook privatief bestuursbevoegd op
grond van art 1:90 lid 1 jo art 1:97 lid 1 BW
4. Sem heeft een home cinema set ter waarde van €5.000 besteld. Sem is
aansprakelijk volgens de regels van het verbintenissenrecht, omdat hij contractspartij
is en Daphne niet. Daphne is in beginsel niet aansprakelijk omdat ze geen
contractpartij is. Er moet echter ook gekeken worden naar art 1:85 BW. Op grond
van dit artikel kan Daphne ook aansprakelijk worden gesteld. Volgens dit artikel kan
de ene echtgenoot naast de andere echtgenoot voor het geheel aansprakelijk zijn
voor de door deze ten behoeve van de gewone gang van de huishouding aangegane
verbintenissen. Er moet dan nagegaan worden of de home cinema set een
gebruikelijke uitgave is. Je kan hier voor of tegen betogen op grond van hoe
vermogend de echtgenoten zijn
5. Eerst moet er gekeken worden in welk vermogen de hoekwoning zit. Bij deze casus
is in vraag 3 al vastgesteld dat de hoekwoning een privégoed is van Daphne op
grond van art 1:94 lid 2 sub a BW (oud). Vervolgens moet er gekeken worden wie de
privéschuld heeft betaald. De schuld is betaald vanuit de gemeenschap. Het inkomen
van Sem valt namelijk ook in de gemeenschap volgens art 1:94 lid 2 BW (oud). De
schuld blijft een privéschuld van Daphne volgens art 1:94 lid 5 sub a BW (oud),
omdat het een privéwoning van haar is. De schuld ziet namelijk op het privégoed. Als
je met gemeenschappelijk geld een privéschuld aflost, krijg je met de gemeenschap
een vergoedingsrecht (art 1:96 lid 5 BW). Voor de berekenmethode wordt door art
1:96 lid 5 BW verwezen naar art 1:87 lid 2 en lid 3 BW. Er moet gekeken worden
2